Nee, Tucker Zimmerman had nooit verwacht dat zijn leven op 83-jarige leeftijd nog zo’n wending zou nemen. Dat zijn rustige, teruggetrokken leven nog zo in de war geschopt zou worden. Misschien had hij het nooit kúnnen verwachten, zo groot is het contrast met de afgelopen vijftig jaar van zijn leven. ‘Ik schreef muziek, maar het wekte vrijwel geen interesse’, vertelt hij in zijn door boeken overspoelde huis in de bossen, in het Franstalige deel van België. ‘Mensen deden me constant beloftes die vals bleken te zijn. Er werd me een tour door Amerika en Canada beloofd, maar uiteindelijk bleek het allemaal een soort grap. Ik kreeg optredens die ineens niet doorgingen. Ik had besloten het allemaal op te geven. Ik wilde niets meer met dit soort dingen te maken hebben.’
En toen klopte Adrianne Lenker aan. De frontvrouw van Big Thief, een van de belangrijkste muzikanten en tekstschrijvers van deze generatie, bleek groot fan, en probeerde al jarenlang in contact te komen met Tucker.
‘Eerlijk gezegd had ik geen idee wie Adrianne was’, vertelt Tucker aan de keukentafel, wanneer hij zijn levensverhaal uit de doeken doet zoals een 83-jarige dat kan doen. In geuren en kleuren, via duizend terzijdes en anekdotes, om even later te lachen: ‘Waarom vertel ik dit ook alweer?’ Tucker ontsnapte aan Amerika in de jaren 1960, nadat hij was opgeroepen om te vechten in de Vietnamoorlog. Via Italië en Engeland belandde hij in 1970 in België. Sindsdien heeft hij er altijd gewoond. ‘Vijf jaar geleden kreeg ik voor het eerst een belletje van Adrianne. Ze vroeg of ik wat gezamenlijke dingen wilde doen. Ik wees haar aanbod toen af. Ik wist niet beter. Maar ze bleef het proberen. Pas toen mijn zoon zei: “Pap, ik denk dat je deze kans moet grijpen”, deed ik dat. Het is een van de beste keuzes uit mijn leven gebleken.’
Nu is er een gezamenlijk album, Dance Of Love, en zijn er ineens tientallen journalisten die Tucker willen spreken. Er zijn zelfs journalisten die zo gek zijn om in de auto te stappen voor een rit van bijna vier uur, vanuit Amsterdam naar Franstalig België. Die dan aankomen in een dorp onder de rook van Luik, dat bestaat uit één straat, een ellenlange oprit oplopen, zich drie keer afvragen of ze wel op de juiste plek zijn, en uiteindelijk een steil aflopend modderpaadje in een bos af lopen. Zachtjes brommen: ‘Waar ben ik in hemelsnaam beland?’ En bovenal: ‘Hier kan een 83-jarige man toch nooit leven?’
Wel dus.
Wonder boven wonder eindigen ze bij een bijna vervallen huis, waarvan de deur openstaat, en waar een niet meer zo mobiele, grijze man ze grijnzend welkom heet. Overal om zich heen zien ze boeken, en in elke hoek van het huis, op elke stoel, liggen brieven, foto’s en spullen die een lang leven verraden. Hij en zijn vrouw Marie-Claire wonen hier al meer dan veertig jaar. Zo ziet het huis er ook uit, en zo ruikt het ook. En als ze na aankomst willen plassen? Dan antwoordt de altijd vriendelijke Tucker: ‘Tuurlijk kan dat. Als je de tuin in loopt, een metertje of twintig, kan je daar ergens plassen. Doe ik ook altijd.’ ….Euh, waar?... ‘Ja, daar is prima!’