Je kunt als band op talloze manieren uit elkaar gaan. Je kunt simpelweg niets meer van je laten horen en als niemand het meer verwacht laten weten dat je inderdaad niet meer bestaat. Je kunt met een emotionele persconferentie aankondigen dat je zanger solo gaat, dat er creatieve meningsverschillen zijn, dat de koek op is. Maar weinig bands gaan zo dramatisch uit elkaar als The Jesus And Mary Chain op 12 september 1998. Je hoeft het altijd behulpzame naslagwerk Setlist.fm er maar op na te slaan om een indruk te krijgen: acht liedjes speelde de band die avond, met een valse start voor ‘Moe Tucker’, twee liedjes die een totaal andere tekst kregen en maar liefst vier songs die het einde niet haalden. Een dramatische avond, die eindigde met knallende ruzie op het podium, oog in oog met een zaal vol publiek.
Na 25 jaar vond zanger Jim Reid het tijd om die dramatische avond te vangen in het liedje ‘JAMCOD’, oftewel Jesus And Mary Chain overdose. Hij bezingt erin hoe hij totaal van de wereld op de vloer van zijn hotel belandt, maar half bewust van het drama dat zich die avond heeft afgespeeld.
The monkey's organ grinder, isn't grinding anymore
And I can't shake the feeling that I've seen this dream before
Fucking up and then falling down but it punts me to the door
And I can't see the ceiling 'cause I'm faced down on the floor
‘Dat is echt gebeurd’, vertelt Jim Reid over die anekdote. ‘Ik was met een heleboel vage aanhang in mijn kamer beland, God mag weten hoe. Ik herinner me dat ik over moest geven en dat ik met mijn gezicht naar de grond op het tapijt lag. De avond kwam in flitsen tot me. Ik dacht: wie zijn al die mensen, die net doen alsof het allemaal heel rock ’n roll en te gek is?! De ruzie die avond ging eigenlijk vooral tussen mijn broer William en Ben Lurie. Ben zei: "Ik speel nog mee in Los Angeles en daarna ben ik weg." Het was zo’n gespannen situatie dat ik mezelf compleet verloor in drank en drugs. Ik had geen idee waar ik was. Op een gegeven moment haalde ik uit naar William en begon ik tegen hem te schreeuwen, en toen zag ik de verbijsterde blikken van de band. Ik besefte: er is iets raars, er klopt iets niet. Ik draaide me om en zag dat een zaal vol mensen naar me stond te kijken. Toen pas viel het kwartje: dat is het publiek, dit is een gig. Op dat moment stuurde de promotor beveiliging het podium op om mij van het podium te trekken. De band heeft nog geprobeerd het optreden af te maken zonder mij, maar dat lukte ook niet. Dat was het, dat was het einde.’