‘Het publiek zo uitkiezen dat de mensen zich in de club veilig voelen, zorgen dat er een goede sfeer is, dat is de job van de doorhost. Elke avond, bij elk feest, host je daarom ook anders. Je let op hoe druk het is, wat voor muziek er wordt gedraaid en wat voor mensen erop afkomen. En elke club doet het natuurlijk anders, sommige clubs zijn strenger dan anderen. Maar eigenlijk zijn de basisregels overal hetzelfde: niet te erg onder invloed zijn, er is een minimumleeftijd en wees respectvol. Ik wil ook altijd graag horen hoe de sfeer is binnen, hoe ik het gedaan heb die avond.
‘De eerste keer dat ik het deed was ik heel sceptisch, ik wist niet of ik het wilde en of ik het echt leuk zou vinden. Maar uiteindelijk bleek het toch heel goed bij me te passen. Ik heb heel veel leuke mensen leren kennen. Maar ook veel… niet zulke leuke mensen. En ik denk dat je dit werk alleen kan doen als je veel mensenkennis hebt. Doorhost zijn is niet alleen maar met de mensen voor je praten. Je moet op álles letten. Bij de kleinere clubs heb je minder bewakers, dus dan let je er bijvoorbeeld ook op hoe mensen zich gedragen in en buiten de rij. Maar je let ook op wie er over een hek klimt en of mensen stempels hebben. Dus je bent constant heel alert op alles wat er om je heen gebeurt.’
‘Ik heb best vaak gehad, vooral in de tijd dat De School nog open was, dat er iemand in de club of bij een café ofzo naar me toe kwam en zei: “Ja, je hebt me een keer geweigerd.” En dat ik echt zo was van: “Ja schat, dan zou het wel met een reden zijn geweest?” En dat vaak hun reactie ook was: “Ja, je had het wel echt gelijk, ik lag er echt van af.” Fijn dat mensen het dan snappen wat het doel van je werk is. Maar je hebt natuurlijk ook salty mensen, die denken dat het persoonlijk is. Het is níét persoonlijk, ik ben gewoon mijn werk aan het doen. Het kan mensen oprecht best wel diep raken om geweigerd te worden. Het is hun ego, er zijn mensen die nog nooit in hun leven echt een “nee” hebben gehoord.’
‘Ik heb niet echt moeite om dingen van me af te schudden. Ik vind het niet zo heel erg als iemand me een kutwijf, kankerhoer of whatever noemt. Ik ken jou niet en dit geeft me alleen maar meer bewijs dat ik je niet binnen wil hebben. Mensen hebben mij ook wel eens uitgescholden voor racist. Daar zit ik meer mee dan. Dat wil ik niet zijn, ik ben dat ook niet, maar je gaat wel dubbel nadenken over de keuzes die je maakt. Maar goed, ik denk dat ik onderhand zo getraind ben dat ik mensen op hun gedrag filter en niet op hoe mensen eruit zien.’