Harm: ‘Ik weet het nog precies. Er was een verjaardag van een gezamenlijke vriendin in Café België in Utrecht. Hij deed filmschool, ik studeerde filmwetenschappen. Ik had zelf net een filmcamera gekocht en begon tegen hem te nerden: “Hoe kan het nou dat Zwartboek er zoveel sicker uitziet dan al die andere Nederlandse films?” Waarop hij reageerde: “Hoe bedoel je? Zwartboek is de kutste film die ik ooit gezien heb.” Hij brandde die film helemaal af. Een week later vroeg een vriend me om een videoclip te maken. Toen dacht ik: ik moet Merijn hebben! Hij kwam bij me langs, we hebben een halfuur over dat concept gepraat en toen knalde hij zijn laptopje open met een muziekproject. Daarna hebben we nooit meer over die videoclip gehad. Ik had nog niet zoveel muziek gemaakt, maar was wel al sinds mijn veertiende veel betaald aan het dj’en. Ik hield van alternatieve, rauwere shit, was groot fan van Moodymann, maar draaide ook gewoon op bruiloften. Daar kun je dus geen house van Moodymann laten horen. Ik kreeg zóveel stress in mijn lichaam van platen draaien die ik zelf niet vet vond. “Waka Waka” van Shakira, best een goede track, maar na een tijdje werd ik er kotsmisselijk van. Toch draaide ik hem, wanneer ik dacht dat het publiek het nodig had. Nou, soms blijkt het publiek er dan hetzelfde over te denken als jij en dan gaat iedereen zo van: “What the fuck, waarom draait hij die plaat?” Kutste gevoel ter wereld.’
Merijn: ‘Als we live spelen en ik maak een foutje? Ben ik meteen weer vergeten. Maar maak ik een foute keuze met dj’en? Dan kan dat gevoel me maandenlang achtervolgen, ik ga erover dromen. Alsof je iets ongemakkelijks hebt gezegd bij de eerste ontmoeting van je schoonouders! Hoe dan ook. Ik hield toen van Franse beukelectro en dubstep, jij vond dat verschrikkelijk. Het was een wonder dat we samen muziek gingen maken.’
Harm: ‘Maar mijn smaak kon een push gebruiken uit dat esoterische, richting de lompe kant. In die tijd leerde ik Teen Dream van Beach House kennen, en ik dacht: dat vindt-ie helemaal kut, te emotioneel. Maar toen jij dat nice vond, dacht ik: oké, dit kan nog weleens wat worden.’