Totaal onverwacht groeide Tamino uit tot het goudhaantje van de Belgische indie. Niet dat het talent er niet afdroop bij de jongeling uit Antwerpen, maar dat hij internationaal harten zou stelen en zelfs een Radiohead-lid aan zijn band mochten toevoegen, dat was buiten elke verwachting. Nu is hij terug met zijn langverwachte tweede album.

Het ziet zwart voor de deur van het Zonnehuis in Amsterdam. Niet van de fans, die komen later pas, maar iedereen rond de Belgische zanger Tamino lijkt wel in uniform: zwart shirt, zwarte broek. Zelf steekt hij met kop en schouders boven iedereen uit, en dat is niet eens de enige reden dat hij de afgelopen jaren uitgroeide tot een blikvanger op het podium. Crewleden halen de spullen uit het bandbusje, de dames van de platenmaatschappij begroeten hun artiest als bij een lang uitgesteld weerzien. En dat is het natuurlijk ook, want ook van Tamino gaat het hele circus na twee jaar stilte nu weer draaien. Binnenkort verschijnt zijn tweede album Sahar, en Tamino maakt nu een tussenstop in Amsterdam onderweg naar Into The Great Wide Open. 

Amsterdam, de stad waar Tamino als piepklein kind een tijdje woonde met zijn moeder, en waar hij later op zijn 17e naartoe trok om te gaan studeren. Het is dús ook de stad waar een groot deel van zijn bejubelde debuutalbum tot stand kwam. Kortom: hij komt er graag. Vanavond speelt Tamino in zijn eentje, als opwarmer voor de nieuwe tour. Grote shows speelt hij met band. Hij deed er dit jaar twee: een op Pukkelpop en een in… Istanbul. Dat is opmerkelijk, want zoveel westerse bands doen de Turkse stad helemaal niet aan. ‘Sterker nog’, zegt Tamino, ‘Zelfs Colin was er nog nooit geweest.’

Colin, dat is Colin Greenwood, die je kent als bassist van Radiohead. Hij was zo iemand die als een blok viel voor het sierlijke indiegeluid van de jonge Belg. Zo zeer zelfs dat hij zijn diensten aanbood en toetrad tot de band. Dat leek in eerste instantie een mooie eenmalige gebeurtenis, maar uiteindelijk miste hij in 2019 geen Tamino-optreden, en ook op de nieuwe plaat is Colin Greenwood volop te horen. ‘Ja, op zeven van de tien nummers, feitelijk alle nummers waar je een basgitaar hoort.’ Of dat bijzonder is? Ja, en nee. Hij haalt zijn schouders op en zegt: ‘Iedere muzikant waarmee je samenwerkt wil je op een bepaalde manier ook bewonderen. Bij Colin is dat misschien anders, omdat mijn bewondering voor hem er al heel jong was. Zijn werk heeft echt iets betekend in mijn leven. Maar het is niet mogelijk iets moois te maken als je daar de hele tijd mee bezig bent. Als ik me niet op mijn plek voel om te zeggen als ik iets niet goed vind, kunnen we niet tot iets goeds komen. Het is uiteindelijk mijn project. Maar het mooie van Colin vind ik dat hij echt alles geeft. Zijn toewijding is ongelofelijk.’ 

Goed, Istanbul dus. Daar speelde Tamino voor maar liefst 7.500 mensen, een double bill met Cigarettes After Sex. Dat is echt een serieus aantal mensen, en op een YouTube video is duidelijk te horen dat ze zijn teksten woordelijk meezingen. Het kan haast geen toeval zijn dat de Turken zowel voor hem vallen als voor Oscar & The Wolf. ‘Die is daar echt een superster, inderdaad. Balthazar speelt er ook heel groot. Het lijkt wel alsof ze zich bewust zijn van de Belgische muziekscene. Ik geloof niet dat het te maken heeft met de Turkse gemeenschap in België. Wij hebben ook heel veel luisteraars in Egypte, Marokko en Tunesië. Ik was een tijdje geleden op vakantie in Marokko. Ik ben nog nooit zo vaak gestopt voor selfies als daar. Terwijl: ik woon in Antwerpen in een Marokkaanse wijk, daar heeft volgens mij niemand een idee wie ik ben.’

Hunk in de sixties

Toch is het natuurlijk ook weer niet zo heel raar dat mensen in die regio’s aanslaan op Tamino’s muziek. Zijn moeder trok halverwege de jaren negentig als student antropologie naar Guinea en ontmoette daar een Egyptische man die in 1996 de vader werd van Tamino. Het stel vestigde zich in België, en drie jaar later werd ook nog een klein broertje Rami geboren. Maar de relatie hield geen stand en Tamino’s vader keerde terug naar Egypte. Een jaar of tien was hij totaal uit beeld, en Tamino werd opgevoed door zijn moeder en Belgische grootouders. Arabisch spreekt Tamino dan ook niet, maar die Egyptische roots, die zijn natuurlijk een gegeven. Ze zijn ook muzikaal van aard. Tamino’s grootvader is de bekende Egyptische zanger Moharam Foaud, een icoon uit de jaren zestig en zeventig. ‘Ja, echt iedereen kent hem. De ene keer dat ik in Caïro speelde kwamen er veel jonge mensen op me af. Ze zeiden: mijn moeder is zo’n grote fan van jouw grootvader!’

‘Je zou het ‘de golden age van de Arab song’ kunnen noemen’, duidt Tamino het werk van zijn opa. ‘Het begon bij de beroemde zangeres Umm Kulthum, die traditionele Arabische muziek combineerde met westerse strijkers, bijna klassieke muziek. Haar songs konden rustig een uur duren, en mijn grootvader maakte een gepopulariseerde versie, met nummers van vier tot zes minuten. Die werden bekend door films. Zoals Elvis in zijn eigen films speelde, en zoals dat in India heel gewoon is, zo brak mijn opa ook door. Toen hij 19 was brak hij door met de film Hassan And Naima, een soort Egyptische Romeo & Juliet. Hij was de love interest en zong de liedjes. Een knappe man, jazeker, hij was eind jaren vijftig een van de eersten die het moest hebben van zijn looks.’

‘Het is grappig’, zegt Tamino. ‘Alles wat ik over hem vertel is van horen zeggen, of van verhalen van mijn vader, die hem ook maar weinig zag omdat hij altijd aan het werk was. Zelf was ik vijf jaar oud toen hij stierf. Ik praat over hem zoals ik zou praten over Leonard Cohen, waar ik ook veel over weet. Ik vind dat wel intrigerend. In mijn tienerjaren raakte ik overmeesterd door muziek, en de muziek van mijn grootvader is daar onderdeel van.’

Over-romantische profeet

De muziek van Tamino heeft dan ook eigenlijk niets te maken met die van zijn voorvader. Niet zoals die zoon van Bono, wiens band eigenlijk gewoon klinkt als de jonge U2. Bij Tamino ligt het veel subtieler. Ja, op zijn doorbraak single ‘Habibi’ hoorde je het wel, een zweem Arabische muziek door een verder westers liedje. Maar het gebeurt allemaal onbewust, verklaart Tamino. ‘Ik ben niet in staat om te bedenken: dit soort liedje wil ik gaan maken, een concept. Het komt zoals het komt. Op één nieuw liedje na: op ‘A Drop Of Blood’ speel ik de oud, een traditioneel Arabisch instrument. Ik heb dat de afgelopen twee jaar veel beter leren spelen, ik wilde daar echt comfortabel mee worden. Het is een ingewikkeld instrument, vind ik, maar het is een instrument dat me na aan het hart ligt.’

In zijn teksten zitten soms verwijzingen die zo diep liggen dat je ze er zonder toelichting niet uit zou halen. Zo is single ‘The First Disciple’ een knipoog naar de Libanees/Amerikaanse dichter Khalil Gibran, die begin vorige eeuw een boekje schreef dat tiener Tamino helemaal geweldig vond: The Prophet. Het gaat over een fictieve profeet die zich terugtrekt op een eiland. Daar woont en studeert hij een paar jaar, en als hij vertrekt vragen de mensen hem om iets van zijn wijsheid te delen. ‘En dat doet hij. Hij schrijft over allerlei onderwerpen, over liefde en dood, het huwelijk, kinderen. Ik kan me best voorstellen dat mensen het een beetje fout vinden. Ik weet ook dat indertijd, toen het rond 1910 uitkwam, de New Yorke literaire elite er enorm op neerkeek. Maar dat boekje kreeg een immense following. Mensen vonden er een enorme waarde en betekenis in.’

Gibran schreef het boekje in het Engels, maar volgens Tamino met een onverwoestbare Arabische flair er overheen. ‘Mensen beseffen dat niet, het voelt voor westerse lezers als over-romantisch. Maar dat is hoe mensen in de Arabische wereld met elkaar praten. Wij zeggen: goedemorgen. Zij zeggen: ochtend van het licht. Ik heb altijd een natuurlijke liefde gehad voor die stijl. De titel van mijn nieuwe plaat is een Arabische meisjesnaam: Sahar. Mijn eerste album heette Amir, mijn eigen tweede naam. Nee, een Sahar ken ik niet, maar ik vond het een mooie naam. Het betekent: ochtendgloren. Of eigenlijk nog specifieker: het moment net vóór het ochtendgloren.’

Als puber viel Tamino als een blok voor die over-romantisch geformuleerde levenswijsheden van Khalil Gibran, zoals je als tiener nu eenmaal idolen hebt. ‘Dat hoort bij die leeftijd, toch? Hij was iemand om naar op te kijken, en ik vereenzelvigde hem ook met zijn werk. Later leer je natuurlijk dat je kunstenaars van hun werk moet scheiden. De echte Khalil Gibran was een conflicterend figuur, een man met een alcoholprobleem die de mensen die het dichtst bij hem stonden slecht behandelde. Hij had ook nog eens een Jezus-complex. Echt een troubled gast, heel anders dan zijn profeet.’

Precies daarover gaat zijn liedje, ‘The First Disciple’. Hij omschrijft erin hoe het vergaren van roem soms dient om gevoelens van schaamte te verhullen. Maar dat is een kansloze missie, zegt het liedje. Het gaat over het gevaar je hand te overspelen, over destructie die op de loer ligt. ‘Het gaat voor mij vooral over volwassener worden. Het besef neemt toe dat niemand perfect is, ook je idolen niet. Ik vind dat ook wel een bepaalde geruststelling. En een verlangen naar roem is al bijna een soort diagnose. Als je echt roem verlangt, heb je duidelijk van iets anders niet genoeg. Als je eigenwaarde afhangt van de mening van duizenden anderen, heb je een gebrek aan zelfacceptatie.’

Zo navigeert Tamino voortdurend langs kunstenaars en hun werk. Vraag je hem verder over die zelfacceptatie, dan citeert hij de Oostenrijkse psychiater en kamp-overlever Viktor Frankl. Zijn melancholische inborst onderstreept hij met een verwijzing naar een Sun Kil Moon song: ‘I Watched The Film The Song Remains The Same’. ‘Iemand vroeg me laatst: is het niet vermoeiend, een songwriter zijn? Al die vraagstukken de hele tijd, jezelf dwingen naar het binnenste van het binnenste te gaan? Ja maar, dat ís de reden dat ik songwriter ben. Zo ben ik nu eenmaal, het moet ergens naar toe. Ik was van jongs af aan al zo, en op mijn veertiende begreep ik: ah, dat kan ik ermee doen, een song schrijven. Tot die tijd trok ik me vooral terug in mijn eigen wereld en mijn eigen kamer. Ik had een enorme fantasie. Mijn moeder gaf me daar ook alle ruimte voor. Ik schilderde trouwens ook, maar daar was ik echt verschrikkelijk in.’

In de videoclip van ‘The First Disciple’ laat Tamino zich in een club omringen door feestende mensen. Het lijkt het volmaakte tegenovergestelde van de zingeving van Khalil Gibran en de confrontatie met het lijden van Victor Frankl: je storten in het gewoel van de mensheid. Is dat aanlokkelijk voor Tamino? Het grote vergeten? Het stilzetten van de tijd door de nacht in te duiken? ‘Clubben is een soort mindfullness’, vindt Tamino. ‘Je kunt belangrijke momenten verspelen door te veel na te denken over je toekomst of verleden in plaats van in het ‘nu’ te zijn. Dus ja, het is zalig om zo’n avond te hebben. Maar het kan ook afleiding zijn van zingeving. Let wel: plezier is niet hetzelfde als geluk. Veel mensen gaan naar mate ze ouder worden door het besef: er is eigenlijk geen grotere zingeving in het leven. Dat kan resulteren in kapotmakend nihilisme, maar uiteindelijk moet je blijven zoeken. Je mag beseffen dat het leven geen zin heeft, maar je zult alsnog zingeving moeten vinden.’