Kunnen Nederlanders niet eens kappen met door shows heen lullen? Aysha de Groot is zangeres (bij Eefje de Visser, Someone en haar eigen project Meis) en muziekliefhebber, en ergert zich enkele weken nadat het livecircuit weer geopend is alweer kapot aan het gebrek aan respect vanuit een gedeelte van het publiek, betoogt ze in deze open brief.

Ik schrijf dit in Londen, halverwege een tour door Engeland met Someone, als support van Hayden Thorpe. Twee shows gehad, drie te gaan, en ik beleef hier een lichte cultuurshock – op een positieve manier. Met mijn doorgaans Nederlandstalige projecten speel ik niet zo vaak in het buitenland, en de shows die we nu in Engeland hebben gedaan waren werkelijk fantastisch. Zelfs voor het voorprogramma – wij dus – zijn de zalen al behoorlijk vol, is het publiek aandachtig aan het luisteren en écht betrokken bij de show. Sterker nog: het is muisstil tijdens de kleine liedjes en tussendoor klinkt er luid applaus. Mensen blijven na afloop niet alleen hangen voor de hoofdartiest, maar komen ook met ons kletsen. Ik denk meteen: wow, ik heb het mooiste beroep op aarde en dit supporttourtje pakt boven verwachting goed uit.

Maar ik denk ook: wat een schril contrast met de Nederlandse shows die we met Someone speelden als support act voor Blaudzun. Dan valt meteen het gelul in de zaal op. The Dutch Disease. Natuurlijk weet je op voorhand al dat het publiek het kaartje niet voor jou heeft gekocht en vaak nog nooit van je heeft gehoord. Dit was in Engeland net zo. Wat is dat het grote verschil? In Engeland vinden mensen het heerlijk om nieuwe muziek te ontdekken en in Nederland vinden mensen het heerlijk om weer samen te kunnen zijn. In Engeland kletsen mensen van te voren wat bij met een biertje in de hand en in Nederland houdt bijkletsen niet meer op. Ook bij de hoofdact niet. Dit is vervelend om als artiest te moeten constateren, en het maakt shows echt niet leuk om te spelen als je zo moet knokken om aandacht. Echt gebeurd: vanaf het podium krijg ik woord voor woord mee hoe iemands sollicitatie is gegaan en dat ‘die ene boy weer niet heeft teruggebeld’. Op zo’n moment begin ik me toch af te vragen waarom mensen dan toch geld neerleggen voor een concertkaartje.

Maar goed: als Nederlandse artiest weet je wat je jezelf op de hals haalt bij het spelen van een supportshow. Voor de gage’s hoef je het met 150 euro per show niet te doen en het is erg hard werken om zieltjes voor je te winnen. Het is wel een hele goede stap om te zetten, omdat je de kans krijgt om grotere zalen te spelen, contact te maken met artiesten die al een paar stappen verder zijn en om met nieuw publiek in contact te komen. Hoewel dat publiek niet altijd op je zit te wachten: dat krijgen we op het conservatorium mee, en ook van mijn vader en opa – beiden muzikant – heb ik geleerd dat ik heel veel ruggen te zien zal krijgen en moet spelen voor de paar mensen vooraan die wél geïnteresseerd zijn.

Ik ergerde me nog het meest aan het gebrek aan interesse toen ik de finale van de Amsterdamse Popprijs bezocht. Hier staan in de finale zes beginnende bands met jonge muzikanten die vaak voor het eerst in een volle zaal spelen. Het publiek bestaat veelal uit vrienden en familie, maar toch ook zeker een handvol mensen uit de industrie, dat graag wil zien wat de nieuwe lichting te bieden heeft. Waar ik dan dus echt niet bij kan, is dat ik 50 procent van het publiek de hele avond lang met de rug naar het podium heb zien staan. Het praten is zó hard dat ik meerdere gesprekken beter kan horen dan wat er op het podium gebeurt, en dat heeft mijn beleving als bezoeker echt totaal verpest. Het is al irritant voor de bezoekers die wel graag meekrijgen wat er gebeurt, maar het is toch vooral zó respectloos voor de acts die, enorm nerveus, keihard aan het werken zijn op het podium om te moeten knokken voor dat beetje aandacht vanuit de zaal.

Mijn naïeve koppie had zo gehoopt dat er, zodra alles weer open kon, een nieuw tijdperk zou aanbreken. Dat mensen weer intens van de beleving van livemuziek zouden kunnen genieten. Het breekt mijn hart om meteen in week 1 te voelen dat dat ijdele hoop was. En ja, dit is Nederlands. In andere landen noemen ze het niet voor niets ‘The Dutch Disease’. De shows die ik in België of Engeland gespeeld heb – waar ook niemand nog enig idee heeft wie ik ben – zijn mensen muisstil tijdens de nummers en extatisch tussendoor. Je bent daar als artiest niet tegen je publiek aan het worstelen, maar je bent samen met je publiek het concert echt aan het beleven. Er is geen strijd, het is gewoon genieten.

Nu we weer opstarten, wordt het écht tijd voor een nieuwe live etiquette. En dan bedoel ik niet dat je altijd stil moet zijn. Nee, knal die moshpit in, zing en dans mee, joel en gil en gooi je telefoonnummer op het podium! Als het maar energie is mét de band en niet tegen. Je kocht er toch een kaartje voor? Het moet niet als ‘knap’ gezien worden als je een publiek aandachtig mee weet te krijgen. Mensen die graag met een biertje de week willen bespreken, kunnen dat met gratis entree in de kroeg doen of met een DVD’tje (thanks Hugo) en een fles wijn op de bank. Maar als je naar een concert gaat, bewonder dan het werk dat een artiest heeft gestoken in het maken van een liveshow. Het is namelijk daar op dat moment dat je bij iets unieks betrokken bent, en dat mag gezien worden als de luxe die het is. Vind je dat stom? Ook helemaal oké, maar dan ben je gewoon geen concertganger. Wat helemaal niet erg is, ieder zo zijn eigen (linkse) hobby. Maar ga dan ook niet meer naar een concert. Ik speel liever voor 10 mensen die aan het genieten zijn dan voor 200 mensen die op zoek zijn naar een lekker achtergrondbandje (thanks Mark).

Aysha de Groot belde vandaag in Frank & Eva op 3FM over het onderwerp (luister dat hier terug) en is donderdag 31 maart te gast in podcast De Machine om over The Dutch Disease te praten.