Zangeres, dat is één van die beroepen waarvan je als klein meisje al droomt. Met een haarborstel in je handen voor de spiegel, hopend dat het ooit een echte microfoon gaat worden. Veel jonge meisjes delen die ambitie, zoveel dat tv-producenten er elk seizoen weer meerdere talentenjachten mee kunnen vullen. Voor jou geen tien, maar wel duizend anderen – en dat voel je wanneer je de muziekindustrie voor het eerst betreedt. Of het nou bij The Voice is, een studiosessie met een gevestigde naam, of bij een platenmaatschappij: je eerste grote kans voelt meteen als je enige grote kans.
Tegelijkertijd voelt het als het moment waar je je hele leven op gewacht hebt. Met een grote roze bril loop je de wereld van je dromen binnen, niet wetende dat het (voor een deel) een slangennest is. Natuurlijk heb je weleens een slecht verhaal gehoord over de muziekindustrie, maar dat ging over Amerika. En dat was 30 jaar geleden ofzo. Dit zijn gewoon hele aardige en coole gasten, geen sigaar rokende dikke oude mannen met chesterfield banken.
Vroeg of laat komt iedereen erachter hoe “cool” sommige van deze gasten daadwerkelijk zijn. Vrijwel ieder van ons heeft een of meerdere verhalen te vertellen. Over de producer die ineens zijn lul tevoorschijn haalde, of de vijftien jaar oudere manager die een relatie met je aanging toen je achttien was. De collega-artiest die zijn hand op je bil legde. De radioproducer die ongepaste opmerkingen maakte. Of de talentenjachtcoach die ineens achter je aanzat. En dan hebben we het nog niet eens over het mentale geweld. De mensen die je willen laten geloven dat je hen nodig hebt om succesvol te worden of te blijven. Die controle nemen over elk aspect van je carrière, waardoor je uiteindelijk amper meer weet wie je bent of waarom je ooit de muziek in bent gegaan.