Wie Lucky Fonz III niet echt kent denkt misschien dat hij precies andersom in elkaar steekt dan hier omschreven wordt. Ongestructureerd, chaotisch, jolig. Maar wie hem beter leert kennen of zijn interviews leest weet dat die eerste indruk helemaal niet klopt. ‘Ik ben vaak vrolijk, maar daar onder ben ik een ernstig persoon. En mensen denken vaak dat ik maar wat lul, maar ik vind mezelf juist iemand die over dingen nadenkt. Waar die discrepantie vandaan komt? Ik weet het niet. Misschien is het een verdediging. Dan kun je ook niet overschat worden. Het is beter om onderschat te worden.’
Gabberknipoog
Met die mentaliteit wandelt Lucky Fonz III al weer vijftien jaar door de Nederlandse muziek. Ogenschijnlijk fladderend, maar stiekem dus met hele specifieke ideeën over zijn muziek. Dat hoor je ook weer op zijn nieuwe album Hemellichamen, dat deze week uitkomt. Hij kan je precies tot in de details uitleggen uit welke hoeken hij inspiratie geplukt heeft. Neem bijvoorbeeld ‘Een Klein Beetje Dood’, een intiem liedje, maar wel met een gabberknipoog. ‘Het eerste wat je hoort is de intense poëzie van mijn tekst, het orgeltje, en dan die early kick. Gemaakt op een old school manier, alles in het rood zetten op de 909. Maar ik heb de kick wel gepitcht, wat een early hardcore producer nooit zou doen. Hij wisselt van noot met de melodie mee. Dat is een hardstyle techniek, Snollebollekes doet het ook. En die snare is dan weer heel erg Kanye West, een grote inspiratie voor mij. Het is trouwens geen suïcidale gedachte, een klein beetje dood. Eerder het tegenovergestelde: het verlangen te leven door even de grens van je lichaam te ontstijgen. Een soort sublimatie om met de dood om te gaan.’
Gekke relatie
We wisten natuurlijk allang dat Lucky Fonz een raver is (want daar doelt ie natuurlijk op). Hij heeft er al veel vaker over verteld. In zijn tienertijd schuimde hij hardcore feestjes af, tot hij ging studeren en een Bob Dylan nerd werd. Maar een jaar of tien terug herontdekte hij het clubben helemaal. Dat kwam interessant genoeg doordat hij ruzie had met zijn lichaam. ‘Ik had een hele gekke relatie met mijn lichaam’, legt hij uit. ‘Op Multimens zing ik op een gegeven moment: “Dingen zijn maar dingen, je komt er overheen. Van alles dat ik kwijt ben is er eigenlijk maar één ding dat ik terug wil - en ik zeg dit met een zucht: van alles op de wereld wil ik het allerliefst mijn lichaam terug.” Ik had last van depressies. Dat zijn psychische ziektes, maar ook fysieke ervaringen. Het voelt letterlijk alsof je lichaam niet meer van jou is. Je kunt letterlijk niet uit je bed komen, je arm niet eens optillen. Vooropgesteld: ik ben dus anti Cartesiaans dualisme: ik denk niet aan brein vs lichaam. Ik zie het brein als onderdeel van het lichaam, de geest als functie van het lichaam in actie.’
Fysieke relatie
Kort gezegd: hij voelde zich slap en moe, niet vooruit te branden, geen eigenaar van zijn eigen lichaam. Hij besloot gezonder te gaan leven, veel te gaan trainen en weer te gaan dansen. ‘Ik wilde een fysieke relatie creëren met muziek. Muziek te maken die je lichaam wakker maakt, bijvoorbeeld met een beat.’ Hij pakt zijn telefoon en zoekt naar een screenshot dat hij eerder van de week iemand stuurde. ‘Ik las dit laatst, in een boek van de filosoof Michel Serres. De mythische zanger Orpheus zegt daarin: “Mocht je willen leren spreken of later als acteur, leraar of redenaar van het spreken je beroep willen maken, mocht je graag gaan zingen, dus je stem uit je lichaam dragen om een ruimte te vullen die reikt tot aan de achterwand, mocht je een trillende kolom als een werveling van vuur uit je keel willen tillen, met intense klanken of verfijnde stembuigingen, besef dan wel dat, voorafgaand aan de betekenis die vervat ligt in de taal, voorafgaand aan de emotie die verbreid wordt door het lied, de stem allereerst uit het lichaam komt, uit haar fundament, uit haar basis, haar verbinding met de aarde, haar houvast, haar dierlijke greep op de grond via de voetzolen, haar koppeling aan lange wortels via de tenen; dat uit een of andere chronische stroom een gloeiende bron opstijgt langs de kolommen van botten en spieren, door benen, dijen, billen, buik- en borstholte tot aan de schoudergordel; dat je stem alleen iets zal zeggen, iets zal betekenen als ze haar diepe inspiratie uit die basis haalt.”’