‘Ja, nee, ik ben niet Engels. Het is een beetje toevallig. Voor hetzelfde geld hield ik van Green Day en had ik een Amerikaans accent aangenomen.’ Maar zo is het dus niet. Queen’s Pleasure, een jonge band uit Amsterdam debuteert deze week met een album dat de gloriejaren van London Calling doet herleven. De jaren waarin de bovenzaal uit elkaar barstte van branie, en waarin gitaarmuziek wild en ruw mocht zijn. En zeg nou zelf, is dat niet precies waar we nu ook op zitten te wachten?

Amsterdams, Amsterdams, dat is natuurlijk ook een breed begrip. Amsterdam, dat is onze onbetaalbare muziekhoofdstad, zo dichtbij en toch een beetje onbereikbaar voor een muzikant als Jurre Otto. De frontman van de band groeide op in Purmerend. Dat was niet groot genoeg, want daar gebeurde ‘het’ natuurlijk allemaal niet. Maar toch is de appel nog niet ver van de boom gerold. Zijn ouders wonen inmiddels in Beemster, tussen de molens en weilanden. ‘Ze woonden eerst in een rijtjeshuis, maar sinds twee jaar op een plek met meer ruimte. Er staat een schuurtje op het erf, en dat heb ik samen met mijn pa omgetoverd tot een huisje, met een eigen keukentje een paar slaapbanken voor als we laat thuis zijn van een optreden. Mijn woonkamer is ook oefenruimte. En ik kan altijd thuis mee-eten. Voor mij is het best of both worlds.’

Het klinkt alsof Jurre Otto er niet al te erg onder gebukt gaat, maar het is natuurlijk ook wel typisch voor de tijd waarin we leven. Een tijd waarin de krappe woningmarkt muzikanten weghoudt van de plek waar ze eigenlijk een leven zouden willen opbouwen, de stad. En toen kwam de coronacrisis en verdampte het kleine beetje inkomsten ook nog eens. Queen’s Pleasure was zo’n band die begin 2020 klaar stond om Nederland te veroveren. Ze speelden op Noorderslag en hadden al een rumoerige Popronde achter de rug. Daar zagen we ze onder meer super gretig aan de start verschijnen in Nijmegen. ‘Haha, daar speelden we veel en veel te hard’, grinnikt Jurre. ‘Althans, dat zei Dennis van Leeuwen na afloop. Hij is als een tweede vader voor ons. Als hij iets zegt denken we eerst: hoezo, echt niet! En dan blijkt hij uiteindelijk toch gelijk te hebben.’

Dennis van Leeuwen, de ex-gitarist van Kane, loopt tegenwoordig in de Amsterdamse scene rond als artiestenmanager. Hij bracht ons bijvoorbeeld Indian Askin en Nana Adjoa, en werd nu door Excelsior Recordings gekoppeld aan Queen’s Pleasure. ‘Hij had inderdaad gelijk. We stonden die avond in het standje ‘morgen is er niet meer’. We hebben Nijmegen onveilig gemaakt. En op zo’n avond hebben we de neiging veel te hard te gaan. Het was niet in balans. De zang was zo zacht dat je hem niet meer kon horen, terwijl het volume op zijn hardst stond.’ Noem het jeugdig enthousiasme. En deels is het ook een keuze. Want luister naar het debuutalbum van Queen’s Pleasure en je hoort meteen dat hard spelen hun ding is. De drums klinken hard, de gitaarsolo’s vlammen. ‘Absoluut, hard spelen vinden we gewoon lekker.’

Queen’s Pleasure speelt lekker vrijuit, zonder al te veel pretenties en op gevoel. Ze brengen het gevoel terug van de Britpop-revival van 2005, toen Paradiso elk halfjaar in vuur en vlam stond met karrenvrachten branievolle bands. Ja, daar zaten slimme en doordachte bands als Franz Ferdinand en Editors tussen, maar ook volop acts die het moesten hebben van hun energie. Grote jongens als Kaiser Chiefs, en bands waar je later nooit meer wat van hoorde, zoals Milburn en Little Man Tate. De bandleden van Queen’s Pleasure zijn te jong om dat zelf meegemaakt te hebben. Jurre Otto is met zijn 22 jaar zelfs een van de oudsten, de drummer en de gitarist van pas 19. ‘We begonnen samen te spelen toen onze drummer 14 was. Tijdens onze eerste repetitie speelden we een cover van Triggerfinger. Dat ging echt helemaal niet goed. We hadden het ook helemaal niet voorbereid, maar we dachten: dat doen we gewoon even.’

Inmiddels doorliepen ze de vooropleiding van het Conservatorium in Amsterdam, en drie leden zitten nu op de echte opleiding. Om beter te worden en zich breder te oriënteren, is het idee. Maar één ding willen ze niet afleren: ‘Afgaan op het eerste idee, het gevoel vasthouden waaruit het begon.’ Zo schrijft Jurre ook zijn teksten, en wel op zo’n manier dat hij zelf bij het eindresultaat ook niet meer precies weet waar het nou over gaat. ‘Soms schrijf ik in een keer een hele lap tekst tijdens een treinrit’, vertelt hij. Er zit van een gevoel van vervreemding in, frustratie ook. ‘Het besef dat we opgroeien in een wereld waarin je niet ouder gaat worden dan fucking veertig, als we het roer niet omgooien. Een wereld waarin mensen fokt op dingen doen, en waarin de enige aardige vreemde in Amsterdam de straatverkoper met de NRC onder zijn oksel is. Daarom check ik ook vaak bij mezelf: ben ik nog aardig en authentiek? Ben ik een goed mens?’ Wat is dat, een goed mens? Jurre Otto weet het eerlijk gezegd niet. ‘Misschien ben ik te jong om die vraag te beantwoorden? Maar ik wil het in elk geval proberen te zijn.’