Hij was een dub-visionair, de mentor van Bob Marley en de wizard met het mengpaneel. En: een onvervalste excentriekeling, die verkleed als sjamaan de meest bizarre interviews en optredens gaf. Het Jamaicaanse icoon Lee 'Scratch' Perry is overleden. Er kleven heel veel ongelooflijke Nederlandse verhalen aan de beste man. We duiken in zijn bizarre geschiedenis in Amsterdam, waar hij een plaat opnam nadat hij zijn eigen studio verwoest had, en in de meest weirde Nederlandse interviews die hij heeft gegeven. 'Vroeg ik hem: “Ben jij eigenlijk een sjamaan?” Dan zei hij: “Ik ben geboren als sjamaan, maar nu ben ik een vis.”'

Toegegeven, zijn productietechnieken waren soms prettig gestoord. Occult, zelfs! Hij bezwoer zijn tapes met rituele spreuken, besmeurde ze met bloed, pis en whiskey, blies ze vol met wietrook. Alles voor het gewenste geluidseffect. De Jamaicaanse Lee ‘Scratch’ Perry was een grenzeloze producer die klanken gebruikte waar niemand mee kwam. Loeiende koeien, krijsende baby’s, de palmboom als kickdrum. ‘People Funny Boy’ lijkt de eerste plaat die gebruik maakt van een sample, zijn dub-remixes zijn legendarisch, en zoals hij zijn tracks omlijstte met dikke lagen reverb en delay, dat deed niemand. In de jaren ’65 opende hij zijn eigen studio, en in het decennium daarna stonden de Jamaicanen in de rij om met hem samen te werken. Niet in de laatste plaats zijn protegé Bob Marley, wiens Wailers werden aangevuld met leden uit Perry’s band, de Upsetters.

En dat alles vanuit zijn iconische Black Ark Studio. Niet meer dan een krakkemikkig hutje in zijn achtertuin met een bescheiden set-up: een TEAC-bandrecorder, een overwerkt mengpaneel, een Roland Space Echo, een Mutron-phaser, reverb, delay. Zo herinnert muziekjournalist Pieter Franssen het zich. In 1978 scoorden reggae en dub goed in de internationale hitlijsten, en Franssen werd door muziekblad Oor naar Jamaica gestuurd om daar de boel in kaart te brengen. Zo belandde hij in de achtertuin van Lee Perry. Ook aanwezig die dag: Johnny Rotten, die net uit de Sex Pistols was gestapt. (Naderhand bleek-ie in Jamaica te zijn om dealtjes te sluiten voor Virgin, dat met sublabel Frontline wilde inspelen op de vraag naar reggae en dub.) Op het muurtje zaten allerlei Jamaicaanse muzikanten die continu dingen door het interview heen riepen, zoals de Congos, met wie hij een nu klassieke plaat opnam.

Klinkt hectisch, maar welnee, volgens Franssen was het juist heel ontspannen. Van tevoren had-ie nog snel wat wiet gescoord in Kingston – ‘van een betrouwbare bron, zal ik maar zeggen’ – en meegesmokkeld in de plastic zool van zijn Fiorucci-schoenen. Onwijs sterk spul, vond ook Perry. Franssen: ‘Naderhand was-ie zo goedgemutst dat hij me met de auto heeft teruggebracht naar Kingston, wat rum scoorde en nog naar een hoer ging. In mijn herinnering reed-ie als een idioot aan de verkeerde kant van de snelweg naar het hotel. Maar het kan zijn dat ikzelf zo stoned was dat ik het ook niet meer helemaal doorhad.’

Een platendeal in Amsterdam

Volgens Franssen maakte Lee Perry voor zijn doen een normale indruk. ‘Nou ja, normaal, wat is normaal…’ Goed, hij stond in de internationale pers allang bekend als een wat vreemde fluiter. Iemand die als een messias op de aarde was neergedaald om de mensen te verlichten. Zijn muziek was daar het product van. Maar in '79 ging het de verkeerde kant op met Perry. De problemen stapelden zich op. Er was gesteggel met zijn label Island, dat moeilijk deed over de uitgave van The Heart of the Congo, er waren geldproblemen, en in hetzelfde jaar had zijn vrouw hem verlaten. Perry had een zenuwinzinking, nam een alter-ego aan (Pipe Cock Jackson), en zette uiteindelijk zijn eigen studio in de fik aan het begin van de jaren tachtig.

Hoe dan ook, de Black Ark was al een ravage toen Henry Targowski in ’79 de studio instapte. ‘De planken waren van de muren getrokken, de muren volgekalkt met viltstift. Perry’s apparatuur lag verspreid over de vloer en zijn tapes lagen in verwarde knopen op het beschimmelde tapijt’, zo vertelt hij het Nederlandse tijdschrift Vinyl in de jaren tachtig. Hij is een ietwat wazige figuur in deze geschiedenis, maar dit is wat we van hem weten. Henry ‘Henk’ Targowski was een politiek activist die in de jaren zeventig vanuit de VS naar Amsterdam verhuisde. En: hij was een reggae-liefhebber en labeleigenaar, die in ’79 naar Jamaica trok om Lee Perry te strikken voor een distributiedeal. En oké, hij zal wel even geschrokken hebben van de toestand waarin hij Perry vond, maar die deal kwam er, evenals plannen om de Black Ark op te lappen, een platendeal, zelfs plannen voor een Europese tour. En dus schudden ze de handen op een deal met Targowski’s Amsterdamse labeltje: Black Star Liner.

Schimmige figuren

Black Star Liner werd gerund door Targowski en zijn geldschieter Bradford, en er scharrelden een aantal Nederlanders rond. ‘De situatie rond het label was een beetje schimmig,’ vertelt Wim Dekker. ‘Achteraf denk ik: volgens mij was het een witwaspraktijk of een hasjhandel. Ze hebben maar een paar platen uitgebracht, maar ze hebben er in een jaar minstens een miljoen doorheen gejaagd.’ Dekker is muzikant, zat destijds in de Minny Pops en was vaste klant bij een platenzaak, No Fun, die gespecialiseerd was in punk- en reggaeplaten. Zo leerde hij één van de medewerkers van Black Star Liner kennen. En toen het label in 1980 Lee Perry naar Amsterdam haalde, was Dekker erbij om hem met een kleine groep devote fans op te halen van Schiphol. Dekker: ‘Ik kan me nog zo herinneren hoe hij aankwam in die aankomsthal, met die witte staf vol teksten. Géén bagage, behalve een houten koffertje vol met stenen en kiezels. Het was wel bekend dat hij een markante figuur was, die steeds meer de rol van een messias-achtige figuur ging innenemen. Maar toch. Ik kon mijn ogen niet geloven.’

Na een busritje – waar Lee Perry een gigantische joint in zijn handen kreeg gedrukt, om die vervolgens niet meer door te geven – kwamen ze aan in het fonkelnieuwe Black Star Liner-kantoor. Dekker: ‘Binnen de kortste keren zaten de hagelwitte muren onder de grafitti. Met allemaal leuzen over bandjes op Jamaica waar hij ruzie mee had. Dan schreef-ie: ‘Culture is Vulture’, en allerlei religieuze teksten.’ Black Star Liner nam die week zelfs tracks op met Lee Perry. Niet in Amsterdam, maar in een studio in Vuren: de Ballad Sound Studio. Ook toetsenist Arnoud Dekker was erbij. ‘Een vriendje van me had me opgebeld: “Heb je zin om keyboard te doen voor Lee Perry?” Ik: “Nou ja, wanneer? Ik heb toch niks te doen.” Toen zijn we naar Vuren gegaan, er werd gejammed, ik heb meegejammed. Ik denk dat er iets van dertig songs zijn opgenomen.’ Dat er iets van is uitgekomen, dat wist Dekker niet eens. Sowieso heeft hij geen actieve herinneringen aan die dag, behalve dat er een gigantische glazen bong in de studio werd doorgegeven. ‘Ik vond Lee Perry een heel ontspannen man, geloof ik.’

Die plaat is zelfs nog uitgekomen. Of nou ja, drie nummers van die sessie in Vuren, en een heleboel materiaal dat eerder in de Black Ark was opgenomen. The Return of Pipecock Jackson, heet-ie, vernoemd naar Perry’s raaskallende alter-ego. En het was ook meteen de allerlaatste plaat die Black Star Liner met Lee Perry heeft gemaakt. Toen Perry, Targowski en co. in 1980 weer terugkwamen op Jamaica, besteedde Black Star Liner een klein fortuin aan de renovatie van de Black Ark. Toen dat niet helemaal gesmeerd ging – iets met kortsluiting van het mengpaneel – besloot Perry dat hij er helemaal klaar mee was, en zette een streep door alle plannen met de Amsterdamse distributeur. Targowski en zijn kompanen keerden met hangende poten naar Amsterdam. En Lee Perry? Die verwoestte de Black Ark definitief.

Een sjamanen-opperhoofd in een hotellobby

Dat was in de vroege jaren tachtig, en eigenlijk werd Perry alleen maar excentrieker en excentrieker. Bij optredens en shows kwam hij aan in de vreemdste uitdossingen, en in interviews riep hij vooral een boel onzin uit. Joost van Heijthuijsen, programmeur van cultuurhuis Amare en in het verleden werkzaam bij het festival Incubate, heeft nog een bevreemdend verhaal over hoe hij met reggae-producer Mad Professor en Lee Perry asperges ging eten in Tilburg, dat zelfs met context niet veel logischer klinkt. 'Daar zat-ie dan, een vreemde bejaarde man die af en toe wat over asperges en penissen murmelde. Ik kende de verhalen dat-ie knettergek was, en die bleken te kloppen. Maar ja. Het is wel Lee Perry.'

Zo herinnert Peter Bruyn het zich ook. Als muziekjournalist sprak hij Perry voor het eerst aan het einde van de jaren tachtig, in het hotel American te Amsterdam. ‘Een heel net hotel, waar vaak interviews werden opgezet met grote artiesten die in Amsterdam speelden.’ Daar zaten ze dan op de bank in dat chique hotel. Hij een gewone verslaggever, naast hem Lee Perry, verkleed als een sjamanen-opperhoofd met een hoed vol religieuze beeldjes en CD’s. ‘Aan zijn kleren hingen ook allerlei spiegels en CD-roms. Hij had dikke, zware laarzen vol takken. Ik vroeg aan hem: “Die takken, wat zijn dat?” Zei hij: “Die zijn van mijn geldboom." Hij kwam net uit Berlijn, en daar had hij een geldboom geplant, zodat hij nooit zonder geld kwam te zitten. Er staken ook tandenborstels uit die laarzen. Moet je je voorstellen, in een vijfsterrenhotel! Ik kan me nog goed herinneren hoe een stel zakenlui uit de lift liepen, met van die diplomatenkoffertjes. Staren dat ze deden. Ze liepen zo een potpalm omver.’

Door de jaren heen sprak Bruyn hem maar liefst drie keer, en iedere keer leverde het een bijzonder verhaal op. ‘Eigenlijk was het onmogelijk om over zijn muziek te praten. Hij was ook zo moeilijk te verstaan vanwege dat accent. Behalve die kreten die hij uitslaakte, dat verstond je. Vroeg ik hem: “Ben jij eigenlijk een sjamaan?” Dan zei hij: “Ik ben geboren als sjamaan, maar nu ben ik een vis.” Als muziekjournalist probeer je toch of hij wil vertellen over zijn muziek. Maar dan zei hij: “Ik ben trots op mijn muziek, alles wat ik aanraak wordt goud. Zelfs mijn poep wordt goud!” Een gesprek voeren was onmogelijk. Hij was het soort artiest waar geen interview mee te doen was. Maar je liep altijd weg met een goed verhaal.’

Luister hieronder de Lee 'Scratch' Perry-special terug van 3voor12 Radio.