Toegegeven, zijn productietechnieken waren soms prettig gestoord. Occult, zelfs! Hij bezwoer zijn tapes met rituele spreuken, besmeurde ze met bloed, pis en whiskey, blies ze vol met wietrook. Alles voor het gewenste geluidseffect. De Jamaicaanse Lee ‘Scratch’ Perry was een grenzeloze producer die klanken gebruikte waar niemand mee kwam. Loeiende koeien, krijsende baby’s, de palmboom als kickdrum. ‘People Funny Boy’ lijkt de eerste plaat die gebruik maakt van een sample, zijn dub-remixes zijn legendarisch, en zoals hij zijn tracks omlijstte met dikke lagen reverb en delay, dat deed niemand. In de jaren ’65 opende hij zijn eigen studio, en in het decennium daarna stonden de Jamaicanen in de rij om met hem samen te werken. Niet in de laatste plaats zijn protegé Bob Marley, wiens Wailers werden aangevuld met leden uit Perry’s band, de Upsetters.
En dat alles vanuit zijn iconische Black Ark Studio. Niet meer dan een krakkemikkig hutje in zijn achtertuin met een bescheiden set-up: een TEAC-bandrecorder, een overwerkt mengpaneel, een Roland Space Echo, een Mutron-phaser, reverb, delay. Zo herinnert muziekjournalist Pieter Franssen het zich. In 1978 scoorden reggae en dub goed in de internationale hitlijsten, en Franssen werd door muziekblad Oor naar Jamaica gestuurd om daar de boel in kaart te brengen. Zo belandde hij in de achtertuin van Lee Perry. Ook aanwezig die dag: Johnny Rotten, die net uit de Sex Pistols was gestapt. (Naderhand bleek-ie in Jamaica te zijn om dealtjes te sluiten voor Virgin, dat met sublabel Frontline wilde inspelen op de vraag naar reggae en dub.) Op het muurtje zaten allerlei Jamaicaanse muzikanten die continu dingen door het interview heen riepen, zoals de Congos, met wie hij een nu klassieke plaat opnam.
Klinkt hectisch, maar welnee, volgens Franssen was het juist heel ontspannen. Van tevoren had-ie nog snel wat wiet gescoord in Kingston – ‘van een betrouwbare bron, zal ik maar zeggen’ – en meegesmokkeld in de plastic zool van zijn Fiorucci-schoenen. Onwijs sterk spul, vond ook Perry. Franssen: ‘Naderhand was-ie zo goedgemutst dat hij me met de auto heeft teruggebracht naar Kingston, wat rum scoorde en nog naar een hoer ging. In mijn herinnering reed-ie als een idioot aan de verkeerde kant van de snelweg naar het hotel. Maar het kan zijn dat ikzelf zo stoned was dat ik het ook niet meer helemaal doorhad.’