Nu muzikanten al dik een jaar niet op het podium kunnen staan, zullen velen van hen ‘dan maar’ een baan aangenomen hebben. In de bouw misschien, bij een fastfoodketen, in de prikstraat, er moet brood op de plank. Seb Dokman, de frontman van Paceshifters, heeft zijn zaakjes duidelijk goed geregeld, want het petje dat hij bij wijze van uniform draagt kan zo mee het podium op. ‘Bennies’ staat erop, de naam van het pop-up restaurant dat hij samen met zijn neef startte in Zwolle. Hij probeert het te laten zien via Zoom: een golfplaten dakje met aangename zitjes, die doet denken aan de Lowlands X-ray. Een zelfgebouwde houtoven. En die witte vlek daarachter is het uitzicht: weilanden en de IJssel. ‘We hadden niet veel shows staan, dus ik had tijd over’, licht Dokman zijn avontuur toe. ‘Volgend jaar willen we naar de binnenstad van Zwolle, dit is een soort proeftuin, om de kaart uit te proberen. We maken pitabroodjes van zelfgemaakt deeg. Mijn nichtje woont in Tel Aviv, en het eten is daar altijd heerlijk. Wij wilden laten zien dat deze broodjes superlekker zijn als je alles zelf maakt.’
Die zee van tijd had Dokman eigenlijk al voor de coronacrisis losbarstte. Zijn oudere broer Paul, de bassist van de band, kreeg een kind. Drummer Jesper tourde het laatste jaar met Mozes & The Firstborn mee. De Paceshifter-machine kwam voor het eerst even serieus tot stilstand. Wie de band kent weet dat dat tegennatuurlijk voelt. Paceshifters, dat is: niet nadenken maar doen. Niet lullen maar spelen. Aftikken en gaan. Met die mentaliteit maakte de band uit Wijhe, net onder Zwolle, al vier albums die hen naar elk festival brachten in Nederland. En daarbuiten ook, want Paceshifters heeft de volle focus op live spelen. ‘In onze drukke jaren spelen we een stuk of honderd shows per jaar. Vaak zitten daar tours van een week of drie in het buitenland bij waar je bijna elke dag speelt. Dat tikt aan. Eén keer zijn we in zes weken in een oud gevangenisbusje dwars door Canada getrokken. Het was -25, dus als je gedoucht had in het hotel bevroor je haar al onderweg naar de bus. Het was keihard werken, soms voor maar honderd bezoekers, maar daar halen wij echt voldoening uit.’
Het was even stil rond Paceshifters. Ja, corona natuurlijk, maar net daarvoor nam de band ook al even tijd voor andere dingen in het leven. Die sijpelen nu door in het nieuwe album, Brand New Plan. Don’t call it a comeback, maar ook geen nieuwe levensfase. Maar dat is het natuurlijk wel.
'Ik ben een grote dierenvriend'
Het vijfde Paceshifters album heet Brand New Plan, en het is zo’n spreekwoordelijke ‘volwassen plaat’. Seb Dokman stikt bijna als dat woord valt. ‘Als ik mensen hoor over ‘de volgende levensfase’ die doorklinkt in de muziek denk ik altijd: hou toch op!’ Maar het is gewoon zo, Seb zal zich erbij neer moeten leggen. Sterker nog: hij schrijft er zelf over. In ‘Different Man’, bijvoorbeeld. ‘This is what I am, I became a different man. You came home with a brand new plan. Don’t be schred, we will understand.’ Het is een soort ode aan zijn broer Paul, de verse vader, vertelt Seb. ‘Ik heb het naar hem toe geschreven. De muziek was al een tijdje af, ik had lange tijd nog geen tekst. Maar dit onderwerp paste goed bij de muziek. Ik heb het ingezongen bij Ian Clement in de studio. Het mooie was, Paul en Jesper hebben het dus nooit gehoord tot het liedje helemaal af was. Dat was wel een mooi moment.’
Het vaderschap heeft een extra lading voor de broers Dokman, want ze verloren hun vader al toen Seb nog een peuter was. Herinneringen heeft hij nauwelijks, hooguit verhalen en foto’s. En dat ene beeld: de boomhut. ‘We woonden een tijdje in Zutphen in een huis dat mijn vader via zijn werk kreeg. Mijn vader werkte bij Eijerkamp, een soort IKEA-achtige woonboulevard, een bedrijf waar je vroeger bij een bank van duizend gulden een levende rasduif kreeg. De eigenaar was een groot liefhebber van de duivensport. In die tuin hadden we een boomhut, en die heeft er lang nadat we vertrokken nog gestaan. Hij raakte wel langzaam in verval, want na ons heeft er niemand meer in dat huis gewoond. We zijn er vijftien jaar geleden nog eens geweest, en dat beeld is me bijgebleven. Nu moet Paul dat soort herinneringen maken met zijn zoon Jonah.’
De muzikale opvoeding van de broers Dokman kwam voor rekening van hun stiefvader, die The Ramones en Nirvana inbracht. Vruchtbare grond, en van daar ging het richting Death Angel en andere thrash metal. Nu zitten de broers ergens tussen alternatieve rock, grunge en Americana, en dat hoor je terug in het nieuwe album. Dat heeft heel wat meer dynamiek dan eerder werk. Zo begint het album nogal demonstratief niet met een energiebom, maar met een lang en relatief rustig nummer: ‘Rhythm Of The Waves’, een nummer over orka’s die in gevangenschap wegkwijnen. ‘Zo’n onderwerp boeit me, daar denk ik over na. Ik ben een grote dierenvriend.’
Tijd om zweet te ruiken
Meer zorgen om de wereld hoor je in ‘World Wild Web’, een song over de overload aan impulsen die het internet op ons af schiet. ‘Online kun je zoveel impact maken, maar wij zijn er niet zo mee bezig. We posten wel af en toe iets op social media, maar vooral omdat je er niet onderuit kunt. Jesper beheert onze Twitter, ik doe Facebook, Paul Instagram, ieder een klusje. Manipulatie is ook zo makkelijk. Neem dat verhaal rond Dotan. Of dat verhaal van die journalist die zoveel fake recensies schreef over een niet-bestaand restaurant in Londen dat het op nummer 1 terecht kwam op Tripadvisor. Hij werd elke dag gebeld voor reserveringen. Wij vinden het belangrijker om 500 mensen te trekken in elke zaal waar we spelen.’
Dus ja, het was nogal een kutjaar voor Paceshifters. Ze deden een campingtourtje, dat was leuk. Verder wat livestreams en seated shows. Seated shows. Paceshifters. ‘Na afloop kwamen mensen dan zeggen: het was supervet, maar ik wilde die stoel wel weggooien.’ Seb Dokman is niet bang dat–ie het verleerd is, zegt hij. Het kriebelt. Er staat een clubtour in de steigers, de plaat komt uit, het moet weer gaan beginnen. ‘Bij onze beste shows hoef ik nergens over na te denken, dan gaat alles vanzelf. Het wordt een waas, en je doet alles op de automatische piloot. Ik moet vooral niet gaan nadenken, dan gaat het mis. Ik kan niet wachten om het weer mee te maken. Een zaaltje, al is het maar 200 man. Het moment dat je mensen los ziet gaan en hun zweet kunt ruiken. Zo voelt het om bij een show te zijn.’