De Haagse groep Goldband maakt luchtige liedjes over onderwerpen waar grote mensen verschrikkelijk serieus over doen: het klimaat, de dood, de kinderwens. Het blijkt precies waar we op zitten te wachten na anderhalf jaar pandemie. Goldband is zojuist aan een tour begonnen door Nederland die voelt als een hele grote welverdiende knuffel.

In de zomer van 2019 dook een nieuwe livesensatie op in de avontuurlijke hoekjes van de zomerfestivals. Ze noemden zich Goldband, naar een merk stuc dat je bij de Gamma en de Praxis kunt halen. Ze beweerden ook echt stukadoor van beroep te zijn, maar in plaats van muren glad te strijken bleken ze de gave hebben zalen totaal af te breken. Dat begon al op Lowlands, een uurtje nadat The Opposites hun geheime comeback maakten in een tent waarvoor je in de rij moest. Wie slim was bleef daarna hangen en zag Goldband de ‘witte was’ buiten hangen. Goldband leek begin 2020 helemaal klaar om het jaar op hun naam te schrijven… en toen kwam corona.

Een hinderlijke onderbreking, zou je zeggen, maar het levert een ongekende dynamiek op. Goldband maakte in de tussentijd een album, raakte bekender en bekender bij de radioluisteraar en kon eens goed nadenken hoe je een hit-and-run-act transformeert tot een grote-zalen-show. Want dat is het: een afwisselende show vol slimmigheden. Zo gaat de muziek al een paar minuten voor aanvang uit en klinkt alleen een soort ‘rumble’ uit de coulissen. Drie, vier keer denk je: nu gaat het echt beginnen. Er is rumoer in de zaal, er wordt geklapt en gejoeld, en dan is er eindelijk de entree: de drie zangers komen op in een soort zilveren regenpakken, begeleid door Wieger Hoogendorp op synths. De zaal ligt meteen aan hun voeten.

De bom

Een Goldband show is een opeenstapeling van knipogen. Die entree doet denken aan de larger than life podiumproducties van Kanye West, even later oogt het trio als een boy band. Er wordt volop gespeeld met de conventies en clichés van live shows zoals we ze voor corona kenden, en er worden genres door elkaar gemikt die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben. Wie is er in godsnaam op het idee gekomen om jaren tachtig pop in je moerstaal liedjes à la Hans de Booij en Toontje Lager te combineren met 90s trance? Dat slaat op papier helemaal nergens op, en toch werkt het. Milo, de man met de geblondeerde mat, is zonder meer de blikvanger van de groep, maar Boaz is veruit de beste zanger van het stel. Als hij uithaalt reikt ie tot achter op het balkon, en dat lukt de andere twee zeker niet altijd. 

Dat Goldband zo rijkelijk zou putten uit de Nederlandstalige popmuziek van de jaren tachtig zagen we aan het begin nog niet zo aankomen. In het begin hingen ze nog iets meer op het ‘mijn stad, mijn squad’ sentiment waar The Opposites en De Jeugd het land onveilig mee maakten. Maar de keuze voor 80s pop gaat verder dan de muziek alleen. In die tijd drukte werkloosheid en de dreiging van een atoomoorlog op jonge mensen, en die spanningen werd omgezet in opvallend vrolijke, meezingbare muziek. Doe Maar, Het Goede Doel, Frank Boeijen, het waren allemaal acts die iets te vertellen hadden. Dat element van de klassieke Nederpop neemt Goldband ook mee, ook weer met een knipoog. Zo maken ze luchtige popsongs over onderwerpen waar grote mensen doorgaans héél serieus over doen: het klimaat bijvoorbeeld, of de dood. ‘De Wereld’ is hét klimaatdrammers-anthem, 'Requiem' een cheesy meezinger over die verdomde sterfelijkheid.

Kinderwens

Nog zo’n onderwerp dat elke midtwintiger voelt: de kinderwens. Het enige akoestische liedje op het debuutalbum wordt fenomenaal uitgespeeld met barkrukken en verstilde koortjes. ‘Wij zijn er klaar voor, ik wil een junior!’, galmt een zaal vol twintigers mee. Een gniffel links en rechts bij de dertigers en veertigers bij een referentie aan de gebreide truien van oma (lekker warm en niet te duur). Euforie als de opgeklopte ad libs overgaan in een modulatie. Maar voor die kinderwens echt ten uitvoer gebracht gaat worden is er eerst nog ‘De Langste Nacht’, een ode aan het vrijheidsgevoel van het eind van de lockdown. We hebben ons allemaal anderhalf jaar aan de regels gehouden (ja toch?), maar nu moet de nacht terug geclaimd worden. Kandidaat voor de Song van het Jaar? Het zou wel moeten, want deze song zegt alles over de rare tijd waarin Goldband tot wasdom gekomen is.

Dan is het klaar met de emoties en gaat de fik erin. Eerst met ‘Witte Was’, een einde-zomer-knalplaat met schaamteloze drugsreferenties, vervolgens met ‘Mijn Stad’, een sneuvelanthem dat door elke stad van Nederland omarmd gaat worden. Twee hits van voor de coronacrisis, die net even wat meer rechtdoor gaan, maar die als apotheose van deze show natuurlijk perfect werken. Uuuuuuuuu, galmt het door de Ronda, terwijl de vlag van de stad wappert en de cirkelpit geopend wordt. 

Zo pakt Goldband met deze tour de post-pandemic bonus. Maximaal inspelend op het vrijheidsgevoel waar we allemaal zo naar snakken, speels zappend tussen de topics die er nu toe doen, gebruikmakend van het feit dat de internationale concurrentie nog even weg blijft. Dit is de act die je nu wilt zien. Het voelt alsof je naar de jonge Jeugd van Tegenwoordig staat te kijken, maar dan met totaal andere muziek. Laten we hopen dat deze gasten net zo lang meegaan.