‘Naar Vore’, zo heet de Popnota van SP-Kamerlid Peter Kwint. Een pakkende titel, naar een voetballied van de band De Raggende Mannen. Dit lied gaat over een te duur betaalde spits die te weinig inzet toont. Dat de Popnota uitgerekend tijdens het EK voetbal wordt besproken berust meer op toeval dan op uitgekiende planning, maar het beeld van die te dure maar luie spits spreekt veel mensen tot de verbeelding. En dat geldt niet alleen voor voetbal. Ook in de popmuziek is dit beeld hardnekkig. De knappe, goed betaalde gitarist die per privéjet de wereld over reist, de supersterproducer die middels een laptopje en een paar goede contacten in een week tijd een modaal jaarsalaris verdiend of de jonge rapper die meer dure auto’s heeft dan het Autotron is Rosmalen. We kijken er allemaal met enige jaloezie naar.
Toegegeven, deze clichés bestaan, en het succes lijkt soms ook overnacht te komen, maar het beeld dat dit oproept is onterecht en selectief. Het gaat voorbij aan twee zeer wezenlijke zaken. Als eerste de enorme drive en vaak langdurige investering van deze muzikanten in hun carrièreontwikkeling. Als tweede het complexe systeem waarbinnen ze dat hebben kunnen doen. Een systeem dat bestaat uit een fijnmazige infrastructuur, van vele zalen, festivals, oefenruimtes, labels en boekings- en managementkantoren. Een systeem van door en door gemotiveerde muzikanten, componisten, auteurs en professionals die de boel draaiende houden. Maar ook een systeem dat voor de gemiddelde muziekluisteraar zo goed als onzichtbaar is. Net zoals het systeem achter de keukenkraan dat ervoor zorgt dat je schoon water hebt zodra je de kraan openzet, zorgt dit systeem voor goede muziek zodra je de radio aan zet, een festivalweide op stapt, of je TikTok app opent. En het is precies dit systeem dat zwaar onder druk staat.
Maandag wordt ie dan eindelijk besproken in de Tweede Kamer: de Popnota, een initiatief van SP-Kamerlid Peter Kwint om de popmuziek beter te verankeren in het cultuurbeleid. Heel belangrijk vindt Frank Kimenai van koepel PopNL in een ingezonden stuk.
Superster in een privéjet
De F-jes van VV Dongen
Natuurlijk, het staat onder druk vanwege de Covid-crisis, maar ook voor die crisis kraakte het al in haar voegen, zoals omschreven in het onlangs verschenen rapport “De Staat van de Nederlandse Popmuziek”. Daarin wordt melding gemaakt van onder meer de zwakke inkomenspositie van makers (gemiddeld verdient een professionele popmuzikant net €17.000,- bruto per jaar), ondersubsidiëring (tussen 2017 en 2019 ging slechts 8,2% van het FPK budget naar popmuziek), de scheve machtsverhoudingen tussen grote bedrijven en makers, en de afname van speelmogelijkheden op kleine podia. Maar het rapport beschrijft ook een sector die jaarlijks meer dan 600 miljoen euro directe omzet genereert, waarin tienduizenden mensen direct en indirect werkzaam zijn, met een groot potentieel op economisch en maatschappelijk gebied.
Om dit potentieel te ontsluiten, moeten we deze structurele problemen aanpakken. We moeten een stap naar voren te zetten, en die begint bij de basis van alles, de talentontwikkeling. Net zoals de loopbaan van de superstervoetballer begint bij de F-jes van bijvoorbeeld VV Dongen, start de carrière van een popmuzikant niet in zijn of haar privéjet maar thuis achter de piano, in de slaapkamerstudio, op school tijdens muziekles of in een oefenruimte van een jongerencentrum. Popmuziek is laagdrempelig toegankelijk en dat maakt het breed gedragen en voor veel mensen aantrekkelijk. In Nederland alleen kent popmuziek al 1,5 miljoen beoefenaars. Lang niet iedereen die zit te experimenteren met Ableton of een basgitaar om de nek hangt heeft de wil en de vaardigheid om een professionele popmuzikant te worden. Maar aan diegene die het wel in zich hebben, is het steeds moeilijker om carrièreperspectief te bieden.
Groen en geel van jaloezie
Want de verschillende schakels uit de talentontwikkelingsketen hebben het moeilijk. Muziekscholen gaan dicht, muziek in de klas is er nauwelijks nog, oefenruimtes en kleine podia sluiten en tot wel 70% van de mensen werkzaam in de sector kampt met gezondheidsklachten wat resulteert in een groot uitloop van talent. Ook het diepgewortelde netwerk van provinciale en grootstedelijke popkoepels, verantwoordelijk voor die talentontwikkeling, vecht al jaren voor haar bestaan. Dit gaat direct ten koste van de ontwikkelingsmogelijkheden van de getalenteerde muzikanten. En uiteindelijk gaat dit ten koste van het culturele, economische en maatschappelijke belang van de sector.
Dit is waarom wij de Kamerleden vragen om de Popnota te ondersteunen. Om de waarde van deze fijnmazige infrastructuur en die getalenteerde makers te erkennen en hierin te investeren. Om zo de talentontwikkelingsketen met financiële middelen en slimme beleidsmatige ondersteuning te versterken, toekomstbestendig te maken en het potentieel van de popmuziek verder te ontsluiten. Dit betekent een grotere economische en maatschappelijke impact, en toekomstperspectief voor getalenteerde en ambitieuze muzikanten om de volgende Kensington, Eefje de Visser, Altin Gün, Ronnie Flex of Davina Michelle te worden. En kunnen wij met z’n allen, zij het groen en geel van jaloezie, uit volle borst meezingen met hun laatste hit.
Frank Kimenai is voorzitter van POPnl, het nationale samenwerkingsverband van de provinciale en grootstedelijke popkoepels. Daarnaast doet hij onderzoek naar de veerkracht van de Nederlandse popmuzieksector aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.