De Gentse Meskerem Mees schreef haar donker-melancholische folk in eerste instantie voor zichzelf, maar nu blijkt er een internationaal publiek voor te bestaan. Debuutsingle ‘Joe’ zorgde voor een versnelling waar ze nog altijd van moet bijkomen. Een gesprek over jezelf ontdekken, een jeugd op een kleine boerderij en het leven met een donkere ziel. ‘Gelijkgezinden vinden levert me meer plezier op dan groot applaus na een show.’

Meskerem Mees mag dan wel in Gent wonen, haar muziek is ver van het stadsrumoer verwijderd. Of het moet een verborgen binnenplaats zijn, waar op een bankje kan worden nagedacht over de twijfels van het leven. De folk van de Vlaamse is van het overzichtelijke soort: gitaar, cello en stem. De donkere melancholie die erin zit heeft haar in korte tijd naar de hoofdpodia in eigen land en over vele landgrenzen gebracht. Ook in Nederland staat de begin twintiger op vele festivals geboekt, mochten ze doorgaan natuurlijk. Als we haar spreken heeft ze er net een autorit van acht uur opzitten. Meskerem Mees stond op het prestigieuze Montreux Jazz Festival in Zwitserland. Mees: ‘De week ervoor had ik iedere avond een show. Het gaat maar door. Ergens tussendoor moet ik proberen te beseffen wat er allemaal gebeurt.’

Nieuwe energie
Laten we beginnen op een schooltje in the middle of nowhere in West-Jutland. Mees heeft voor een jaar Denemarken gekozen omdat ze de andere keus maar niet wist te maken: welke kant het leven moest opgaan. ‘Op de middelbare school had ik klassieke gitaar gestudeerd. Dan is het evident dat je naar een conservatorium gaat. Al m’n andere klasgenoten deden dat. Maar ik dacht: pfff, weer acht uur per dag gitaar spelen, een stuk oefenen en weer door naar de volgende. Dat intensieve en technische was niets voor mij.’ Alleen, wat dan wel? Mees komt zo op een speciale school in Denemarken terecht, die sterk doet denken aan een internaat. In een al snel vertrouwde groep is er tijd en ruimte om nieuwe energie op te doen. De drie semesters zijn opgedeeld in creatieve onderdelen als dans, koken en schilderen. En muziek. Mees: ‘Elke woensdagavond was een toonmoment. Dan kon je je theaterstuk laten zien. Je gedicht laten horen. Ik heb het ook verschillende keren gedaan met muziek. De meeste van de nummers die we nu spelen heb ik daar voor het eerst voor een publiek gebracht.’

Huilen
Een paar nummers waren pre-Denemarken geschreven, maar nooit live gespeeld. Mees was altijd haar eigen publiek. In West-Jutland schrijft ze er een paar nummers bij. Mees: ‘Ik schrijf al heel lang, maar het was nooit in me opgekomen dat het goede nummers waren. Dat iemand ze op zou willen zetten. Ik vond het goed genoeg voor mezelf. Als ik zin had om ernaar te luisteren, speelde ik ze wel. Dat is nog steeds zo. Als mensen nu zouden zeggen: hmm, het is toch niet zo goed? Dan blijf ik het voor mezelf spelen omdat ik het nodig heb.’ Het inzicht dat de buitenwereld toch op haar werk zat te wachten, werd op dat schiereiland aangewakkerd. ‘Ik zei tegen een docent: kom, ik heb een nieuw liedje geschreven, ik wil weten wat je ervan vindt. Ik speelde het in een klein kamertje. En ze moest huilen. Ik dacht, jee, dat is onverwacht. En zo mooi. Ik had nooit vermoed dat ik dat kon veroorzaken’ Toch zag Mees dit moment in de context van de school. Waar klasgenoten én docenten konden genieten van wat ze deed. Maar daarna kwam ze terug in België. 

(tekst gaat verder na de video)

Nu had de singer/songwriter lang geleden al eens in de schijnwerpers gestaan. Mees deed als 12-jarige mee aan Wie Wordt Junior?, het tv-programma dat de inzending voor het Junior Songfestival moest voortbrengen. Zelf meeschrijven aan een nummer mocht niet en ze kwam erachter dat de show vooral om bijzaken draaide en muziek er als een gammel karretje achteraan bungelde. Een deceptie dus, maar jaren later, die Deense ervaring rijker, is er ook een podium dat wel bevalt, namelijk dat van het Sound Track-podiumconcours. In de halve finale krijgt ze een tijdslot om half één. Ze vermoedt dat niemand meer in de zaal over is. Dat blijkt ook zo te zijn. Mees: ‘Dat dacht ik tenminste. Maar waarschijnlijk was iedereen roken. We begonnen voor een lege vloer maar uiteindelijk was iedereen er. Alle mensen waren stil, wat ik niet had verwacht. Want ik dacht: we zijn twee nobodies en iedereen is ondertussen zat en lawaaierig. Maar het was superstil. Pretty cool.’

Kutdag
Meskerem Mees treedt op met Febe Lazou, haar vaste celliste. Ze noemt Meskerem Mees ook een duo, al is Mees zelf de schrijver en kapitein van het schip. Mees: ‘Ik heb haar gevraagd. We moesten een keer optreden in Roeselare. In die periode deed ik nog alles zelf. We kregen 100 euro om ergens anderhalf uur op straat te spelen. Het regende superhard. Echt een kutdag. Van voorbijgangers kregen we 2 euro. Ik vroeg: vind je het nog leuk? Ze zei: ja, altijd. Toen dacht ik, als je anderhalf uur met mij in de regen wilt staan, zit het goed.’ Die opstelling van slechts twee muzikanten is onverwacht praktisch gebleken in coronatijd. Het duo is makkelijk te vervoeren, klein van opzet en gemaakt voor een zitconcert. Ook het album dat in november verschijnt heeft deze minimalistische opzet. Mees: ‘Het geeft me de keuze om voor het volgende album een andere sound te creëren. Het kan alle richtingen uitgaan. Maar dit is de basis. Mijn producer heeft me ook geleerd dat een nummer niet beter wordt als je het aankleedt. Hoe minder, hoe persoonlijker. ‘Joe’ is zo’n nummer. Stem en gitaar. Daar zit zelfs geen cello bij. Maar het kreeg meteen sfeer.’

Dilemma
‘Joe’. De naam is gevallen. Dit is het nummer waardoor de carrière van Meskerem Mees fors vooruit werd geblazen. De debuutsingle kwam op #1 terecht in De Afrekening van Studio Brussel, een hitlijst waar vele ogen op zijn gericht. ‘Joe’ is een liefdesliedje, gezongen door iemand die terugkijkt op een beëindigde relatie, maar behandelt ook twee kanten van Mees zelf. ‘Joe is de levensgenieter. Een representatie van mijn muzikale carrière. De andere persoon die wordt bezongen maakt de voorzichtige keuze. Om te studeren en voor een diploma te staan. Het was het dilemma waar ik voor stond.’ Nu is de richting gekozen en beleeft ze het fulltime muzikantenbestaan met een vaart die het stuur in haar handen doet trillen. Mees: ‘Ik heb vaak het gevoel dat ik niet echt weet waar ik mee bezig ben. Ook omdat dingen zo snel zijn gegaan. Ik heb drie keer in een café gespeeld, toen kwam ik mijn manager tegen. Voor ik het wist stond ik op grote plekken als de Botanique. Ik weet nog dat we in het begin op het podium stonden en aan ons werd gevraagd: hoe wil je dat de monitor staat? Febe en ik keken elkaar aan: wat is een monitor?’ Toch wint ditzelfde duo in 2020 HUMO’s Rock Rally en gaat de lift door het plafond.

Dromerig kind
De versnelling van nu staat haaks op de rust die Mees in haar jeugd heeft ervaren. Als ze 10 maanden oud is komt ze vanuit Ethiopië met het vliegtuig naar België. Haar adoptieouders zijn twee biologen en dat is te zien voor ieder die aan komt rijden op de kleine boerderij waar het gezin woont. Mees: ‘Het was heel idyllisch. Veel groen, geen buren. Dan groei je op als een dromerig kind. We hadden schapen, kippen, een ezel, twee varkens, twee katten. En ik heb nog twee broers. Ik had altijd veel tijd om vragen te stellen. Mijn ouders hebben ons nooit behandeld als kind maar als mensen met een eigen mening.’ De muziek komt via haar vader haar leven in. Mees: ‘Hij had een gitaar waarop hij ‘Smoke On The Water’ had leren spelen. De allereerste keer dat ik whoooo had bij muziek, was The Beatles. Heel het repertoire. Dat was zo verschillend. Op m’n dertiende heb ik een zomer lang in onze garage gezeten: boeken lezen, tekenen en Beatles luisteren. Niets anders. Ik had een heel leuke jeugd.’

(tekst gaat verder onder de foto)

Aanvankelijk had ze nog regelmatig contact met andere kinderen die dezelfde vlucht vanuit Ethiopië hadden gemaakt. ‘We vierden Ethiopisch kerstfeest. Daar zag je iedereen. Er was een speelkasteel, popcorn, koffie, een liveband, Ethiopisch eten. We gingen ook weleens bij elkaar op bezoek. Nu gebeurt dat minder. Er is ergens wel een band, maar het is niet dat we superveel afspreken.’ Ze vertelt dat één van haar broers weinig met afkomst bezig is, de ander meer. ‘Die heeft een diversere vriendengroep. Meer multiculti. Hij heeft ook altijd geroepen dat hij in Afrika wil werken. En ik…. ben gewoon ik. Er wordt regelmatig iets over mijn afkomst gevraagd maar ik weet nooit precies wat ik moet zeggen. Het is alsof ik aan jou zou vragen: je hebt blauwe ogen, al heel je leven lang, hoe voel je je daarbij? Ik probeer het soms van me af te zetten. Al word je er natuurlijk mee geconfronteerd. Sommige mensen zeiden: ze heeft de Rock Rally gewonnen omdat ze een vrouw en niet blank is, dus vanwege de diversiteit. Dan denk ik: huh? Wat heeft dat er nou mee te maken? Ik ga er niet tegenin. Ik ben slecht in confrontaties. In nee zeggen trouwens ook. Ruzie maken is een sociale vaardigheid die ik niet beheers. Dus daarin zit een groeimarge: gewoon zeggen wat ik denk. Ook al sta ik er nog steeds achter dat het niet mijn verantwoordelijkheid is om Vlaanderen en de wereld op te voeden. Ik kan er niets aan doen dat sommige mensen een bepaalde opvoeding hebben gehad en geen algemene beleefdheid kennen. Maar ja, niets doen zorgt ook niet voor verandering.’

Versnipperde periodes
Vooralsnog ligt de focus op de liedjes die alsmaar meer huishoudens bereiken. Het album zal daar straks extra aan bijdragen. Mees: ‘Ik heb hem in versnipperde periodes gemaakt. Twee dagen wel, dan drie maanden niet, twee dagen wel, weer drie maanden niet. Het kon niet anders. Ik was druk, de producer ook. Het probleem is dat er een tijdspanne tussen zit. De eerste opnames zijn uit februari 2019. In de tussentijd heb ik superveel opgetreden en megaveel bijgeleerd. Dan is er een duidelijk verschil met de eerste takes. Die juist weer heel mooi en puur waren. Ik weet wel dat ik het volgende album in één stroom ga opnemen.’

Voldaan gevoel
Toch hebben de nummers overduidelijk dezelfde ziel. Een donkere. Mees: ‘Het gaat er bijvoorbeeld over dat ik moeilijk connectie maak met anderen. Ik word niet blij van wat andere mensen gelukkig maakt. En andersom. Ik denk vaak: wat doen jullie? Wat is er leuk aan? Dat geeft me het gevoel dat ik rare ideeën heb, een raar mens ben met een heel eigen ervaring. Ik ben altijd op zoek naar diepere betekenissen. Ik heb the bigger picture in het achterhoofd. Ook in het dagelijks leven. Maar daar is niet altijd ruimte voor. Er is geen plaats in de wereld voor mensen die niet permanent gelukkig zijn. Die niet permanent de nood voelen om dat op de wereld te projecteren. Nu er veel goede dingen gebeuren hoor ik vaak: je bent niet enthousiast genoeg. Niet blij genoeg. Maar ik doe het op mijn manier. Ik ben wantrouwig hoe lang ik dit kan blijven doen, of er altijd een publiek zal zijn. Ik voel altijd veel conflict en botsing. Dat vind ik zelden terug in anderen. Er zijn maar drie vrienden waar ik goede gesprekken mee kan voeren. Met de rest ben ik vrienden op een ander manier. Aan de ene kant zou ik ook gewoon blij willen zijn omdat de dag begint. Dat ik me bij meer mensen comfortabel zou voelen en sociaal acceptabeler zou zijn. Maar het is ook de plek waar mijn nummers vandaan komen. Als ik die donkere kant niet zou hebben, had ik geen reden om muziek te maken. Wie zit nou te wachten op liedjes over zonneschijn? Ik maak muziek om mensen aan te spreken die op dezelfde manier over het leven denken als ik. Gelijkgezinden vinden levert me meer plezier op dan een groot applaus na een show. Het hoogtepunt in Zwitserland afgelopen weekend was het interview. Met iemand van de Zwitserse radio. Het was maar 5 minuten en het was iemand die me begreep. Het is moeilijk uit te leggen. Ik geniet echt van spelen en muziek maken. Dat mensen na een show komen vertellen dat ze het mooi vonden, is leuk maar ook een bijproduct: ik maak muziek voor mijzelf. Maar als ik door mijn muziek zo’n mens kan vinden als afgelopen weekend, ook al is het maar 5 minuten, dan geeft het echt het echt ontzettend voldaan gevoel.’

Meskerem Mees staat vrijdag 23 juli op Valkhof Festival, Nijmegen (met LUWTEN en Sylvie Kreusch) en zaterdag 24 juli op Tuinsessies Noorbrabants Museum, Den Bosch.