De Britse band Goat Girl voelt zich op de knietjes gedreven door de lawine aan crises die nu op ze afstevent. De Brexit, corona, de klimaatcrisis, en de groeiende ongelijkheid in hun thuisland. Op hun ambitieuze tweede album tackelen ze de crises waar ze zich nu zorgen over maken. ‘Boos en uitgesproken zijn komt natuurlijk voor ons.’

Daar stond Lottie Pendlebury dan, teleurgesteld en boos, mee-scanderend met de marcherende mensenmassa in Londen. Voornamelijk jongeren, gewapend met spandoeken en stukken karton waarop met dikke blokletters geschreven stond: ‘FUCK BORIS JOHNSON.’ De Britse Brexiteer was zojuist herkozen, en in de hoofdstad tuigden boze jongeren ‘FUCK BORIS’-protesten op. Pendlebury moet lachen als ernaar wordt gevraagd. ‘De woede bij dat protest zweepte de agressie in me op,’ vertelt Pendlebury. Terwijl ze daar stond vroeg ze zich af hoe een persoon zó afschuwelijk zou zijn. Wat er zou gebeuren als hij zou worden opengemaakt? Zou alle hatelijkheid als gore smurrie uit zijn lijf druipen? Ze schreef er de Broadcast-achtige track ‘Where Do We Go From Here?’ over. ‘Ik vond het een mooie metafoor: een lichamelijke ontleding om iemands karakter bloot te leggen.’

Hier is een understatement: Pendlebury, de activistische frontvrouw van de Britse Band Goat Girl, is niet zo héél blij met haar regering. Des te ironischer dat ze het contract bij hun label tekenden op de dag dat het Brexit-referendum werd ingestemd in 2016. ‘Het was zo'n rare dag. Terwijl we naar West Londen reisden, passeerden we allemaal auto’s vol hooligans die loeiden en zwaaiden met de vlag van St. George. Dat is zo’n beetje het symbool van extreemrechtse nationalisten. Maar het contract tekenen was geweldig.' Ze grinnikt. ‘Nu is de Brexit bekrachtigd, net wanneer ons nieuwe album uitkomt. Ik denk dat we iets heel erg verkeerd doen.’

Haar activistische inborst loopt als een rode draad door hun output: voor het debuut pende Pendlebury al het tongue-in-cheek ‘Burn The Stake’, dat rijmt als het stadiumriedeltje van een stel joelende hooligans: ‘Build a bonfire, build a bonfire / put the Tories on the top / put the DUP in the middle / and we’ll burn the fucking lot.’ Goat Girl klonk scherp en tongue-in-cheek. ‘Dat eerste album was vooral: wij háááten de overheid.’ Ze lacht. Op het nieuwe album On All Fours klinken ze een stuk serieuzer. In quirky indierockliedjes – met invloeden à la Stereolab, Broadcast en de instrumentwisselende Raincoats – tackelen ze thema’s als klimaatactivisme, anti-racisme en anti-kapitalisme. Je mag het gerust een politieke ontwakening noemen, knikt Pendlebury, eentje die alleen maar is aangescherpt door de coronacrisis.

Wat dat betreft voelt Goat Girl zich op de knieën gedreven door de opeenstapeling aan crises. De klimaatcrises, natuurlijk, maar ook de groeiende ongelijkheid die door corona alleen maar versterkt wordt, en waar jongeren later waarschijnlijk de rekening voor moeten betalen. ‘Je móét wel radicaal zijn als je je überhaupt nog een toekomst wil voorstellen. Hoe nu geregeerd wordt is totaal niet duurzaam.’ Zeker in Zuid-Londen zijn jongeren activistisch, zegt Pendlebury, ook omdat sinds 2013 de kosten van een universitaire opleiding zijn verdrievoudigd, waardoor studieschulden torenhoog worden. ‘Wonen in Londen is zo goed als onmogelijk. Ik woon nu met vijf man in een huis van drie. Er is zóveel dakloosheid, sociale voorzieningen worden weggesneden, en ook hier in Zuid-Londen worden lokale voorzieningen weggesneden zodat er dure appartementencomplexen voor kunnen worden opgetrokken.’

Hoe dat gaat uitpakken voor de kunstsector, vreest Pendlebury. De afgelopen jaren zag ze haar favoriete lokale venues al sluiten. ‘Óf omdat de huisbaas ze eruit schopte, óf omdat ze de stijgende huurprijzen niet meer kunnen betalen.’ En juist die plaatselijke podia zijn zo belangrijk voor opkomend talent, ziet ze. Zelf heeft Goat Girl veel te danken aan de hype rond het piepkleine poppodium The Windmill, waar een bonte kliek omheen hangt van bands als Shame, Black Country, New Road en Fat White Family. Ook dat poppodium wordt nu bedreigd door sluiting. Dat terwijl het belangrijke plekken zijn voor beginnende muzikanten. ‘Bij de Windmill mag iedereen spelen, zolang je er maar iemand kent. De lockdown en Brexit gaan zo’n impact hebben op de kunstensector. Beginnende muzikanten gaan die toegang kwijtraken.’

En dan hangt Brexit ook nog als een donderwolk boven hun hoofd. In januari werd het al bekend dat het Verenigd Koninkrijk het erg schappelijke aanbod van de EU rondom tours had afgewezen.  Nu staat de oversteek voor artiesten aan beide zijden van het kanaal op wankele schroeven. Kan een Nederlandse indieband nog wel naar Glastonbury straks? En kunnen Britse bands straks naar Best Kept Secret komen? ‘Daar maak ik me wel zorgen over. De spannendste aanwas is nieuw, lo-fi en underground, en juist dan kun je het niet betalen om op toer te gaan.’ Wat ze erover zou zeggen tegen Johnson, als dat kon? Ze zucht. ‘Juist de kunsten zijn zo bijzonder aan het Verenigd Koninkrijk. Het is zo ongeveer het enige wat ik nog fijn vind hier, en hij is het aan het ruïneren. Waarom zou iemand hier nu nog willen wonen?’ Ze lacht smalend. ‘Right, nu moet het, vanwege Brexit. Pfff. Wat mij betreft mag-ie zichzelf van kant maken.’

Ze wordt er nog boos van als ze het er nu over heeft. ‘En een beetje hopeloos. Dat is ook waarom we het album On All Fours noemden. Het is een haast onderdanig beeld, omdat je zo weinig controle kunt uitoefenen.’ Tegelijkertijd, zegt ze, is On All Fours juist een poging om het positiever te framen, iets te doen met al hun angstige gevoelens over de toekomst. Zoals op ‘Badibaba’, met zijn brommende synthesizers en meerstemmige onzingezang, waarop ze stug over hun angsten heenstappen, of het lieve ‘Anxiety Feels’, waarop bassiste Ellie troostend zingt over slechte mentale gezondheid.  ‘Juist als je iets doet in de beperkte ruimte die je hebt, kan dat heel empowering zijn en kun je de controle ook deels terugnemen.’ En ja, natuurlijk is het beeld heel expliciet seksueel. Ze glimlacht. Daar hoef je je toch niet voor te schamen, werpt ze op. Zeker niet als feministische band. ‘Vrouwen in indie liggen vaker onder een vergrootglas. Wat zeg je nu? Valt het allemaal wel met elkaar te rijmen? Ben je wel goed genoeg, slim genoeg, kan je wel spelen? Je wilt niet weten hoe vaak er na een show een man uit het publiek op me is afgestapt om me te vertellen hoe ik écht gitaar moet spelen.’ Ze maakt een wegwerpgebaar. Als vrouw moet je er hyperbewust van zijn, je ervoor pantseren, zegt ze. Als je iets wilt veranderen, dan moet je leren om op je strepen te staan, want anders is de kans groot dat niemand naar je luistert. 'Boos en uitgesproken zijn komt natuurlijk voor ons.’