Drie Nederlandse filmmuziekmakers Djurre de Haan, Pieter Perquin en Rutger Reinders vertellen in de 3voor12 Soundtrackweek over het lastige begin, de do's en don’ts en de grote soundtrack-voorbeelden (met twee keer Jonny Greenwood).

Djurre de Haan, ook bekend als AWKWARD i maakt sinds De Ontmaagding van Eva van End (2013)  filmmuziek. Hij verzorgde de scores voor o.a. Aanmodderfakker en de eerste Nederlandse Netflix-productie Ares. Hij werd tweemaal genomineerd voor een Gouden Kalf.

‘Voordat ik in de filmmuziek zat, zeiden mensen vaker dat mijn muziek een filmische sfeer had. Het begon voor mij toen regisseur Michiel ten Horn zijn debuut maakte. Hij wilde er Nederlandse indiemuziek in hebben. Hij meldde zich bij Excelsior waar hij een stapel cd’s meekreeg. Van AWKWARD i koos hij vier liedjes uit. Ik nam op dat moment mijn tweede album op. Hij nodigde mij uit voor een viewing. Het bleek dat hij er artistiek niet uitkwam met de maker van de score. Dus trok ik mijn stoute schoenen aan en vroeg ik of ik de hele score van De Ontmaagding van Eva van End kon doen. Ik wilde zoiets al langer. Ik houd heel erg van film omdat alles hierin samen komt: literatuur, beeld, geluid, ga zo maar door. Het is een interessant multidisciplinair veld om in te werken. En elke keer anders.

Michel en ik zijn bevriend geraakt. We gaan wekelijks naar de film en laten in een vroeg stadium horen en zien wat we aan het maken zijn. We hebben al zes keer samengewerkt. Bijvoorbeeld met Aanmodderfakker, een kinderhorrorserie en Netflix-serie Ares. We hebben uiteenlopende dingen gedaan, al heeft hij wel een eigen stijl. Een cartooneske ironische vorm. Heel visueel gestileerd. Het is een muzikale regisseur. Hij kan zich goed verwoorden. Per film kijken we welke rol de muziek heeft. Hoe wordt geacteerd? Hoe is het scenario? Hoe is de stijl? Er is geen vaste manier van werken. Er zijn een paar variabelen ingevuld en daar ga ik mee aan de slag. Heel anders dan bij een album waar nog geen enkele variabele is ingevuld.

Ik houd ervan als de muziek origineel is. Niet filmmuziek-achtig. Opvallend. Kleurrijk. Eclectisch. Bij veel scores weet ik al binnen drie seconden dat ik het niet interessant vind. Daar tegenover staat een Under The Skin van Mica Levi. Dat gaat door merg en been. Die megagemanipuleerde violen. Je denkt: waar ben ik naar aan het luisteren? Het is zo’n dappere score. Wes Anderson en Alexandre Desplat hebben ook een sterke wisselwerking. Het levert speelse en rijke klanken op. In Grand Budapest Hotel zitten opeens balalaika's en een heel koor. Zo goed gedaan.

Ik maakte onlangs de muziek voor de serie Harkum. Jelle de Jonge wilde een sfeer bij een dorpje op het platteland. Een sound met banjo en mandoline. Dat heeft veel raakvlakken met mijn muziek. Ik weet welk effect een banjo op een bepaald moment heeft. Ik was al begonnen voordat ik het beeld zag. Toen dit kwam zette ik mijn muziek eronder en klopte het meteen. Ares was voor mij totaal anders. Het is een horrorwereld die niet bestaat. Daar moest ik een klankwereld bij maken. Voordat ik de scènes zag ben ik naar mijn vaste muziekhandelaren gegaan. Ik heb een marxophone gehaald, dat is een citer-achtig instrument, en nog meer akoestische instrumenten met exotische klanken. Ik ben er met strijkstokken op gaan slaan. Stemmen, ontstemmen. Ik had een hele horrorwereld gemaakt. Toen zag ik het beeld en dacht, nee, dit klopt niet. Het moest postmoderner. Moeilijker te plaatsen. Ik wilde ook geen Stanger Things. Dan zou ik de hippe kaart met veel synths spelen. Ik ben klanken gaan opnemen en manipuleren zodat iets nieuws ontstond. Uiteindelijk kon ik ze met mijn toetsenbord bedienen. Dat werkte. Per Ares-aflevering hadden we gesprekken. Waar moet het stil zijn? Waar moet de muziek er vol in? Op dat moment zit er tempmuziek onder, muziek waar de makers mee werken zodat ze de sfeer al te pakken hebben.

Samenwerken bevalt me. Al moet ik ervoor waken dat ik genoeg tijd overhoud voor mijn eigen muziek. Later dit jaar neem ik mijn vierde album op. Maar ik ben ook bezig met de achtdelige kinderserie Kamp Koekieloekie. Niet alleen de score, maar ook nieuwe liedjes waarmee ik samenwerk met een aantal gelijkgezinde liedschrijvers. Het is interessant om dat als music supervisor te doen. Je moet een totale wereld bedenken. Anne Barnhoorn schrijft het scenario. Zij was ook verantwoordelijk voor Aanmodderfakker. Het is tof om zoiets met allemaal leeftijdgenoten te maken.’

Pieter Perquin begon in 2008 als maker van filmmuziek en viel met zijn debuut Carmen van het Noorden meteen in de prijzen. Sindsdien maakt hij een à twee filmscores per jaar, waaronder voor werk van Sanne Vogel (o.a. Hartenstaat, Brasserie Valentijn) en Niemand In De Stad van Michiel van Erp.

‘Het stond al op mijn mentale bucketlist om ooit filmmuziek te maken. Ik ben een grote filmliefhebber en dacht: dat ga ik doen als ik een jaar of 40 ben. Maar ik werd in 2007 gebeld. Ik was 26 en volop bezig met Pete Philly & Perquisite. Regisseur Jelle Nesna was een hiphopfilm aan het maken met onder andere Tygo Gernandt. Hij vond onze muziek goed, ook de muzikale intro’s en outro’s. Hij vroeg of ik er muziek bij kon maken. Ik ben aan de slag gegaan en dat ging met vallen en opstaan.

De grootste les was dienstbaarheid. Ik dacht eerst: ik zie de beelden en maak er iets moois bij, laat dat maar aan mij over. Maar ze zeiden: heel mooi wat je hebt gemaakt, maar het past niet bij deze scène. Ik was dat niet gewend. Het was ook een beetje arrogantie: wat ik doe is tof. Als een regisseur nu zegt dat iets niet werkt, maak ik gewoon iets nieuws. Het is niet persoonlijk. Je bent een radertje in het team. Ik moest leren om in het hoofd van een regisseur te kruipen. Nu ben ik veel meer van het praten. Wat is het doel van een scène? Is er in een liefdesscène weinig chemie tussen acteurs, dan kan ik het met muziek zo proberen op te lossen dat de kijker het toch voelt. Zoiets leer je zien.
Ik ben heel andere dingen gaan maken. Samen met Jasper Slijderink doe ik veel romantische komedies. Bij Carmen van het Noorden werkte ik veel vanuit grooves. Maar bij romcoms werk ik meer harmonisch. Dan beginnen we bijvoorbeeld op de piano: welke melodie of harmonie past onder die scène? Van daaruit werken we dan verder.

Het is lastig om te zeggen of mijn filmmuziek een eigen stijl heeft. Mijn vriendin zegt dat ze meteen hoort dat ik het ben, door de melodieën en harmonieën die ik gebruik. Ik vind zelf dat ik vooral diverser ben geworden dankzij filmmuziek. Sanne maakte een korte film die zich afspeelt in een massagesalon. Dan ben je opeens zweverige Japanse massagemuziek aan het maken. In Huisvrouwen Bestaan Niet 2 zat een clubscène van twee-en-halve minuut. Daarvoor was een complete housetrack nodig. Het is leuk om je breed te ontwikkelen.

Ik begin al met werken op basis van het script. Soms zit je meteen in de goede richting, soms gaat het een andere kant op. Maar het is het fijnste als ze mijn schetsen gebruiken in plaats van tempmuziek. Anders zijn een regisseur en editor tijdens het monteren al helemaal verliefd op, laten we zeggen, Hans Zimmer geworden. En hebben ze het er ook ritmisch op gemonteerd. Dan kun je er eigen niet meer omheen om de muziek het in hetzelfde tempo te componeren. Maar vooral is het dan opboksen tegen iets waar ze verknocht aan zijn geraakt. Dat wil ik met mijn werk voor zijn.

Het is vooraf niet de intentie om iets los uit te brengen. Wat ik doe is puur voor de film. Maar soms merk ik dat iets los van de film bestaansrecht heeft. Zoals laatst bij Niemand In De Stad. Dan breng ik het uit als soundtrack, puur zodat mensen het terug kunnen luisteren. Maar het is ook niet erg als mijn muziek heel ondersteunend op de achtergrond te horen is. Ik ben nu bezig met Buiten Is Het Feest, de eerste film van Jelle Nesna als regisseur sinds Carmen van het Noorden. We zijn weer herenigd. De muziek wordt is heel minimalistisch, subtiel, elektronisch akoestisch. Piano, strijkers, cello, basklarinet en synths.

There Will Be Blood van Jonny Greenwood is te gek. Hij zet een duidelijke sfeer neer. Het past bij het zwarte randje in de film. In de eerste tien minuten is het helemaal stil. Pas dan komt de muziek in, waardoor het juist extra impact heeft. Je moet als componist niet per se willen dat je muziek helemaal vol met je muziek komt. Soms kan je in overleg juist kiezen voor stilte of sounddesign. Thomas Newman is ook erg goed. Hij deed onder andere The Shawshank Redemption. Hij is minimalistisch en gebruikt soms maar twee of drie thema’s in een film. Dat ben ik de laatste tijd ook vaker gaan doen, bijvoorbeeld bij Niemand In De Stad. Door een thema vaker terug te laten komen, ook in een andere vorm, verbind je scènes aan elkaar, meestal onbewust voor de kijker. Het is een puzzel die steeds meer op z’n plek valt.’

Rutger Reinders won vorig jaar het Gouden Kalf voor de muziek bij de film Dirty God. Hij heeft de afgelopen jaren vaker samengewerkt met regisseur Sacha Polak, die tevens zijn vrouw is. Reinders was ook verantwoordelijk voor de muziek bij o.a. Hemel en Zurich. 

‘Rond mijn zestiende vond ik het al een goed idee om filmmuziek te maken. Ik maakte ik popliedjes, maar kon niet zingen. Dus wilde ik instrumentele muziek maken, alleen geen klassiek. Ik schreef een stuk en dacht: dit is mooie filmmuziek. Op het conservatorium raakte ik van dat pad af. Ik was vooral druk met het beheersen van het instrument. Het zorgde er uiteindelijk voor dat ik jarenlang geen piano wilde spelen. Ik zag alleen maar toonladders voor me en akkoorden die ik nog moest leren. Ik ging in de horeca werken en speelde gitaar, zonder les te nemen. Van het geld dat ik verdiende kocht ik een computer waarop ik ging componeren. Ik was weer van tien uur ’s ochtends tot tien uur ‘s avonds bezig. Vergat te eten. Ik kwam als stagiair bij Massive Music terecht. Daar werd ik veel beter in muziek maken, ook in verschillende stijlen. Maar in de filmwereld terechtkomen gebeurde door de juiste vrouw te versieren.

Hemel van Sacha Polak was mijn eerste klus. Ik heb me een jaar het schompes gewerkt. Ik ben mijzelf volledig kwijtgeraakt. Ik maakte heel veel en moest 90% weggooien. Te druk. Te veel melodie. Te veel op de voorgrond. Als beginner heb je die neiging. Terwijl het begeleidend moet zijn. Ik had nog geen bewuste eigen stijl. Ik was vooral druk in mijn hoofd en wilde heel veel leren. Nadat ze tevreden waren heb ik nog twee maanden doorgewerkt. Bij de premiere in Berlijn hoorde ik mijn muziek voor het eerst in een bioscoop. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt. Dit is het helemaal.

De grootste valkuil bij het componeren van filmmuziek is dat je teveel gaat denken. Natuurlijk ontkomt je er niet aan. Er zijn scènes met spanning, romantiek, de climax, actie. Die vul ik bewuster in. Maar je moet het niet platdenken. Als je vrij te werk gaat wordt het origineel en puur. Bij Dirty God las ik het script vooraf en sprak ik met de regisseur. Welke hoeken kies je? Wat is de stijl? Daarna sloot ik me op om de juiste moods te maken. Het viel in de edit meteen op zijn plek valt. Omdat het uitgesproken is. Er hoeft geen andere tempmuziek onder. Dit zijn juist de cadeautjes in de edit.

Bij Dirty God had ik een duidelijke eigen stijl te pakken. Ik ben zelf met het idee gekomen. Het is een jonge film. Het moet een funkyness hebben voor de Instagram-generatie. Ik heb veel dubstep en trap geluisterd. Maar ik was vooral druk bezig met modulaire synths. We gingen op reis dus ik heb een reisversie meegenomen. Daar ben ik mee aan de slag gegaan alsof ik niet aan het werk was. Daarna vroeg ik: kun je hier iets mee? Het nadeel was dat het stereo is opgenomen. Niet met sporen, dus je kunt niets veranderen. Ik heb wel geprobeerd iets na te maken, maar dat lukt zelden. Je mist de x-factor.

Dat een film lukt, is het allerbelangrijkst. Maar het liefst wil je dat de muziek ook los overeind blijft. Dat heb ik bij Dirty God voor het eerst gehad. Ik voelde tijdens het maken wat ik mooi vond. Ik heb veel minder weggegooid.
Ik ben zelf erg onder de indruk van de muziek van Jonny Greenwood bij Phantom Thread. Hij is zo diep gegaan. Dat hoor je. Hij heeft die John Riddle-stijl. De ballroom jazz, de Sinatra-achtige big band. Maar dan met een Radiohead-kant. Hij geeft de edge aan zo’n klassieke film. Laatst zag ik ook You Were Never Really Here. Ik dacht: wow, wie is dit! Inderdaad, weer Jonny Greenwood. Dat wil je het liefst. Met je muziek meerwaarde aan een film geven.’