‘Karma is coming, it’s only time before the burning starts.’ Dat zong Cleo Sol, zangeres van de mysterieuze band SAULT, een jaar geleden op ‘Foot On Necks’, een wrange reminder dat de Black Lives Matter protesten die begin dit jaar losbarstten, niet uit het niets komen. Om de paar weken was er weer zo’n bericht: man stikt bij aanhouding, vrouw neergeschoten in eigen bed, politie-agent ziet portemonnee aan voor vuurwapen en schiet zijn magazijn leeg terwijl de kinderen op de achterbank toekijken. Het was geen nieuws, er was alleen een crisis nodig om het vuur te doen ontsteken. En inderdaad: SAULT kondigde het aan.

En daarmee kondigde SAULT nog iets aan, namelijk dat de beweging die wil dat zwarte mensen gelijk behandeld worden geen Amerikaanse aangelegenheid is, ook al vonden de meeste van die politie-schandalen wel degelijk in de VS plaats. SAULT voelt zich verbonden, maar komt uit Engeland. Althans, dat menen we te weten. Want een heleboel weten we niet over deze groep. In eerste instantie zelfs helemaal niets. Er waren geen interviews, er is geen bandfoto, geen optredens. Wel werd duidelijk dat de man achter het geluid Dean Josiah Cover heet. Als producer Inflo werkte hij met onder meer Michael Kiwanuka en Little Simz, en voor SAULT schreef en produceerde hij alles. Aan zijn zijde horen we vaak Cleopatra Nikolic (Cleo Sol), een zangeres die ook al eens in dezelfde kringen opdook.

Vier albums bracht SAULT uit in de afgelopen anderhalf jaar, het ene nog beter dan het andere. De Engelse krant The Guardian riep eerder dit jaar Untitled (Black Is) al uit tot album van het jaar, en moest die claimen nu hernemen voor de opvolger. Amper drie maanden later. Het is dan ook echt een indrukwekkende reeks waaraan SAULT bezig is. Moeiteloos schakelen de songs van soul en funk naar jazz. Horen we krachtige backing vocals en frisse flarden percussie, de ene keer Zuid-Amerikaans, de andere keer uit Afrika, als een soort poging om alle zwarte muziek van de wereld te omarmen. Daar zit duidelijk een politieke agenda achter. Het begint nog vrij luchtig met het lange ‘Strong’ en het de disco-achtige claps in ‘Fearless’, maar al snel neemt de intensiteit toe. ‘It makes me feel alive’, klinkt het in ‘I Just Wanna Dance’, een gedachte die we natuurlijk kennen uit alle vormen van dansmuziek. Maar er is meer aan de hand, blijkt al snel: ‘I get kind of mad, we lost another life’.

In ‘Street Fighter’ klinkt het weerbaar: ‘They can't stop us, nothing like us. It's not over till they hear us now.’ En als dat nog niet duidelijk genoeg was, gaat ‘Rise Intently’ er overheen, met bluesy shouts en stampende voeten: ‘Black man, black man angry! Black woman, black woman angry! Black don’t crack, you crazy!’ Ineens staan we op die smeulende barricades die op het debuutalbum al aangekondigd werden. Het is Chicago rapper Melissa Young (Kid Sister) die de overzeese connectie formaliseert met een aantal bijdragen, en die haar teksten voordraagt alsof ze speecht voor een menigte.

Het meest opmerkelijk is de manier waarop Inflo de muziek halverwege het album ineens weer wegstuurt bij de wilde energie van de revolutie. De gebroken violen op ‘No Black Violins In London’ (sic) vertolken de machteloosheid van de golf van geweld die de straten van Londen teistert. ‘These are scary times’, klink het even later in het meest ingetogen stuk van de plaat, wederom met waanzinnige strijkers, en bij de nachtclubjazz van ‘The Black & Gold’ vallen de woorden zelfs helemaal weg.

Zo leidt Inflo zijn luisteraar super elegant door de zware kost. Soms schuurt het als Sly Stone in het heetst van de jaren zestig, soms is het juist smooth als Londen’s befaamde acid jazz, en voor je er erg in hebt beland je bij de fraaie afsluiter: ‘Little Boy’. Als je later groot bent, en je vragen gaat stellen - spreekt een moeder tot haar zoon - dan zal ik je de waarheid vertellen over de ‘jongens in het blauw’. Maar ik zal ook tegen je zeggen: God’s engelen waken ons. Ze zullen ons niet vergeten.