Het is ontwapenend, het onverwoestbare optimisme van Beverly Glenn-Copeland. Van meet af aan heeft de inmiddels 77-jarige Canadees de controle over het gesprek. Voor moedeloosheid is geen plaats, aan terugkijken heeft hij geen boodschap – en dat terwijl Copeland een behoorlijk tumultueus halfjaar achter de rug heeft. In plaats van op tour was hij dit voorjaar opeens dakloos; zijn huis had hij net vóór de pandemie verkocht en een nieuw onderkomen vinden bleek met de veranderde omstandigheden onmogelijk. Er moest een GoFundMe-campagne, opgezet door zijn dochter, aan te pas komen om Copeland en zijn vrouw van de straat te houden. In net iets meer dan een week kwam er 90,000 dollar binnen via vele honderden donaties, een miljardairskoppel (‘internationale advocaten, die in deze tijd héél veel geld hadden kunnen verdienen’) bood hen een huis aan de Canadese oostkust, in ieder geval tot de storm is overgewaaid.
‘It was life-changing,’ vertelt Copeland. ‘Want je kunt een positief persoon zijn en vertrouwen hebben in de mensheid, maar als je nooit eerder in de positie bent geweest waarin je dat soort hulp echt nodig hebt en het dan opeens krijgt… Het was waanzinnig. Dus dit is hoe barmhartigheid eruit ziet!’
Hoe stressvol die periode ook was, Copeland legt de nadruk steevast op de positieve gevolgen. ‘Gek genoeg heeft het mijn bekendheid alleen maar vergroot. Ik doe veel onlineconcerten, ik doe heel veel interviews. Er gebeurt een hoop.’ Zo verscheen er een compilatiealbum, Transmissions: The Music of Beverly Glenn-Copeland, en kwam daar spontaan ook een live-album bij, Live at Le Guess Who?. De immer enthousiaste Copeland veert nog verder op als het over dat bewuste optreden gaat: ‘Het was ongelofelijk. Het is nog steeds een van mijn favoriete optredens en dat zal waarschijnlijk de rest van mijn leven zo blijven.’
Eigenlijk zou Beverly Glenn-Copeland dit jaar zijn zegetocht voortzetten. Als zeventiger, met vijf decennia ervaring, had hij eindelijk zijn publiek gevonden. Maar in plaats daarvan zit hij thuis. Sterker nog: hij raakte zijn huis kwijt.
Muziek voor de ongeboren generatie
Tot voor kort was live optreden voor Copeland ‘zeer, zeer onnodig’. Hij deed het aanvankelijk wel, rondom de release van zijn debuut (1970), ‘omdat dat van je verwacht werd. Maar toen ik besefte dat het voor mij toch niet ging gebeuren, ben ik me bezig gaan houden met wie ik ben. En mijn echte aandrijfkracht is het vastleggen van de muziek die het universum mij toestuurt.’ Vanaf zijn 29ste vindt Copeland zijn toevlucht in het boeddhisme. In de jaren die volgen vergaart hij enige bekendheid als gastacteur in de Canadese kinderserie Mr. Dressup, maar de albums die hij uitbrengt blijven stuk voor stuk onopgemerkt. Pas in 2015, als een invloedrijke Japanse verzamelaar bij toeval stuit op een exemplaar van Keyboard Fantasies (1986), begint de bal te rollen. In een mum van tijd wordt het album erkend als zijnde een meesterwerk in het new age-genre en krijgt Copeland het publiek dat, in zijn woorden, ‘voorbestemd was hem te vinden.’
Twintigers zijn het vooral, begin-dertigers. De mensen die nog geboren moesten worden toen Copeland tevergeefs weerklank zocht. ‘De muziekindustrie wist niet wat ze met mijn muziek aan moest. Alles was georganiseerd in hokjes en daar paste ik niet in. Ik zong over zaken die met spiritualiteit te maken hadden. En degenen die in de jaren ’90, begin jaren ’00 volwassen waren, werden vooral blootgesteld aan wat ‘hip’ was, wat daar dan ook de voorwaarden van waren.’`
Al die plotselinge aandacht deed Copeland de afgelopen tijd van gedachte veranderen wat het niet-touren betreft. ‘Toen jouw generatie deze muziek begon te vinden en erdoor geraakt werd, besefte ik dat ik jullie wilde bedanken. Ik besloot dat ik rond zou gaan reizen om jullie persoonlijk te bedanken en om met jullie in gesprek te gaan over de dingen die er voor jullie toe doen en die voor mij al mijn hele leven belangrijk zijn.’
Nooit meer terug naar normaal
De missie van Copeland is innig verbonden met het welzijn van de planeet en de toekomst van jongere generaties. Wat dat betreft beseft hij hoe veel moeite het velen nu kost om hoopvol te blijven. ‘Dat is volkomen logisch, want waar we nu mee geconfronteerd worden is ongelofelijk moeilijk. De vraag is nu of de aarde onze soort wel kan blijven ondersteunen, of we elkaar niet op gaan blazen met atoomwapens, of we een wereld blijven die het niet interesseert dat er vele miljoenen mensen verhongeren terwijl andere mensen hun eten door bedienden krijgen opgediend. Als je weet wat er aan de hand is, en daar komt een groot deel van jouw generatie nu gelukkig achter, en je voelt je niet af en toe enorm moedeloos, dan moet je wel een robot zijn.’
Het kost ook Copeland moeite, die eeuwige glimlach, de boodschap van hoop en vrede die doorklinkt in al zijn muziek. Al 47 jaar beoefent hij iedere dag een uur lang een boeddhistische chant (Nam Myōhō Renge Kyō), maar meer nog put hij de laatste jaren energie uit de jonge mensen van nu: degenen die na al die jaren zijn muziek ontdekten maar vooral degenen die volgens Copeland beseffen dat ‘we allemaal één familie zijn, in dit enorme universum waarin we niet meer dan een stip zijn. Dat bemoedigt mij elke dag. Jij bemoedigt mij elke dag.’ De ‘indigokinderen’ noemt hij ze, een generatie waarvan is voorspeld dat ‘ze de mensheid van hun tienerjaren naar volwassenheid zullen helpen. Jullie vertegenwoordigen een enorme spirituele en emotionele stap voorwaarts. We moeten jullie steunen. Jullie zijn onze hoop.’
De gevolgen van de coronacrisis voor de muzikale ambities van Copeland verbleken bij die realiteit. In plaats van dat nieuwe album dat hij niet kon opnemen, die tour die niet doorging, praat Copeland liever over een betere toekomst voor de bovengenoemde generatie. Op de vraag of hij verwacht verder te gaan waar hij was gebleven als alles weer normaal is, reageert Copeland messcherp. ‘Ik verwacht niet dat er ooit nog een ‘normaal’ gaat zijn zoals we dat hiervoor hebben gekend. Misschien zal het voor een korte tijd zo lijken, maar er ís geen normaal. We kunnen niet terug en als we dat wel doen, dan is de mensheid kláár, begrijp je? Natuurlijk hoop ik dat ik al die dingen weer kan doen: nog een tijdje doorgaan, mensen ontmoeten, al die belangrijke zaken meenemen tijdens optredens, albums uitbrengen, wat dan ook. Maar ik kan dat niet zeker weten, niemand kan dat zeker weten. We moeten ons voortdurend bezighouden met het creëren van iets nieuws voor de toekomst.’