Onder het hoofdpodium van Pinkpop ligt een roadie te slapen in een hangmat, zijn pet over zijn ogen. Er is niets dat hem beschermt tegen het gejoel en het gefluit dat vanaf het veld over de hekken heen davert. Even verderop spelen twee andere roadies een potje voetbal. Gewoon een balletje trappen, alsof er niets aan de hand is. Het is bijna tien uur, anderhalf uur na de beloofde aanvang van de derde headliner van Pinkpop. De grote act, de grootste hardrockband van de jaren negentig, die nog nooit op het festival speelde. We hebben lang genoeg gewacht.
Een half uur geleden kwamen er drie geblindeerde taxi’s het backstage terrein op rijden. Meer dan een uur uur te laat, maar dat was ingecalculeerd. Uit de wagens stapten gitarist Richard Fortus, drummer Frank Ferrer en toetsenist Melissa Reese, de bonusleden van de band. Of nou ja, ze hoorlijk niet bij de succesformatie die begin jaren negentig stadions velde en hotelkamers sloopte. Ferrer’s grijze tinten in zijn zwarte baard fonkelden in het late zonlicht, terwijl het haar van Reese voor de gelegenheid Pinkpop-roze geverfd is. Ze lachten, maakten grapjes, geen haast. Van de echte sterren geen spoor. Tien minuten geleden was er een vierde taxi, met daarin drie originele leden: Dizzy Reed, Duff McKagan en… Slash, de iconische Slash. De man die er altijd en overal uitziet als Slash. De man de lange zwarte krullen en de hoge hoed, die zijn gitaar altijd zo mooi laag op zijn heup legt als hij soleert, alsof het een reusachtige karper is die hij met kracht en tactisch vermogen uit het water getrokken heeft.
Ook wie Guns N Roses nooit live zag kent zijn groteske poses. Uit de videoclip van ‘November Rain’ bijvoorbeeld, dat 7 minuten epos waarin helikoptershots de grandeur van de gitarist moesten leggen. Guns N Roses was larger than life in die tijd en scoorde zelfs hit na hit. En dat was eigenlijk best opmerkelijk, want de band brak door als een vuige hardrockband uit de LA scene waar ook Mötley Crüe en Skid Row uit kwamen. Maar Guns N Roses had de MTV factor, en ze hadden het vermogen om giga rockballads te schrijven.
Jarenlang dachten we dat Slash met de zanger van Alter Bridge het dichtstbij was dat we konden komen bij Guns N Roses. We namen er maar genoegen mee, ook op Pinkpop. Maar nu staan Axl, Slash en Duff toch echt zij aan zij op het podium, ook in Landgraaf. Met alles wat daarbij hoort. Dus ook: wachten.
Het was Jan Smeets zelf die op Slash af beende. Hij overleefde corona en is de laatste jaren slecht ter been, maar de soepelheid waarmee Jan achter de gitarist aan rende doet niets onder voor die keer dat hij achter Mick Jagger aan moest toen die hem peerde, in 1979. Wel verdomme nog aan toe, konden omstanders Smeets horen tieren. Het hele optreden van reggaezanger Peter Tosh had de Stones-frontman in de coulissen gestaan, en iedereen wachtte tot hij het podium op zou lopen om een nummer samen te doen. Jagger achterhaalde hij niet, maar op zijn 75e laat hij Slash niet ontsnappen. Ze kennen elkaar waarschijnlijk, want Slash speelde al een paar keer op Pinkpop. Met Miles Kennedy van Alter Bridge als zanger, en dus het halve werk (of nou ja, het kwart werk), maar toch waren het succesvolle optredens.
Wat de Pinkpop-baas precies tegen de gitarist gezegd heeft was niet te horen, maar de lichaamstaal zei genoeg. Smeets is woest, wijst op zijn klok. En Slash, die haalt zijn schouders op. Ik ben het probleem niet, lijkt hij te zeggen. Zonder HEM kunnen we toch niet beginnen? Wel is de komst van de drie kernleden reden voor een paar andere crewleden om te beginnen aan de laatste checks. Lontjes in het vuurwerk, rozen op de rand van het podium, kogels in de pistolen. Het kan nu niet lang meer duren.
Dan ineens springt de roadie onder het podium uit zijn hangmat. Hij herkent het geluid zelfs in zijn diepste slaap. Van achter heuvel van Snow World klinkt het geratel van een heli, zo een met dubbele wieken. Rakelings scheert het gevaarte over de heuvel, waar honderden fans zonder kaartje extatisch staan te springen en zwaaien. Op het backstageterrein wordt een gigantisch GNR logo uitgerold, dat van hoog in de lucht te zien moet zijn. Het gemor en gefluit transformeert tot een enorm kabaal, een collectieve brul die de seismologen doet huiveren. Nog geen minuut later landt de heli, en stapt Axl Rose uit. Zijn lange, rode haar waait over zijn gezicht, en zijn shirt waait omhoog. Drie prachtige dames stappen achter hem aan. Een met een kam, een met twee flessen champagne en een met een puppy. Het moet de opvolger zijn van Rosie, de trouwe viervoeter die drie jaar geleden overleed toen GNR op tour was in Zwitserland. Ze speelden die avond een AC/DC cover als eerbetoon. Niet zo gek, aangezien Axl net een tijdje dienst gedaan had als zanger van die band. Een kruiperige man komt vanuit het backstage dorp op de zanger aflopen met een hoed in zijn handen. Hij trekt het shirt weer naar beneden. Het is klaar. Axl is klaar. We kunnen eindelijk beginnen.
Nog geen minuut later gaat het licht van het podium uit en horen we angstaanjagende kreten, onverstaanbaar gepraat en een zachtjes brommende synth. Het gepraat wordt steeds harder, en de kenners weten genoeg: dit is het openingsnummer van Chinese Democracy, de plaat die Axl Rose een half leven en al zijn vrienden kostte. De plaat die bespuugd en geridiculiseerd is, die dertien miljoen kostte. De plaat waarvoor basketballer Shaquille O’Neal een verse opnam, dat vervolgens weer geschrapt werd. De plaat waar gitarist Dave Navarro precies een halve dag aan werkte, en de bizarre gitarist Buckethead vier jaar. Eén groot drama was het maakproces, en velen smaalden al op voorhand dat het wel het slechtste album ooit moest worden. Als het überhaupt ooit uitkwam.
Die Buckethead was me een figuur. Hij heet zo omdat hij altijd speelt me een emmer van Kentucky Fried Chicken op zijn hoofd. Een onzekerheidsdingetje, schijnt. Bucket had nogal wat maniertjes. Zo wilde hij altijd hardcore porno aan hebben op de tv in de studio, om in de stemming te komen. En toen Axl’s hond een keer in de studio gekakt had, wilde hij de drollen graag laten liggen, omdat ie zo van de geur hield. Drie dagen later rook het hele complex naar schijt. Allemaal afleiding natuurlijk, en het duurde en duurde voor die plaat er echt kwam. Bij platenmaatschappij Universal werden ze er gek van, en punkers The Offspring dreigden Axl af te troeven door hun album ook Chinese Democracy te noemen. En toen was en nog Dr Pepper, die voor de gein aanbood elke Amerikaan een gratis blikje van dat gore kersendrankje cadeau te doen als het album dat jaar nog uit zou komen. Het werd een duur geintje, want het album kwam er daadwerkelijk, en Axl hield de frisdrankgigant aan zijn woord.
Het titelnummer van die plaat speelt Guns N Roses eigenlijk altijd. En dat is best genereus van met name Slash, want Axl moest in al die jaren niks van hem weten. Terwijl hij toch minstens zo bij het DNA van GNR hoorde. Slash werd zelfs een keer geweigerd bij een Guns N Roses optreden in LA. Een ultieme vernedering, want zoals iedereen weet is Slash nog herkenbaar als ie even anoniem naar het toilet probeert te gaan, dus iedereen moet het gezien hebben toen hij met zijn staart tussen de benen afdroop. Dat titelnummer is eigenlijk best goed, een ruwe riff, en dan de snerpende stem van Axl, die meteen begint met het refrein: ‘It don't really matter. Gonna find out for yourself.’ Schijnt over de Dalai Lama te gaan. Dat wil zeggen: over een film over de Dalai Lama, want erg veel kwam Axl in die tijd de deur niet uit.
Dat Slash daarna de riff van ’Shackler’s Revenge’ inzet is wel een verrassing, want dat nummer spelen ze nooit live. Je ziet het hele veld denken: ‘I’ve got a funny feeling, there’s something wrong today’. Terwijl het nummer doorrolt in een soort nu-metal scratchgeluid, bevestigt Axl Rose die vermoeden: ‘We gaan iets bijzonders doen. Ik heb er nog eens over nagedacht. Het is wél een goede plaat. Het is fucking wel een goede plaat. We gaan Chinese Democracy helemaal voor jullie spelen.’
En dus neemt Axl Landgraaf mee langs de meest beschimpte en meest onderschatte rockplaat aller tijden. Chinese Democracy, een album waarop Axl schmiert en klaagt over slechte relaties. ‘Better’, dat op het album een vrij bizarre mix heeft, met een dun gitaargeluid en afgeknepen vocalen, klinkt live in Landgraaf zo grootst als de beste GNR ballads. Daarna klimt Axl achter de piano voor ‘Street Of Dreams’, ook een gevoelig nummer. Het nummer openbaart zich laag voor laag, en uit het dak van het podium komen drie engelachtige figuren met violen omlaag gevlogen. Voor het eerst zien we Slash echt vlammen, gedragen door de strijkers soleert hij, en Axl bezingt opnieuw de verloren liefde: ‘What I thought was beautiful don't live inside of you, anymore.’
De strijkers blijven hangen voor ‘If The World’, een merkwaardig wah-wah nummer dat nooit echt lekker op gang komt. Het is geen ballad, en die gemaakte funkvibe past totaal niet bij Axl huilende uithalen. Maar bij ’There Was A Time’ kan de liefhebber zijn hart weer ophalen. ‘I would do anything for yooooooouuu’, zingt Axl in de gedragen sluiper. Op het album duurt het al bijna zeven minuten, maar hier bouwt de band er een heel instrumentaal stuk in. De gitaarsolo aan het einde duurt ineens langer dan het hele nummer bij elkaar. Slash rent al solerend van links naar rechts over het podium, terwijl Axl en Duff tegen elkaar aan gaan staan. Dan duiken de drie oerleden gezamenlijk de catwalk op die recht voor het podium ligt. Heel even legt Axl zijn arm in de nek van Slash terwijl ze naar beneden lopen. Het is een prachtige catwalk, in de vorm van een klassieke revolver. Aan de kop van de catwalk komen vijftien revolvers uit het podium naar boven. Vijftien, één voor elk jaar die het kostte om Chinese Democracy te maken. Dit is een viering, zoveel is duidelijk. Terwijl Slash de laatste noten van zijn solo speelt, vuren de vijftien revolvers een voor een een eresaluut. Rozenblaadjes fladderen uit hun loop over het uitzinnige publiek.
We zijn zes nummers op weg in de herwaardering van het vergeten meesterwerk. Wie heeft de zogenaamde klassiekers nodig? De horkerige branie van ‘Welcome To The Jungle’, het kinderachtige gejank van ‘Don’t Cry’. Dit is de volwassen Axl, de man die zijn demonen overwon, die al zijn vrienden af moest stoten om zo diep te kunnen gaan. Hij zingt over ‘Catcher In The Rye’, het klassieke boek van JD Salinger. Hij heeft het nooit gelezen, maar dat geeft niet. Literaire referenties geven gewicht, en daar is Axl naar op zoek. Niet meer in letterlijke zin trouwens, hij is dat pafferige van de laatste jaren helemaal kwijt. Kennelijk was die corona-hometrainer voor hem geen miskoop. De aanstekers en telefoonlichtjes gaan massaal de lucht in als Axl aan het slot van ‘Catcher In The Rye’ voorzingt: nanananananana. Een ‘Hey Jude’ momentje. Voor ‘Scrapped’ komt uit de catwalk een gospelkoor tevoorschijn, dat na een seconde of wordt weggeblazen door een drie-dubbele gitaar-riff en een woest uithalende Axl Rose. We zijn al een uur onderweg, en enkel nog Chinese Democracy songs. Ongekend! De tijd vliegt verder, langs de onheilspellende rock van ‘Riad N’ the Bedouins’ en ballad ‘Sorry’. ‘I’m sorry for you, not sorry for me’, zingt hij naar al zijn haters.
Twintig minuten later zet GNR het lang uitgesponnen ‘This Is Love’ in, de gedragen fanfavoriet waarin Axl zingt hoe het niet uitmaakt wat hij zegt en doet. Iedereen denkt toch dat het een leugen is. Hij oogt kwetsbaar en fragiel, terwijl vuurpijlen over het hele Pinkpopveld schieten, helemaal tot aan het mega bierkrat. Het is een daverend slotakkoord, dat nog eens uitvergroot wordt in laatste nummer van het album, ‘Prostitute’. Axl legt zijn handen open, gaat op zijn knieën zitten en geeft zich bloot. ‘If my intentions are misunderstood. Please be kind, I've done all I should.’ Het zijn woorden als mokerslagen. Na al die jaren dat Axl Rose belachelijk gemaakt werd. Dat we deden alsof hij arrogant was. De weg kwijt. Een junk, een alcoholist. Hij deed wat hij moest doen, en werd niet begrepen. Het wordt tijd om het late werk van Guns ’N Roses in onze armen te sluiten.
Het moment:
De band loopt van het podium af, terwijl Jan Smeets voor iedereen zichtbaar druk staat te gebaren tegen de tourmanager. Die staat met een vel in zijn handen waarop nog vier nummers staan. Het licht is uit, het publiek onrustig. Natuurlijk moet ‘November Rain’ nog, ‘Paradise City’ en ‘Sweet Child ‘O Mine’. Maar Smeets is streng. Hij heeft het al eens eerder meegemaakt, met Ian Astbury en The Cult in 1992. Die dachten dat ze God waren, kwamen een uur te laat op en speelden tot na twaalven door. De band kreeg een terreinverbod voor het leven. De tourmanager gaat voor Smeets op de knieën, terwijl Axl Rose nerveus de zweetdruppels van zijn voorhoofd veegt. Maar de oude baas van Pinkpop is onverbiddelijk. Geen sprake van. Of zoals ze dat in Limburg zeggen: over my dead body. ’Beste mensen’, zegt Smeets even later tegen het publiek. Hij klinkt geëmotioneerd in zijn slotwoord. ’Ik ga er geen preek van maken, maar regels zijn regels.’
Opnieuw is er die transformatie, van gejoel en gemor naar een ovationeel applaus, dit keer voor Mr Pinkpop. ‘Ik wil jullie allemaal bedanken voor deze fantastische 51e editie van Pinkpop. Controleer jezelf vanavond op teken, drink nog wat water, smeer jezelf in met after sun, stem op de PvdA en ga rustig naar buiten.’ De eerste klanken van ‘All You Need Is Love’ worden ingezet, Jan duwt zijn bril terug omhoog op zijn neus, wappert met zijn aantekeningen en zegt: ‘Tot volgend jaar, op Pinkpop 2021!’
3voor12 doet het hele weekend verslag van Pinkpop. Lees al onze recensies in het dossier.