Ga er maar aan staan. Probeer dat gapende gat maar eens te overbruggen. Een meter of tien is het, de lege vloer van de grote zaal van TivoliVredenburg. Daar achter beginnen de stoelen, waarvan de meeste met zwart tape gemerkt zijn. Dat betekent: verboden te zitten. Het gaat allemaal keurig volgens de regels bij het eerste concert in TivoliVredenburg. Een praatje bij de deur - heb je klachten, hebben je huisgenoten klachten - handen desinfecteren, telefoon met je kaartje over een gigantische tafel schuiven om gescand te worden, de pijlen volgen richting de bar en toilet, door personeel naar je plek gewezen worden.
‘Het was awkward’, vertelt S10 voor de show. Ze heeft er al twee van deze shows opzetten. Eentje om 16:00 uur vanmiddag, een om 19:00 uur. Ze begint zo aan de derde, om 21:30. ‘Awkward maar fijn om er weer te staan. Je ziet de mensen niet goed, en bij sommige momenten ook weer wel. Het heeft wel een beetje de sfeer van een repetitie, waarbij alleen je team in de zaal zit. Als ik me dat voorstel is het makkelijker de druk laag te houden.’
Zo is het natuurlijk ook. Een soort huisfeestje. Een exclusief concert. Zo moeten we het zien. Een eerste kans om weer een artiest op te zien treden. Het einde aan de meest bizarre periode die de popmuziek ooit gekend heeft. Dat is nogal een stelling, maar wel een die niet moeilijk te verdedigen is. Nog nooit sinds de uitvinding van de rock ’n roll kwam het voor dat vrijwel nergens op de wereld een artiest op het podium stond. Later kunnen we er vast om lachen, maar nu is het te bizar om te beseffen dat dat echt zo is. We leven in een periode waarin autoraves en mensen die in speciaal afgezette vakken dansen viral gaan, omdat het in elk geval beter dan niets is.