'Donny Hathaway wordt behandeld als voetnoot, terwijl hij een hoofdstuk is,' zegt de Amerikaanse producer James Mtume. Dat hoofdstuk is er nu. David Kleijwegt maakte de documentaire Mister Soul – A Story About Donny Hathaway.

Elke Amerikaan kent twee dingen van muzikant Donny Hathaway: de tune van Maude, een comedyserie uit de jaren zeventig, en de soulvolle kerstknaller 'This Christmas'. Hathaway was geen echte liedjesschrijver en hij vond zichzelf eigenlijk ook geen echte zanger. Zijn kracht was pianospelen. Op de Wurlitzer, om precies te zijn. Tussen 1969 en 1972 verschijnen een paar platen, waaronder een indrukwekkend livealbum, en dan wordt een genadeloze diagnose gesteld: manische depressie met waanbeelden. Er volgt een duistere periode waarin Hathaway een teruggetrokken bestaan leidt in zijn ouderlijk huis. Sporadisch is hij nog in een studio te vinden, waar hij dan bijvoorbeeld alle 122 opnames van hetzelfde liedje afkeurt. Af en toe speelt hij 's avonds in de kroeg. Hij scoort in 1978 nog wel een hit met 'The Closer I Get to You', een duet met Roberta Flack. Op 13 januari 1979 is hij in New York om nieuwe muziek op te nemen met Flack. Na afloop gaat hij naar zijn hotel en springt vanaf de zestiende verdieping uit het raam. 

'Het is bizar dat dalen zo diep kunnen zijn, maar dat de muziek altijd intact blijft, altijd vol harmonie,' zegt David Kleijwegt, maker van de filmische documentaire Mister Soul – A Story About Donny Hathaway. Kleijwegt is altijd al geïnteresseerd geweest in kunstenaars met een dergelijke zwarte rand. Types als Nick Drake, Brian Wilson en Syd Barrett: stuk voor stuk tragische gevallen bij wie hun talent op gespannen voet leeft met hun geestelijke gezondheid. De film die hij eerder over de band Low maakte, gaat eigenlijk over hetzelfde: als je over het randje gaat, hoe kom je dan weer terug? Ook zijn film De ballade van Lucky Fonz III gaat over depressies en hoe je daar weer uit komt. Het verhaal van Donny Hathaway past daar prima tussen. 'Ook zo'n tragisch leven ondanks enorme kwaliteiten.'

Te zwart

Voor Kleijwegt (1965) komt met het verschijnen van de film een einde aan een lange periode waarin hij zich soms behoorlijk moest inspannen om het project levend te houden. Het begon eigenlijk toen hij elf was, in een puberkamer in Barendrecht. 'Toen liet mijn jeugdvriend Mischa mij Donny Hathaway Live horen – nog altijd een van de beste livealbums ooit.' De jonge Kleijwegt had toen natuurlijk nog geen benul van het zwarte levenspad dat Hathaway aan de andere kant van de oceaan bewandelde. 'Als je in die tijd Muziekkrant Oor las, ging het daarin alleen maar over The Eagles. Niet over Donny Hathaway.' Het zou dan ook nog lang duren voordat Kleijwegt ter ore kwam dat Hathaway tragisch aan zijn einde was gekomen. 'Ik woonde inmiddels in Rotterdam en ontmoette op zondagavond in Rotown altijd vrienden en vakgenoten om over muziek te praten. Ik wierp toen ooit de vraag op: waarom plegen witte popmuzikanten zelfmoord – van Kurt Cobain en Roy Buchanan tot Lou Bandy –, terwijl zwarte muzikanten een vroege dood sterven door geweldsmisdrijven? We konden toen geen enkele zwarte muzikant bedenken die zelfmoord had gepleegd. Het was natuurlijk pre-internet, maar op een dag kwamen we erachter: Donny Hathaway. Later ontdekten we dat er toch nog meer waren.'

Donny Hathaway scoorde twee top 5-hits en won een Grammy, maar zijn levensverhaal bleef eigenlijk veertig jaar onderbelicht. Vreemd, want hij was geen obscure artiest, stelt Kleijwegt. 'Donny valt nogal eens buiten het blikveld.' Hij wordt vooral geassocieerd met gladde soul en easy listening uit de jaren zeventig. En het zijn vaak technisch begaafde muzikanten die Hathaway op een voetstuk plaatsen. Kleijwegt: 'En toch, twee bekende Nederlandse zangers vinden hem de beste zanger aller tijden: Gordon en Anouk. In Amerika is de muziekwereld nogal gesegregeerd: in de zwarte gemeenschap kent iedereen hem, in de witte niemand. Manager Ed Howard zegt in een outtake van de film dat de muziek te zwart klonk om succes te hebben.' 

‘In de zwarte gemeenschap kent iedereen Hathaway, in de witte niemand’

Copycats

Stevie Wonder was meteen verkocht toen hij in 1970 het debuut van Donnie Hathaway hoorde. Zijn eigen muziek veranderde rigoureus en hij ging ineens anders zingen. Het is iets waar producer en muzikant James Mtume zich in de film over beklaagt. 'Copycats verdienden beter en kregen meer aandacht in de pers dan Donny Hathaway.' En van die copycats zijn er heel wat: Stevie Wonder is er een. Peabo Bryson en Luther Vandross zijn er nog twee. Obscuur of niet, Kleijwegt had weinig in handen toen hij aan het onderzoek voor de documentaire begon. Hij wist dat Hathaway uit het raam was gesprongen en kende diens levensverhaal in grote lijnen uit een aflevering van de Amerikaanse muziekreeks Unsung (2008). 'Zo'n soort film had ik zeker niet voor ogen, maar ik had nu wel houvast. Ik wilde geen muzikanten in mijn film die alleen de loftrompet zouden steken over Hathaway. Ik wilde de mensen spreken die intens met hem waren omgegaan. Het uitgangspunt voor mijn film was: een beeld schetsen van de laatste dag uit het leven van Hathaway. Ik wist dat hij die dag had opgenomen in de studio. Wat ging er toen door hem heen? Dit was het eerste plan dat ik schreef. Later werd het groter en groter, omdat er steeds meer dingen onduidelijk werden in het verhaal.'

Het werd een hele klus om in contact met de familie te komen. 'De eerste die ik te pakken kreeg, was zijn dochter Lalah, die ook zangeres is. Daar heb ik jaren over gedaan. Ik kon haar kort in Los Angeles spreken en heb daar min of meer om haar zegen gevraagd. Zo doe je dat. Je hoeft niet voor alles toestemming te hebben bij het maken van zo'n film, maar het is wel prettig. Zij verwees mij door naar Eulaulah, haar moeder en Donny’s weduwe. En vervolgens kwam ik terecht bij de broer en de zussen van Hathaway. Die wilde ik natuurlijk ook spreken. Zij vormen de kern van het verhaal. Ze staan symbool voor Hathaway en wonen nog altijd in een getto. Hathaway was voor hen echt de kans om daaruit te ontsnappen. Dat is dus niet gelukt.'

Natte regenjas

De dagen waarop Kleijwegt met zijn ploeg bij de zussen in Anniston, Alabama filmde waren bijzonder. 'We werden liefdevol ontvangen. Ze gaven mij alles waar ik voor was gekomen. Ze hadden veertig jaar gewacht om dit verhaal te vertellen. Zij zijn de helden in de film.' De broer kwam over uit St. Louis en schoof ook aan. 'Bij hem ging om halfnegen ’s morgens het eerste biertje open. Na de middag had filmen weinig zin meer, toen was hij te dronken. Het leek net of hij met zijn manie langzaam in Donny veranderde.'

Het werd een lang project dat vele stadia doorliep. Aanvankelijk voerde Kleijwegt tientallen gesprekken in Amerika. Dan lag het werk weer een tijd plat om jaren later weer opgepakt te worden. Toen eenmaal alle interviews waren opgenomen, miste Kleijwegt nog een belangrijk ingrediënt. Daar kwam verandering in toen hij een exemplaar van het boek Winners Have Yet to Be Announced van Ed Pavlić in handen kreeg. Kleijwegt: 'Het is een soort free-form poetry over Donny Hathaway. De schrijver vraagt zich van alles af, terwijl hij luistert naar de muziek van Hathaway. Die gedichten worden doorsneden met flarden tekst, alsof iemand tegen je praat. Later kwam ik erachter dat dit stukken uit interviews over Hathaway zijn. Zeer bijzonder, want zo veel getuigenissen zijn er niet.’

Het boek leverde Kleijwegt een belangrijke kapstok voor de film: Hathaway had een waanbeeld dat hij Mister Soul had gedoopt. Het zorgde voor een extra, filmisch element. 'Een gedaante die Hathaway altijd zag aan de overkant van de straat. Mister Soul had altijd een natte regenjas aan, ook al scheen de zon.'