Raven in een anderhalve-meter-maatschappij, hoe doe je dat? In het weekend dat DGTL een ambitieus livestreamfestival heeft opgezet, schuif ik mijn scepsis aan de kant en zet ik alles op alles om het festivalgevoel naar de woonkamer te brengen.

Het is een uur of half acht ’s avonds, en ik en mijn huisgenoot hebben nu echt de smaak te pakken. Onze huiskamer ziet eruit als een uit de hand gelopen huisfeest in een smoezelig studentencomplex: vuilniszakken over de ramen om het licht buiten te sluiten, een paar lege flesjes corona die tegen de Chrome Cast aanleunen. Op de beeldbuis wiebelt JP Enfant glunderend heen en weer terwijl hij de woorden van Adam X’s ‘Midnight Sun’ meeprevelt. Ondertussen gooit mijn huisgenootje haar hele lichaam in de strijd terwijl er een moddervette kick dof door mijn homespeakers heen schalt. Hoezo, corona een dooddoener voor de nacht?

Effe eerlijk: ook ik was een livestream-scepticus. Tuurlijk zag ik ze allemaal voorbijkomen. Ik heb nog even meegedanst met die 24 uur lange classicparade van garage legend DJ EZ, ben met wat Italianen in de wc gedoken in de virtuele club van Resident Advisor. Maar ik word er ook een beetje verdrietig van, want mijn God, wat mis ik het uitgaan. Ik wil de nabijheid van een mensenmassa voelen, het zweet dat als condens in de lucht slaat. Af en toe zet ik op mijn koptelefoon een schmierende trancebanger of twee aan om vervolgens te dagdromen over de club. Sta je daar midden in het park, terwijl de visioenen je naar binnen schieten. Weer in het licht van de stroboscoop staan terwijl een mensenmassa als een stopmotionfilm voor mijn ogen voorbij schiet. Ik snak naar dat gevoel wanneer je vroeg in de ochtend de club uitstapt, de koele lucht in, terwijl het koude zweet je op de rug staat. Uitgeput. Voldaan. Zelfs de lichte zelfhaat die je bekruipt wanneer de zon weer opkomt en pesterig in je ogen prikt, die mis ik. Met de club op mijn netvlies voelt zo’n livestream toch wel een beetje als een slap aftreksel van the real thing. Geen seks, maar porno.

Maar gisteren was ik de clubheimwee zat. Doen alsof deze coronacrisis een pauze van het dagelijks leven, dat gaat er bij mij niet meer in. En bij DGTL ook niet. Want ook al gaat de traditionele lentedans niet meer door, de afgelopen weken hebben ze bergen verschoven om alsnog een virtueel festival naar je huiskamer te brengen. Hoe ziet dat eruit? Simpel gezegd is het een webpagina waarbij je toegang hebt tot drie verschillende stages, waarin alle sets als een dj-centipede aan elkaar zijn geregen. Als je in Amsterdam woont kun je drankjes bestellen aan de virtuele bar, die naar je huis worden gebracht, en je kunt ook een pizza’tje bestellen uit de pizza oven van de Radio Radio. De boodschap: we gaan er het beste van maken. En oké, misschien zijn de festivalvelden en de clubnachten nu ver weg, maar laten we het even omdraaien. Wat heb je nodig om dat gevoel naar huis te brengen? Een goeie geluidsinstallatie? Een geïmproviseerd clublicht met rood crêpe-papier? Een briefje op de wc met ‘één persoon per keer’? Challenge accepted.

Mijn enige compagnon voor het festival: mijn huisgenootje, met wie ik flink close ben geworden sinds we een maand vastzitten in deze schoenendoos van een stadsappartementje. Ook voor haar is zo’n online festival een welkome afwisseling in een leven waarin een bonusaflevering van The Tiger King opeens een event is om naar uit te kijken. Overigens moet ik haar in het eerste dagdeel missen, dus zwengel ik eerst in mijn eentje in de loop van de middag de stream aan. Ik stuit op Luuk van Dijk, die ondertussen sportschool tech house voor de lads staat te draaien in een kek blouseje. In de chat naast de stream spamt een stel Britten onder hun volledige naam dat ze hun neus vol willen snuiven. ‘Waar is de SOS? Ik heb die van mij op de grond laten vallen!’

Even later krijg ik een lyrisch appje over een Lana Del Rey-edit van Patrice Bäumel en staat de Amsterdamse Kléo zulke zonnige pianohouse te draaien dat ik besluit dat het tijd wordt om een corona’tje open te trekken, dus ga ik met een koptelefoon op mijn hoofd en een festival in mijn binnenzak op weg naar de Albert Heijn, waar de rij al flink lang is. Dan is het toch een beetje alsof je in de rij voor De School staat, alleen nu is de opgave niet om de line-up te onthouden maar om je boodschappenlijstje uit je hoofd te doen. Het einde van de rij komt in zicht. Voor me wordt een koppeltje geweigerd om samen naar binnen te gaan. ‘Eén persoon per keer,’ schudt het meisje bij de mandjes haar hoofd. Vervolgens kijkt ze mij met dichtgeknepen oogjes aan. Zo, heb jij je handen wel gewassen?

Eenmaal binnen schrikt een vakkenvuller aanzienlijk als ik vraag of ze hier ook corona hebben. ‘Het bier,’ verduidelijk ik. Wanneer ik met mijn tas vol rinkelende flesjes en een flinke prosecco weer thuis geland ben, moedig ik wat van mijn vrienden aan om digitaal het hek over te springen. Effe de House Party app induiken met een vriendinnetje, en een andere zet Kléo’s set op bij de familiebarbecue in Frankrijk. Echt leuk, maar streamen in isolatie is ook een beetje eenzaam. Gelukkig wandelt mijn huisgenootje net binnen op het moment dat Jasper Wolff plaatsmaakt voor JP Enfant. Zo te zien geniet-ie ervan om op een goed geluidssysteem in de Radio Radio te kunnen draaien, en zet meteen in met straffe techno en house, inclusief sirene-house van Hodge. Ondertussen heeft de aanwezigheid van mijn huisgenoot me aangespoord om me honderd procent over te geven aan het virtuele huiskamerfestival, dus bestellen we een pizza in de festivalfoodcourt en dippen we onze kledingkast in voor een goeie festivaloutfit. (“Zal ik deze kimono aantrekken?” “We zijn op DGTL, niet op Wildeburg”).  

Over naar KiNK op de mainstage, na een vrolijk appje van een collega (“Ik hou van zijn vingerwerk”). Die staat nu in zijn pyjama met een keyboardje op een strijkplank vanuit zijn huiskamer te livestreamen, met een afzichtelijk schilderijtje op de achtergrond. Echt een luchtig housesetje, maar als je net van de donkere Generatorstage bent komen aanwandelen voelt dit toch echt wel wat te lounge-y. Terug naar die donkere loods, dus, en we besluiten ons voor nu te committen aan de Generator omdat daar het duisterst wordt gedraaid. Voor dat echte clubgevoel is het veel te licht in onze gordijnloze woonkamer, dus plakken we de ramen af met vuilniszakken tot het pikdonker is. Tevreden kijkt mijn huisgenoot naar het resultaat. ‘Net de School,’ zegt ze ernstig.

Even later dippen we de virtuele foodcourt in, en wordt onze pizza bezorgd door een boomlange bezorger met een strikje in zijn blauwe afro. Hij bezorgt hem met zo’n brede glimlach dat ik er bijna een beetje emotioneel van wordt. Ondertussen wordt onze woonkamer op z’n kop gezet door met een tranceplaat trommelpercussie en wereldmuziekvocalen. Bijkomend voordeel van in de woonkamer dansen is dat je wild in de rondte kunt zwiepen zonder bang te zijn dat je je pizza in iemands gezicht kwakt. “Ik heb echt zin in die nieuwe aflevering van de Tiger King!” roept mijn huisgenootje over het geluid van mijn speaker heen, terwijl ik me opeens bedenk dat we natuurlijk ook gewoon buren hebben. Ach ja. Geen festival zonder een beetje geluidsoverlast, toch? Enfant zit nu echt flink te stuwen, en ik krijg al appjes binnen van mensen die vol verwachting de eerste plaat van KI/KI opwachten. ‘Die gaat er waarschijnlijk echt vol tegenaan.’

Zo gezegd, zo gedaan, en na een paar tracks springen we op elkaars schouders terwijl KI/KI ‘Scanned State’ van Roughage erop klapt, en gooien we onze handen in de lucht terwijl de kitscherige synths van een hardtranceplaat inzetten op euforie. Het einde van de set nadert, en voor we besluiten de nacht in te trekken voor een nogal euforische wandeling door het park, werp ik nog een blik op de livestream. Zelf staat KI/KI onverstoord op de livestream heen en weer te schuifelen terwijl de chatroom zich vult met hartjesemoticons. Daarna, terwijl we samen in het Rembrandtpark zitten, op een houten ligbank aan het water, bekruipt me het besef dat dit het gevoel is waar ik op de beste afters naar jaag. De volgende morgen word ik wakker met een fles water naast mijn bed, en de knallende katerhoofdpijn die ik al bijna was vergeten. Sommige dingen zullen ook nooit veranderen.

Afgeplakte ramen in casa Miedema