De oren suizen. De sterren schitteren in de ogen. De laatste slok wodka kriebelt nog in de keel. De zon klimt langzaam boven de horizon uit. En nog is de nacht niet voorbij. Het fantastische album Crossing Prior Street van de Canadese zangeres C.A.R. is een ode aan het nachtleven, aan de dansvloer, extase als instrument om je trauma’s van je af te schudden. Referenties: Factory Floor, LCD Soundsystem, The Knife, Marie Davidson. Knetterende cold wave, dus, en clubanthems voor de weirdo’s.
Zeker de ontzettend dansbare synthpoptrack ‘Sore Loser’ zou in een rechtvaardige wereld een hit moeten worden, met een synth die op het randje van vals balanceert en een baslijn waar je niet stil van kan blijven zitten. Nog zo’n gouden clubtune is ‘Steals The Dance’, met tribale percussie en groots refrein. Een sterke connectie met de club-scene heeft Chloé Raunet alias C.A.R. zeker, vertelt ze: haar allereerste demo’s nam ze op met remix-grootmeester Andrew Weatherall, ze maakte een bonafide dancehit met Maceo Plex en ze wordt maar al te vaak geremixed door grote producers als Roman Flügel en Planningtorock.
Als tiener werd ze onder de vleugels genomen van Andrew Weatherall en met Maceo Plex maakte ze een grote dansvloerhit. Nu is er een scherp album van C.A.R., vol ijskoude wave en warmbloedige dansvloervullers.
Op Crossing Prior Street verwerkt Chloé Raunet haar gebroken jeugd in Vancouver, Canada. Veel lijkt ze er niet over kwijt te willen, maar duidelijk is dat ze geen veilig thuis had. ‘Ik stopte op mijn zestiende met school. Ik hield me nooit aan de regels en was zelfs van de slaapzaal getrapt waar ik woonde. Gelukkig was er een hele lieve dame die mij onder de vleugels nam.’ Dus verhuisde ze naar de Prior Street, inderdaad naamgever van het album. ‘Maar toen zij ging samenwonen met haar vriend, stond ik er echt alleen voor.’
Eigenlijk had ze niets wat haar bond aan Canada, dus besloot Raunet op haar zestiende in haar uppie het vliegtuig te pakken en naar Londen te verhuizen. ‘Als ik er nu op terugkijk, denk ik: “Wow, dat is echt crazy.” Maar toen dacht ik er gewoon niet echt over na. Ik dacht eigenlijk dat ik hier nooit zou blijven, ik haatte het hier in het begin. Ik vond het maar een donker, geheimzinnig en grauw land. Maar nu ben ik er nog steeds.’
Die eerste periode in Londen was niet al te makkelijk, want ja, wat moet je in je eentje, op je zestiende, in een stad aan de andere kant van de wereld waar je niemand kent? ‘Ik was ontzettend veel alleen. Dus ging ik rondjes lopen in Oost-Londen. Gewoon omdat ik echt niets anders te doen had. En als ik wat geld had, ging ik in mijn eentje clubben, zonder mensen te kennen.’
Na dat stroeve begin viel in Londen alles op zijn plek voor Chloé. ‘Ik ging in een bar werken toen ik 17 was. Daar ontmoette ik een jongen die later mijn vriendje zou worden. De beste vriendin van zijn oudere zus was weer de vriendin van Andrew Weatherall.’ Inderdaad, dé Andrew Weatherall, de legendarische dj en producer die wereldberoemde remixes maakte voor Primal Scream, Björk, New Order en Siouxsie Sioux.
Zo tuimelde Chloé in een ontzettend dynamische en motiverende omgeving waar ze nu nog steeds dankbaar voor is. Met haar vriend trok ze naar Detroit om een techno-documentaire op te nemen. ‘Daar ontmoette ik Magda en Marc Houle. Marc Houle vroeg ons uiteindelijk of we bij hem in wilden trekken, en zo kwam ik in aanraking met allerlei analoge synths. Hij had een hele sicke studio, en hij legde me uit hoe alles werkte.’ Toen Chloé weer terugkeerde naar Londen gaf Houle haar een gecrackte versie van Reason mee, en zo begon ze thuis beats in elkaar te knutselen. En haar allereerste demo’s in Londen werden weer opgenomen door, inderdaad, Andrew Weatherall en diens Two Lone Swordsmen-partner Keith Tenniswood.
En zo staan er nog veel meer grote dj’s en producers op haar cv: met Ibiza-icoon Maceo Plex maakte ze ‘Mirror Me’, Red Axes, Michael Mayer en Roman Flügel remixten de tracks van Chloé. Haar stem brengt hele dansvloeren in vervoering, en toch maakt ze haar muziek niet met de club in haar hoofd. ‘Op veel manieren, en dan vooral uit een career-point-of-view, zou het veel logischer zijn dat ik echte clubmuziek zou maken. En in alle opzichten sta ik ook met meer dan een voet in die wereld, door de mensen die ik ken. Maar ik schrijf gewoon liedjes, dat is wat ik altijd heb gedaan en wat ik veel makkelijker vind. Juist daarom werk ik graag samen met club-artiesten. Mijzelf lukt het gewoon niet om clubmuziek te maken.’