Je kunt je afvragen hoe serieus je ‘Toppertje’ van Guillermo & Tropical Danny nou moet nemen. Of ‘Het Busje Komt Zo’ van Höllenboer nou een plek verdient in de canon van de Nederlandse popmuziek. De weird hits uit deze vrolijke serie zijn bijna allemaal buitenbeentjes, outsiders, vaak uit de hand gelopen grappen. Maar deze laatste in de reeks mag gerust de boeken in als een pionierstrack voor de ontluikende hardcore scene en bovendien als een van de minst radiovriendelijke hits ooit in Nederland.
‘Hij werd dan ook nauwelijks op de radio gedraaid’, zegt Maurice Steenbergen, het brein achter Rotterdam Termination Source. Hij zegt het met een zekere trots. Zijn track ‘Poing’ haalde in 1992 nummer 2 in de Top 40, een ongelofelijke prestatie voor een pure dansvloertrack. ‘Daar bleef hij steken, terwijl hij twee keer zoveel verkocht werd als de nummer 1. Als we wél airplay gehad hadden, waren we de zingende tandarts Dr Alban voorbij gegaan. Maar we waren er niet zuur over, want we lieten megahits van Nirvana, Prince en Guns’ N Roses achter ons.’ En dat met een liedje dat eigenlijk niet meer is dan een balletje dat net zo lang en net zo irritant stuitert tot je er helemaal gek van wordt.
Na wekenlang deprimerend corona-nieuws is het de hoogste tijd voor een vrolijke serie; een reeks verhalen over vreemde hits. Liedjes die vast niemand in zijn Top 2000 lijstje zet, maar die destijds razend populair waren. Liedjes die voor een glimlach zorgden of juist voor grote irritatie, of allebei natuurlijk. Aflevering 5: hoe een dansvloerkraker met een stuiterende balletje de best verkochte single van Nederland werd.
Paul Elstak
Rotterdam Termination Source is een duo bestaand uit Maurice Steenbergen en Danny Scholte. Niet te verwarren met het extravagante hardcore project Rotterdam Terror Corps, maar minstens zo Rotterdams. Al ligt de basis onder Maurice Steenbergen’s carrière eigenlijk in Spijkenisse. ‘Maar goed, dat is gewoon waar je gaat wonen als je in Rotterdam geen woning kan vinden. In 1989 werd daar een nieuwe discotheek geopend, en daar ging ik vaak heen als tiener. Ik nam dan mijn demootjes mee. Vrienden worden met de dj, dat was belangrijk. Dj’s waren toch nog niet cool hoor, het was echt een nerd-aangelegenheid. Je moest van apparatuur houden, van freaken, je moest er echt tijd in steken. Je had technische kennis nodig. De dj daar in Spijkenisse draaide mijn probeersels dan, en dan luisterde ik of ze werkten: daar zit te veel bas in, dit klinkt anders dan de rest. Ik had thuis helemaal geen goede speakers, maar door trial en error kwam je erachter hoe het moest klinken.’
House en techno zijn dan al doorgebroken in Nederland. In Amsterdam in clubs als de RoXY en iT, in Rotterdam in het wat ruigere Parkzicht en in enorme loodsen als de Energiehal. Al vanaf eind jaren tachtig duiken er af en toe house-achtige platen op in de Top 40. ‘Love Can Turn Around’ van Farley Jackmaster Funk, ‘Big Fun’ van Inner City en natuurlijk het Belgische ‘Pump Up The Jam’ van Technotronic. Het zijn allemaal radiovriendelijke varianten op de house en techno uit de clubs, want tracks met vocalen. En toen was er in 1991 ineens ‘James Brown Is Dead’ van LA Style, een alias van radio dj Wessel van Diepen. Een keiharde nummer 1 hit. ‘Dat vond ik echt heel dik’, zegt Steenbergen. ‘Ik dacht: tering, wat is dit hard! Mensen vonden mijn hit destijds ook hard. Dat valt met de oren van nu natuurlijk wel mee, hij was vooral snel.’
‘James Brown Is Dead’ is inderdaad een serieus harde raveplaat, maar ook een beetje een gimmick door de tekst, waarin de funkpionier dood verklaard wordt. Het was amper drie jaar nadat James Brown totaal van zijn troon gevallen was. De oude held werd opgepakt omdat hij zijn vrouw mishandeld had en verscheen in abominabele staat voor de politie-camera. Dood was ie nog niet, maar wat scheelde het. Die hit van LA Style werd meteen gecounterd door ‘James Brown Is Still Alive’ van Holy Noise. En achter dat alias schuilde nog een dance icoon: DJ Paul Elstak. Hij zal ook een sleutelrol vervullen bij de release van ‘Poing’.
Big in Spijkenisse
De jonge Maurice Steenbergen zit intussen in zijn thuisstudio te klooien met een sampler en een Atari. Hij is vrienden met de distributeur van Akai, een Japans merk dat de eerste betaalbare sampler op de markt bracht. Daar op het hoofdkantoor van Akai, op de Hoogstraat in Rotterdam, slingeren wat floppy’s van de legendarische dj Ben Liebrand. Die was voor zo’n beetje de hele eerste generatie dj’s in Nederland een voorbeeld, met zijn Grandmixes. ‘In een interview vertelde Ben Liebrand hoe hij die mixen maakte, met de sampler. Op zo’n sampler kon je maar stukjes beats combineren, die je dan vervolgens weer aan elkaar kon plakken tot een hele track. Zo’n jaarmix, daar deed Ben Liebrand een maand over. Hij is echt een grondlegger van de dj cultuur in Nederland, en daar krijgt hij veel te weinig credits voor.’
Waarom al die technische details, al dat nerd-geneuzel? Omdat het heel belangrijk is voor het ontstaan van ‘Poing’. Kom, duik nog even wat dieper in de nerdstuff. Op een gegeven moment legde Maurice Steenbergen de hand op een floppy met 909 geluiden. Je weet wel, de Roland TR 909, de iconische drumcomputer waar Jeff Mills zo op zweert en die het fundament vormt onder de gabberscene in Nederland. Een revolutionair ding, maar in die tijd bepaald niet goedkoop. Steenbergen samplede zich een ongeluk met die floppy: korte beats, loopjes, alles probeerde hij uit. En steeds bewaarde hij die stukjes van 45 seconden. ‘Ik was heel erg geïnspireerd door Rotterdamse jongens als Jochem Paap (Speedy J, red.) en Maurits Paardekooper, die heel beat-georienteeerde muziek uitbrachten, met steeds subtiele variaties in patronen. Luister maar naar Speedy J’s ‘Something For Your Mind’ of ‘Twin Freaks’ van The Gateway Experience. Ik zat zelf meer in de scene rond platenzaak Mid-Town, een scene waar de credible jongens een beetje lacherig over deden.’
‘Op een gegeven moment was ik uit geweest met een vriend van me, op een house party in Ahoy. Het was 1991. Daar viel me op dat de mensen daar meer aan het springen waren dan aan het dansen. Ik dacht: daar moeten we iets mee doen. Niet om ze belachelijk te maken, maar om het te accentueren. Een springgeluidje dus. Het werd een klassieke cartoonsound: een mondharp. Daar kwam ik veel later pas achter, toen iemand een essay schreef over de mondharp in de dance. Ik had het gewoon gesampled.’
Dus met die gewaarde stukjes beats en dat gekke poing geluidje van die mondharp had hij ineens iets gevonden. Hij begon stukken aan elkaar te plakken. Je hebt misschien de indruk dat de track de hele tijd hetzelfde is, maar dat is niet zo: elke keer hoor je een ander ritme achter dat stoïcijns doorstuiterende balletje. En dat dat balletje vrijwel non stop doorgaat, dat was nou precies de crux van de track. ‘We zijn heel goed begeleid door Paul Elstak, daar moet ik hem de credits voor geven. Dat poing geluidje was eerst alleen een soort refreintje. De track had echt de opbouw van een popliedje. Paul kwam op het idee om het de hele tijd door te laten lopen. Ik stond er in eerste instantie niet eens voor open, want in mijn discotheek in Spijkenisse was het al een hit.’
Die plaat met dat balletje
Maar uiteindelijk deed hij het dus toch, en dat bleek een meesterzet. Voor Paul Elstak moet het een rare tijd geweest zijn. Peter Slaghuis, de man met wie hij in 1991 die hit ‘James Brown Is Still Alive’ opnam, overleed bij een auto-ongeluk, en dat raakte hem enorm. Tegelijk ontplofte zijn carrière. De muziek die Elstak zelf uitbracht werd harder en compromislozer, van happy hardcore was nog geen sprake. De eerste release op zijn eigen Rotterdam Records was het spijkerharde ‘Amsterdam Waar Lech Dat Dan’, een van de eerste echte gabberhits, opvolger ‘Alles Naar De Kl—te’ werd nog een veel grotere hit. Rotterdam Records release vier werd ‘Poing’. ‘De underground was al echt hard op dat moment’, zegt Steenbergen. ‘Ik vond het erg extreem, nog steeds een bak herrie eigenlijk. Het was de punk van de 90s.’
En ‘Poing’ sloeg in als een bom. Misschien wel juist doordat er een komische twist in zat. Het ging lokaal zo hard dat Steenbergen ongeduldig werd. Hij was er heilig van overtuigd dat hij een hit had, ondanks dat zijn tracks geen vocals had, geen drop en niet eens een break. Alleen maar een stuiterend balletje dan minutenlang door ging. In de discotheek in Spijkenisse werd hij vijf keer op een avond gedraaid, en alle vijf de keren was het dan een hoogtepunt. ‘Wanneer komt dat ding nou in de Top 40?! Op een gegeven moment draaide Robin Albers hem wel in zijn radioprogramma, en eindelijk kwam het bericht dat hij veel besteld werd.’
Op vinyl dus. Het uitgaanspubliek was groot, een hele generatie viel voor de house. ‘En ze kochten gewoon 12 inches. Dat is hoe platenzaken als Basic Beat, Mid-Town en Hot Sound konden bestaan, heus niet alleen van dj’s. Op maandag liepen mensen de winkel binnen: kennen jullie die en die plaat? En dan begonnen ze het voor te zingen. Ik was zelf grafisch vormgever, ik werkte bij de krant en had toegang tot middelen. Het paardje op de hoek kwam letterlijk uit de schaakrubriek van de krant. Dat vond ik wel stoer en passend: twee stappen naar voren, een stap opzij. En er moest natuurlijk een balletje op. Ik wist zeker dat dat bij zou dragen aan de verkoop: heb je die plaat met dat balletje? Ah, daar staat ie!’
En of dat bijdroeg aan de verkoop: van Poing gingen in de Benelux maar liefst 120.000 platen over de toonbank. De track belandde op meer dan 100 dance- of hitcompilaties. Tussen de Top 40 hits van 2 Unlimited en Leila K, tussen de house klappers van Sequential en Westbam. Het blijft een verdwaalde hit, en dat het zo kon ontploffen komt misschien wel door die allerlaatste seconde. De kers op de taart, de bal door de ruit. Want ja, het ding heet Poing, en er stuitert een balletje, maar pas op het allerlaatste moment wordt die suggestie ingekopt. ‘Ik vond dat gewoon gaaf, die scherven. Ik was dol op soundeffects, en dit stond ook weer op een diskette. Want ja, hoe eindig je zo’n track. Zo dus, kon niet mis gaan.’