Tijd voor wat vrolijkheid in deze barre tijden. We gaan in deze serie terug naar merkwaardige hits uit de Nederlandse popgeschiedenis. Liedjes die bij niemand in zijn Top 2000 lijstje zullen staan, maar die om de een of andere reden op enig moment wel razend populair waren. Dit is Weird Hit Wonder over 'Busje Komt Zo' van Höllenboer.

Er liepen twee verslaafden over straat. De een vroeg aan de ander: 'Zeg, weet jij misschien hoe laat… Hoe laat komt hier de bus?' En toen zei die ander dus… Zo luidt het eerste couplet van een liedje waarvan iedereen - jong en oud - in 1995 het refrein kon aanvullen. Busje komt zo, een liedje over de methadonbus, gezongen door een duo uit Salland genaamd Höllenboer. Lekker simpel, overdreven lullig gerijmd. Dat het een keiharde nummer 1 hit werd is vooral te danken aan de tragische afloop van het liedje, want na uren wachten worden de twee junkies door de bus waar ze zo verlangend naar uitkeken overreden.

Wie in hemelsnaam was Höllenboer, en hoe werd dit liedje zo'n ongelofelijk succes? Het duo leerde elkaar kennen dankzij een feestje op de voetbalvereniging, vertelt Gerard Oosterlaar, zanger en tekstschrijver van de twee. 'Hij kende mij en wist dat ik liedjes in dialect schreef, maar ook dat ik niet zo goed gitaar kon spelen. Nou, dat kon zijn zwager wel, dus hij koppelde ons aan elkaar. Op een avond hebben we drie, vier liedjes gespeeld over voetbal, en daarna zijn we samen doorgegaan.'

Höllenboer speelde op bruiloften en partijen, 'overal waar ze ons konden verstaan, tussen Assen, Apeldoorn en Arnhem. We hoefden nooit verder dan een uur te rijden.' Een carrière kon je het niet noemen, en Gerard Oosterlaar had gewoon een fulltime job… in de zorg. 'Ik maakte daar veel liedjes over, over de psychiatrie vooral. Ik werkte destijds bij de methadonverstrekking in Deventer, en in die tijd speelde de discussie om alle gebruikersruimtes in de regio te vervangen door één rijdende bus. Ik vond dat een slecht idee. Dan staan die mensen daar langs de weg te wachten. Ik was ook het type verpleegkundige dat meer wilde dan methadon verstrekken. Je gaf er psychologische hulp, probeerde actief mensen hun gedrag te veranderen. Die methadon was ook een soort lokmiddel om gebruikers te benaderen, om met ze te praten.'

Om iets te begrijpen van het fenomeen methadonbus moet je iets weten over de heroïnecrisis die in de jaren tachtig en negentig het straatbeeld in Nederland kleurde. Junkies in afschuwelijke staat - mager en met zweren in hun gezicht - zwalkten door de grote steden, bedelden en stalen alles wat los en vast zat. In Amsterdam was de Zeedijk een gure no go area, in en onder Hoog Catharijne in Utrecht leefden honderden junks in mensonterende omstandigheden. Heroïne was een zichtbare plaag zoals geen enkele andere drug dat was. Methadon was een van de oplossingen, een door de staat verstrekt alternatief voor de giftige troep die op straat rondging. Heroïne begon in de grote steden in het westen van het land, maar in de jaren negentig kampten ook steden als Zwolle en Deventer met problemen. 

'Daar werden mensen opgevangen in lekkende caravans en onder tekstdoeken. Ik heb zoveel tragische dingen gezien en gehoord. Jongens die stalen van hun moeder, die hun relatie en kinderen op het spel zetten door hun verslaving. Zo heftig. Kijk, cocaïne is altijd de drug van de vlotte jongens geweest, die het zich konden veroorloven. Heroïne was anders. De manier waarop steden met die problemen omgaan kent een golfbeweging. Een tijdje werden junks gezien als stakkers die hulp nodig hadden, maar als die hulpverlening dan een tijdje veel geld kost, noemen we ze rakkers, die we niet moeten pamperen. Je ziet hetzelfde nu gebeuren met de aanpak van GHB. Mensen weten zich geen raad hoe ze het de kop in moeten drukken.'

Die ontwikkeling zag Oosterlaar dus ook op het moment dat hem gevraagd werd een liedje of sketch te schrijven voor een congres van hulpverleners en dokters in de verslavingszorg, in het oosten van het land. 'Ik zou die dag alleen spelen, dus ik heb met Bas akkoorden verzonnen die ik zelf simpel op de gitaar kon. We zijn er die avond een kwartiertje mee bezig geweest, hebben die week nog een paar keer geoefend, en toen speelde ik het liedje op dat congres. Mensen vonden het heel leuk, en sommigen vielen zelfs van hun stoel van het lachen. Ik vertelde dat aan Bas na afloop en die zei: 'ik vind het ook een leuk liedje, misschien moeten we het opnemen voor onze cd.'

Sterker nog, het werd de titel van het hele album, dat in eigen beheer uitkwam. Het liedje vond direct zijn weg naar de regionale radiostations, en al snel hingen er vier platenmaatschappijen aan de telefoon. 'Wat krijgen we nou', dachten wij. Zaten we daar in Hilversum bij een platenmaatschappij die zei: jullie hebben iets in handen, dit wordt een nummer 1 hit. Maar dat hadden ze goed gezien. In het begin was niet iedereen er blij mee. Er waren mensen die het een schandaal vonden. Dominee Visser uit Rotterdam bijvoorbeeld, een man die verslaafden onderdak bood in de Pauluskerk, vond dat wij succes hadden over de ruggen van verslaafden. Ik antwoordde destijds: wat jij doet met de bijbel, doe ik met humor. We willen hetzelfde: de wereld beter maken voor verslaafden.'

Zo is dat malle, lullige liedje van die twee droogkloten uit Salland dus eigenlijk hartstikke serieus en beladen. Het was geen parodie op die arme stakkers die je overal in de goot zag liggen en die je van je af moest schudden in de stad. Het was een kritische noot bij een beleid waarvan iedere hulpverlener vond: onverstandig. Maar voor de meeste mensen was het natuurlijk wel degelijk gewoon een liedje om te lachen. En dus belandde Höllenboer ook gewoon in het schnabbelcircuit dat hoort bij een novelty hit.

'Het was de opkomst van TMF, en onze clip stond bij hen op 1. Op nummer 2 stond Michael Jackson, die miljoenen uitgegeven had aan zijn videoclip. Wij 300 gulden. Ik werd enorm overvallen door het succes dat volgde. Mensen zeiden tegen ons: speel in een discotheek gewoon een paar nummers in hetzelfd genre en dan nog een Normaal cover erbij. Maar dat wilden we niet. We zeiden: we hebben zoveel eigen liedjes geschreven. Maar na een tijdje zeiden die discotheken tegen ons: jongens, we kennen jullie act, maar doe maar gewoon twee keer Busje en dan weer door. En zo ging het ook. Terwijl onze manager afrekende zaten wij al in de auto naar de volgende. Drie shows op een avond, vrijdag, zaterdag, zondag. Ik snakte destijds enorm naar het einde van die periode, maar achteraf heb ik er geen minuut spijt van.'

Je moet het een keer meemaken, een paar maanden zo geleefd worden, constant op plekken zijn waar je niet thuishoort, maar daar wel heel veel geld voor krijgen. 'Het raarste optreden was in het Olympisch Stadion, bij een Champions League wedstrijd van Ajax. Voor ons hadden de Sjonnies al opgetreden. Ze zeiden tegen ons: doe maar twee keer 'Busje Komt Zo'. Weten jullie het zeker? De eerste keer vonden mensen het prachtig. 30.000 mensen zongen mee: busje komt zo, busje komt zo. Maar de tweede keer was het hele stadion het zat. Diezelfde 30.000 man begon ons uit te fluiten. In drie minuten gingen we van op handen gedragen naar weggehoond.'

'Ik weet nog dat we midden in de hectiek een keer een bruiloft hadden staan, een van de weinige optredens die nog stond van voor de hit. Het was een verademing om weer eens op te treden voor mensen die ons konden verstaan, en die nog luisterden ook.'

Höllenboer treedt nog altijd op, tegenwoordig als trio.