Vijftig jaar stond strokartonfabriek De Toekomst leeg. Het pand staat helemaal in Scheemda, een dik halfuur met de stoptrein naar het oosten vanuit Groningen-Stad, door de weilanden en een van de armste regio’s van Nederland. Daar doemt opeens de uit dieprode bakstenen opgetrokken fabriek op, middenin het veenlandschap. De afgelopen jaren werd het charmante indie-festival nog gehouden op het statige Radio Kootwijk op de Veluwe. Meer nog dan het muzikale programma was dat gebouw de headliner. Maar omdat verder groeien onmogelijk was, en iedere centimeter van het zendergebouw wel was verkend, heeft Grasnapolsky zijn biezen gepakt en is honderdzeventig kilometer naar het noorden getrokken.
De grote vraag: was dat een goede keus? Zo Insta-fähig als Radio Kootwijk is De Toekomst in ieder geval niet en een beetje aanmodderen is het wel, in de brede zin van het woord: de meeste zalen zijn alleen van buitenaf te bereiken, wat door het druilerige weer best een viezige bedoening is. Vooral op de eerste dag stuiten beduusde bezoekers op doodlopende trappenhuizen en een onduidelijke logistiek.
Goed, er zijn nog wat schoonheidsfoutjes, maar die zijn slechts gepriegel in de kantlijn. Met de ruime fabriekshal, de machinekamer waar de stoommachines nog te bewonderen zijn en het druipende ketelhuis wekt Grasnapolsky het machinale verleden van de locatie tot leven. Dat detailverliefde wordt extra benadrukt door de focus op randprogrammering. Tijdens een fakkeltocht in het donker wordt de rijke historie van de fabriek belicht; tijdens de tour-de-bour trekken gewillige festivalbezoekers met een fiets door het landschap om te koffieleuten met lokale tuinders; en met een audiotour kun je tussen de gigs door de hoekjes en gaten van het festivalterrein verkennen. Ja, er is nog genoeg te ontdekken in De Toekomst.