Vijftien jaar vieren lukte niet in verband met een verhuizing, maar vijfentwintig jaar mocht–ie toch niet aan zich voorbij laten gaan. Producer Martijn Groeneveld vierde het met een nogal uit de hand gelopen borrel, die past bij iemand die de halve Nederlandse muziekscene vastlegde

Als er ooit een verkiezing komt voor het lelijkste gebouw van Utrecht, zou de studio van Martijn Groeneveld in aanmerking komen. Het staat op het bedrijventerrein Cartesiusweg, aan de westkant van de stad. Op zich geen slechte plek, want naast de vuilstort, een indoor speelparadijs en een half dozijn autogarages zijn in het industriegebied steeds meer culturele lichtpuntjes te vinden. Een oefenruimte, een pand met ateliers en de immense Werkspoorkathedraal, een industriële hal waar ook club WAS te vinden is. En ergens op dat terrein staat een vormloos jaren tachtig gebouwtje. Het is in zijn lelijkheid niet eens imposant, eerder gedrongen. Waarschijnlijk zou het daarmee zelfs voor de verkiezing van lelijkste gebouw van de stad nog gediskwalificeerd worden.

En toch is het een van de belangrijkste muzikale hubs van de stad. Hier huist Martijn Groeneveld, de producer die de afgelopen tien jaar zijn vingerafdrukken achterliet op onder meer Blaudzun, John Coffey, Mister & Mississippi, Emil Landman, Dotan en Ronde. Acts die helemaal niets met elkaar te maken hebben, en dat zegt alles over de werkwijze van Martijn Groeneveld. Hij is een bekende figuur in de Utrechtse muziekwereld de afgelopen 25 jaar. Want zo lang bestaat zijn Mailmen Studio’s dit jaar. In al die jaren kwam je hem altijd tegen in de Utrechtse popzalen, rustig op de achtergrond, maar toch ook wel een man met karakter.

Binnen staan we direct oog in oog met de legacy van Martijn Groeneveld: een wand vol met albums waaraan hij meewerkte. ’De belangrijkste 150 van de laatste tien jaar’, corrigeert Groeneveld. 'Het kostte me eerst vijftien jaar om uit te vinden waar ik mee bezig was. Ik heb een weg gekozen die totaal niet efficient is: zelf klooien met een acht-sporen-recorder. Veel collega-producers gaan een jaartje of wat in de leer bij iemand, gewoon ergens werken. Simon Akkermans deed dat in Amerika, Huub Reinders in Wisseloord. Maar los van het feit dat dat in mijn tijd niet zo gangbaar was: ik ben eigenlijk componist, ik heb mezelf het produceren aangeleerd. Ik begon met het produceren van muziek voor reclames. Dat verdiende beter dan bandjes. Maar muzikanten zijn wel een veel dankbaarder publiek dan die snelle reclamejongens uit Amsterdam en Hilversum. Ik vond het ook zonde dat er heel veel muziek voor altijd op de plank belandde.’

Veel streams, geen tickets

Groeneveld wijst naar zijn eregalerij en richt de blik langs The Spirit That Guides Us, een emoband die veel voor zijn studio betekende. In zijn eerste jaren werkte Groeneveld veel met het Sally Forth-label van Minco Eggersman, een productief label met een trouwe achterban, die ook weer klanten naar de studio bracht. ‘Na The Spirit That Guides Us produceerde ik ineens heel veel van dat soort bands. Ik belandde zo ook bij Face Tomorrow, een Rotterdamse band waarvan mensen wel eens vergeten hoeveel succes ze hadden. Zij verkochten 5.000 platen in hun eerste weekend, tourden door heel Europa. Het was echt interessante muziek.’

Zelf stond Groeneveld in die tijd ook nog wel eens op het podium. Hij speelde zelfs een keer op Lowlands met singer-songwriter J Perkin, voor wie hij later twee ambitieuze albums produceerde onder de naam Solo. ‘Ik ben wel benieuwd hoe dat eruit zag, ik als bassist op het podium. Jammer genoeg zijn er geen opnames van. Maar ik pas niet op het podium. Ik ben ook geen muzikant. Ik vind: je bent pas een muzikant als je ook zonder dat er echt noodzaak is een instrument oppakt. Ik speelde bas omdat we geen goede bassist konden vinden. Sinds een jaartje ben ik met een nieuw project bezig: Fata Boom, een soort electroproject, met een zangeres. Zij zei: dan gaan we samen het podium op. Ik zei: nee hoor, dat gaan we helemaal niet. Ik heb helemaal geen zin om vier, vijf keer in de week te spelen. Er is vast iemand die er goed uitziet en wel die ambitie heeft.’

Meest opvallend is zijn band met twee trouwe acts: Blaudzun en Emil Landman. De eerste wordt geleid door een zelfverzekerde muzikant die heel goed weet wat ie wil: Johannes Sigmond. De samenwerking is zo intens dat Martijn Groeneveld bijna een extra bandlid is. En dat terwijl Sigmond in the end toch vooral zichzelf produceert. De samenwerking met Emil Landman is anders: Groeneveld leerde de singer-songwriter kennen via de Herman Brood Academie en hoorde wel wat in hem. Hij was zelfs zo overtuigd dat hij besloot te investeren: ‘Emil mag altijd bij me komen opnemen. Ik stop mijn tijd en know-how erin, hij betaalt de drukkosten. Binnen no time verkocht–ie duizend EP’s op huiskamerconcerten. Dat ging meteen hartstikke goed.’ Emil Landman is een aparte artiest, want hoewel hij in het land niet bepaald grote zalen uitverkoopt, stapels hij wel de streams op dankzij internationale playlists. ‘Meer dan een miljoen streams per maand. Maar dat is wereldwijd, daar verkoop je geen tickets op.’

Mailmen Studio’s zat de eerste vijftien jaar op een andere plek, in een monumentale bunker die ooit behoorde tot Hollandsche Waterlinie. Toen hij daar noodgedwongen uit moest, belandde Groeneveld in zijn huidige pand. Hij geeft moeiteloos toe dat het onooglijk is, maar de ruimte achter het kantoortje bleek perfect: ‘Hartstikke ruim! Er zat een schildersbedrijf in. Ik heb het pand gekocht en verbouwd.’

Zo’n beetje in dezelfde periode nam zijn persoonlijke leven een belangrijk keerpunt: ‘Ik had longembolie, een bloedafwijking waar ik de eerste 35 jaar van mijn leven niets van gemerkt had. En ineens ging mijn gezondheid achteruit, tot ik niet eens meer tien meter kon lopen zonder uitgeput te zijn. Ik had een longcapaciteit van 30 procent. Ik dacht lange tijd dat ik gewoon te hard werkte, maar op een gegeven moment moest ik toch echt onder het mes. Er was een kans van een op zes dat ik niet meer wakker zou worden.’

(Tekst gaat verder onder de foto's)

Geen obsessieve loyaliteit

Groeneveld werkt hier niet alleen. Hij verhuurt zijn ruimte aan collega-technici, maar ook aan bands die hun eigen producer meenemen. Soms zijn dat bands waar–ie zelf regelmatig mee gewerkt heeft. Zijn doel is namelijk om een duurzame band op te bouwen met muzikanten. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je na tien jaar samenwerken je beste albums maakt.’ Maar obsessieve loyaliteit vraagt hij niet. Het past ook niet bij de rol van de producer anno 2018, vindt hij. ‘We leven per slot van rekening in een tijd waarin muzikanten van alles zelf thuis kunnen, en dus moet de producer een toegevoegde waarde hebben. Willen mensen meer zelf opnemen, nou, dan ga je meer mixen. Ik ben niet de producer die zegt: mijn studio is zo goed, want ik heb zulke goede spullen. Mensen zijn veel belangrijker. Daarom zie je ook dat het met middelgrote studio’s op het moment relatief beter gaat dan met grote. In mijn geval: ik krijg tegenwoordig meer bezoeker op de website die mijn naam draagt dan op Mailmen Studio’s. Mensen Googelen niet op ‘studio utrecht’, ze willen met een specifiek persoon werken.’

En die persoon is in het geval van Martijn Groeneveld een kameleon die zich aanpast. Wil John Coffey hun ruwe livegeluid vastleggen, dan doet hij dat. Wil Ronde een 3FM Megahit scoren, dan probeert hij die op te nemen. ‘Ik wil altijd weten wat het doel van een opname is. Wil je door de Popronde-selectie komen, dan moet in twintig seconden duidelijk zijn wat het is. Wil je een 3FM-hit, dan heb je een minuut om te overtuigen. Bij een albumtrack is dat weer anders. Ik denk graag mee in de volgorde, of de manier waarop een nummer gearrangeerd is. Maar uiteindelijk is het aan de artiest zelf. Je zult niet zoals bij Pharrell Williams een duidelijke handtekening aantreffen in elke productie. Mijn taak is om muzikanten zo goed mogelijk te laten presteren. Ik creëer een ruimte die prettig is, waar je niet elke paar minuten hoeft te stoppen omdat er een trein langs komen. Een machtsverhouding is er niet.’