Sjors en Alfred geven elkaar snel nog even een kus, het gordijn voor het podium wordt opengetrokken en de show begint. Tusky is strak en meedogenloos. Ze spelen met de routine van een band die al duizend shows heeft gedaan, met de energie alsof ze voor duizend mensen staan en met de vaart van de Eurostar. De pauzes tussen de songs worden tot een minimum beperkt (op dat lekker awkward praatje van Justin na) en Alfred laat keer op keer weer zien hoe dankbaar hij is dat we hier toch maar met z’n allen staan. De eerste stagediver plaatst een dikke smakkerd op de wang van Sjors voordat–ie zich weer van het podium stort. Eigenlijk is het wat te rustig voor zo’n flinke sprong, maar de mensen vooraan stuiven op ‘m af om hem toch maar op te vangen. Ook in het publiek: een gast met een KeepGo op z’n hoofd gebonden, een oude vent die wild gaat bij de Jimmy Eat World-cover (‘door die band wilden we dit soort muziek gaan maken’, vertelt Alfred) en een jongen die handenvol confetti door de zaal gooit.
‘Ja, die jongen kennen we wel’, vertelt Bas bulderend na de show. ‘Dat deed hij ook altijd bij John Coffey, echt lachen. Stel je voor: dan zit hij thuis, rolt–ie een jointje, en gaat hij kranten zitten knippen tot snippers. Hahahaha. Wat een routine! Daar wordt hij rustig van, kennelijk. En dan neemt hij een rugzak vol zelfgeknipte confetti mee naar onze shows.’
Inmiddels is iedereen behoorlijk dronken door de whiskey cola’s die Jirëel heeft gemaakt – behalve chauffeur Moss, natuurlijk – en iemand roept hoe hij probeerde een piemel op andermans piemel te tekenen. Lukte niet, de voorhuid was te flubberig voor die pen. Sjors staat met een sigaretje in de hand (‘maar je was toch vorige week gestopt?’), Bas roept trots dat ze zojuist een eerste bestellingsmail uit de VS hebben gehad.
Alfred probeert nog even serieus te blijven, en vertelt over die supercoole Europese tour die ze in het najaar gaan doen met een bevriende band. ‘Daar draaien we een paar duizend euro verlies op, maar fuck it. Sowieso gaat het ons niet om het geld, we hebben allemaal banen waarmee we onszelf kunnen onderhouden. Wist je dat ook maar twee mensen fulltime van John Coffey leefden? En dat was dan van een hongerloontje. Met deze shows kunnen we onszelf een beetje betalen. En de crew, natuurlijk: we zijn allemaal in de dertig, en willen dat alles van een leien dakje gaat. Het moet wel leuk blijven.’
Dankzij de crew, aanhang en bandleden is de bus ook weer in vijf minuten ingepakt. Op de terugweg luisteren we eerst hardrockkneiters als ‘We Built This City’, om vervolgens al gauw op Nederlandse pioniers als Destine, Di-rect, Intwine en Kane terecht te komen (die door iedereen worden meegebruld). Ik ben inmiddels zo aangeschoten dat ik er wat stilletjes tussen zit, maar een serieus gesprek zit er gelukkig ook bij de band niet meer in. Nog snel een biertje (en nog een!) en tosti in dB’s, en Alfred kijkt me nog eens aan met pretoogjes voordat we rond drie uur ’s nachts ieder op de fiets naar huis stappen: ‘Ja, het was een beetje een chaos vandaag, maar dit is toch het allerleukste wat er is?’