Alabaster dePlume combineert spoken word met jazz en folk. De Britse pers is laaiend enthousiast en Le Guess Who? haalt hem voor het eerst naar Nederland.

‘Een van meest opwindende optredens die ik dit jaar heb gezien; een reminder hoe vitaal en avontuurlijk muziek kan zijn,’ schreef Laura Barton in The Guardian over Alabaster dePlume. BBC Radio 3 noemde hem ‘very, very brilliant indeed en volstrekt uniek’. In dit geval is dat geen platitude. Hij is origineel en eigenwijs, een muzikale verrassing van wie je rechtop schiet. Wie ís dit? 

Alabaster dePlume blijkt de podiumnaam van spoken-word-artist,schrijver en saxofonist Angus Fairbairn (37) uit Manchester. Hij is de favoriete saxofonist van Shabaka Hutchings, gastcurator van zowel Le Guess Who? als van een van de twee uitzendingen van VPRO Vrije geluiden over het festival.

Tegenwoordig woont Fairbairn – die op foto’s poseert in paisleysjaaltjes en panterprint-onesy – in Londen, waar hij afgelopen jaren de spil was van Peach, een maandelijkse concertserie in een Londense jazzclub met elke keer een samengestelde band in een steeds andere bezetting. ‘Uit mijn comfortzone. Dat doe ik om mezelf scherp te houden,’ vertelt hij vanuit zijn woonplaats. ‘Want het is doodeng om zo te werken, als alles ter plekke moet ontstaan met de muzikanten terwijl je niet echt op elkaar bent ingespeeld. Maar voor mij werkt het. Wat ik het liefst doe, is verschillende werelden samenbrengen. Grenzen slechten.’ 

Zijn wat plechtstatige podiumnaam is een samentrekking van een archaïsme voor blanke huid en nom de plume, Frans voor schrijverspseudoniem. Zelf geeft hij er liever een heel andere draai aan: ‘Ik liep een keer raar uitgedost door Londen. Een stel gasten in een passerende auto gooide het raam open en begon te schelden. Ik verstond er vrijwel niets van, behalve iets dat klonk als “alabasterdeplume”. Dat klonk zo goed dat ik er mijn naam maar van heb gemaakt.’ 

Paradox
Het werk van Alabaster dePlume is een amalgaam van spoken word, theater, folk en jazz; hij is beïnvloed door onder andere Ethiopische jarenzeventigjazz. Hij heeft een groot taalgevoel, een wat eigenaardig gevoel voor humor en zijn gedragen declameerstem echoot de literaire erfenis van iemand als Dylan Thomas. Wie was er eerst, de dichter of de muzikant? ‘Weet ik niet. Muziek en tekst komen vaak tegelijk bij me op. Mijn doel is spoken word en theater naar de clubs brengen en een ander publiek trekken, dat daar uit zichzelf niet zo gauw heen zou gaan. Daarom noem ik het ook concerten, en laat ik spoken word meestal weg. De mensen die al van poëzie houden vinden hun weg toch wel, die hebben mij niet nodig.’ Het is duidelijk: Angus Fairbairn is een man met een missie. 

Zijn laatste, dit jaar verschenen album heet Corners of a Sphere. Vanwaar die titel? ‘Het is een paradox, een schijnbare tegenstelling. Er is grote verdeeldheid, maar in wezen zijn we allemaal gelijk. Deze plaat gaat over hebzucht, verdeeldheid en eenheid. Alle songs hebben daar op een of andere manier betrekking op. Ik wil een gevoel overbrengen van kracht en eenheid in reactie op bepaalde tendensen in de Britse maatschappij en media, die zo te zien bezig zijn met het tegenovergestelde daarvan. We moeten elkaar steunen. Empoweren.’ Hij begint over Brexit. Fairbairn is een aanhanger van Labourleider Jeremy Corbyn en voerde campagne voor hem in 2015. 

Nederigheid
Corners of a Sphere, met surrealistische, Dali-achtige hoes, kreeg jubelende recensies. Het is een muzikale caleidoscoop met nummers als kleine reisjes naar steeds een andere wereld. Openingsnummer ‘Is It Enough’ is een vrij klassieke, vrolijk huppelende song. ‘Give me a career in the arts and a latte, thanks,’ zingzegt hij. In ‘I Want a Red Car’ klinkt hij totaal anders en zet hij een geile, lage vocal fry op à la ‘I’m Too Sexy’ van Right Said Fred. ‘They Put the Stars Far Away’ klinkt zoals de titel doet vermoeden en is met zijn open en keurig Brits uitgesproken A’s een prachtige, etherische folksong met achtergrondkoortje en sixties feel. Opvallendste track is ‘Be Nice to People’. Hier demonstreert hij zijn poëtische vermogen, met een heerlijk lui getimede gedeclameerde aaneenrijging van taalvondsten en fraaie alliteraties waarbij de woordkeus vooral lijkt ingegeven door de klank. Dat dit soms vage zinnetjes oplevert, hoort een beetje bij hem.

Be nice to people!
But not down your nose
Not ’cause you’re clever
And better than all those
Not in the name of some kind of
Snarky hierarchy

Be nice to people!
Poking in holes
Fingering sores
Picking at blisters begging
For applause
Cajoling and closed their
Minds and their doors
Abusive and fragile and bored

 

“Be Nice to People’ is een oproep om aardig tegen elkaar te zijn, ondanks alles. We hebben die leus op T-shirts gedrukt en ze vlogen weg. Waar ik ook ga, ik fluit en neurie de hele tijd en als het wat is, neem ik het op. Dit was in juni 2014, de dag nadat mijn vader overleed. Ik ging naar het park en deze tekst kwam in me op. Je denkt steeds: wanneer wordt alles nou weer normaal? Maar dat gebeurt niet. Uiteindelijk komt er een nieuw normaal.’ Een van zijn eerdere albums is opgedragen aan zijn vader.

Voor hij naar Londen kwam, werkte Fairbairn in Manchester in een instelling voor mensen met leermoeilijkheden. Hij organiseerde er muzieksessies, wat hem later zou inspireren tot de Peach-concerten. ‘Mijn beste kwaliteiten heb ik daar geleerd: moed, geduld en nederigheid. Ik leerde hoe je verschillende groepen kunt samenbrengen op een podium, zonder voorbereiding. Dan moet je terugvallen op je sociale vaardigheden en het creëren van een goede sfeer. Normaal gesproken gaat een optreden altijd over of je goed bent of niet, maar niet met deze kwetsbare volwassenen. Dat was bevrijdend. Ik denk er nog vaak aan terug als ik voor een optreden naar mijn publiek in de zaal kijk. Dan denk ik aan hen, en dat helpt.’

Heeft hij veel last van podiumangst? ‘Ja. Het is doodeng. Ooh, het is nuttig, heel erg nuttig zelfs, want het betekent dat het je wat kan schelen. Ik heb een heel lijstje dingen dat ik afwerk op zulke momenten. Ik probeer de grond onder m’n voeten weer te voelen en ik herinner mezelf eraan dat ik er zelf voor heb gekozen om dit te doen. Wat je makkelijk vergeet in doodsnood, nietwaar. En ik zeg tegen mezelf dat ik van mensen houd.’