Vroeger was de dance-wereld overzichtelijk. Je had live-sets en dj-sets. Live: alleen maar eigen werkt, deels of helemaal op het podium gemaakt. Dj: het soepel aan elkaar mixen van tracks van anderen en eventueel van jezelf, maar in elk geval studio-opnames. Maar tegenwoordig zie je ook steeds vaker hybride sets die het midden houden tussen de twee vormen. Een van de pioniers daarvan is Max Cooper. Twee jaar terug nog stond hij met een zogenaamd 4D Soundsystem op Amsterdam Dance Event, een soort museuminstallatie waarin geluid een haast fysieke vorm aanname. Een voortvloeisel daarvan is het project Emergence, waarmee hij vrijdag in Paradiso staat. Hij hangt de popzaal vol met een zogenaamd Dolby Atmos-systeem, het geluidssysteem dat je kent van bioscopen. Maar zelfs als hij - zoals tijdens DGTL met Pasen - geboekt staat als dj, krijg je niet zomaar een plaatjesdraaier voor je neus. ‘Ik wilde eigenlijk altijd al live-elementen aan mijn dj-sets toevoegen. En als ik live speelde dacht ik vaak: wat jammer dat ik dit nummer niet kan gebruiken, dat past zo goed. Dus op een gegeven moment besloot ik: fuck it, ik doe het gewoon allebei en maak simpelweg de beste set die ik voor dat moment kan maken.’
De kunst van de dj met Max Cooper: ‘How weird can I go?’
Noord-Ier over zijn hybride sets, tussen live en dj in
Na vier Nederlandse dj’s deze keer een Noord-Ier in De Kunst Van De DJ. Max Cooper, een 36-jarige dj en producer die zijn loopbaan ooit begon als data-bioloog, en die met dezelfde berekenende precisie de dansvloer bespeelt. ‘Ho ho, ik ben opgegroeid in Ierland, ik weet hoe je whisky drinkt!’
Wanneer is die vermenging van vormen eigenlijk ontstaan?
‘In de laatste tien, maar vooral de laatste vijf jaar. In het dj-vak is door nieuwe technologieën veel meer ruimte gekomen om te experimenteren. Er zijn meer en meer opties. Het is een logisch vervolg op de overgang van vinyl naar digitaal. Je ziet ook dat daardoor een soort de-standaardisering is opgetreden. Als publiek kun je nauwelijks meer observeren wat een dj nu precies doet, omdat iedereen andere apparatuur gebruikt. Ik kan me eigenlijk nauwelijks voorstellen dat er nog dj’s met vinyl draaien. Het is onpraktisch en ik ben gek op de mogelijkheden van de digitale wereld.’
Hoe ziet jouw set-up eruit?
‘De basis is een vrij standaard dj-set-up: drie Pioneer CDJ’s en een mixer, met daarnaast Ableton met APC40 (Ableton Performance Controller, red.) en Lemur. Het is een vrij eenvoudige set-up die in mijn handbagage past. Dat vind ik belangrijk, want ik ben in het verleden al te vaak tassen verloren op vliegvelden. Bovendien maakt het je reis een stuk gemakkelijker als je niet op een koffer hoeft te wachten. Met die apparatuur maak ik laagjes geluiden, kleine clicks en high-frequency modulaties. Lemur is een drumpad op de iPad met allerlei delays en effecten, met Ableton maakt ik vooral glitchy geluiden. Soms kies ik een kale track van iemand die bij wijze van spreken alleen een prominente kick-drum bevat, daar kan ik van alles op bouwen.’
Maak je ook volkomen nieuwe tracks tijdens een dj-set?
‘Nee, eigenlijk niet. Sterker nog: dat doe ik ook niet als ik live speel. Ik ben een echte controlfreak. In de studio besteed ik ongelofelijk veel tijd aan de details. Ik kan soms een hele dag bezig zijn met een hi-hat. Aan het einde van de dag klinkt-ie voor jou nog precies hetzelfde, maar voor mij niet. Ik wil dat vervolgens live precies zo kunnen spelen als ik verwacht heb. Er zijn live-acts die ‘from scratch’ muziek opbouwen op het podium, maar dat past niet bij mijn obsessieve-compulsieve stoornis. Ik wil voorspelbaarheid en controle hebben. Waar ik wel mee experimenteer is de structuur van tracks, de lengte van secties in een productie, de manier waarop het zich ontwikkelt. En de keuze van tracks in het algemeen, natuurlijk. Ik weet nooit van tevoren wat ik ga spelen en in welke volgorde, en ik maak veel verschillende soorten muziek, dus ik kan alle kanten op, van ambient naar intense dansmuziek.’
Je bent een controlfreak, maar je wilt ook inspelen op de vibe van het publiek. Dat lijkt me lastig.
‘Het valt mee, ik kan echt veel doen tijdens zo’n live-set. Ik kan elementen tweaken, drums weghalen of juist toevoegen, maar alles blijft voldoen aan de standaarden die ik zelf gesteld heb. Kijk, in de studio werk ik op microniveau, in de club op macroniveau. Dan wil ik niet bezig zijn met de details, maar met de grote lijnen. Waar ben ik, hoe laat is het, hoe is de vibe en het geluidssysteem? En dan terwijl ik bezig ben: hoe reageren mensen op wat ik doe? Er is altijd de vraag: how weird can I go?’
Is dat de basisvraag voor elke set?
‘Een van de basisvragen, ja. Ik hou ervan om rare glitchy geluiden toe te voegen, maar ik weet natuurlijk dat niet iedereen daarop zit te wachten. Je kunt het zien aan de mensen.’
Ben je een gearfreak?
‘Eigenlijk niet nee. Ik ben pas recent begonnen met het verzamelen van synthesizers en dat soort instrumenten. Daarvoor deed ik alles met de computer. Alles maakte ik met plugins en soft synths. Of eigenlijk begon ik ooit met theorie en ideeën, en ontdekte ik dat de computer het ideale instrument voor mij was, een extensie van het menselijk brein.’
Je hebt een achtergrond als ‘computational biologist’, een bioloog die data analyseert. In hoeverre beïnvloedt dat je werk als dj en producer?
‘In zijn algemeenheid geldt dat je als wetenschapper bezig ben met het oplossen van een vraag, en dat je zelf moet bedenken welke technieken je daarbij gebruikt. Zo werk ik als dj ook. Je hebt geen muzikale training nodig, je probeert zelf je weg te vinden. Op een meer abstract niveau: wetenschap draait om het onderzoeken van patronen, om zo de wereld beter te begrijpen. Ook muziek draait om patronen van geluid.’
Een van de interessante natuurkundige aspecten van muziek is de manier waarop geluid zich gedraagt in een ruimte. Ik heb de indruk dat jij daar veel meer mee bezig bent dan de gemiddelde dj, bijvoorbeeld met je 4D Sound project.
‘Klopt, geluidskwaliteit en vooral ruimtelijk geluid hebben altijd mijn interesse gehad. Het heeft ook een directe link met visuele kunst. Het Emergence-project waar ik nu mee tour is ook een compleet visueel verhaal. Als je in 3D of 4D Sound werkt, creëer je als het ware een fysieke verschijning van geluid, je kunt er tussendoor lopen. Dat maakt dat je je er nog meer in kunt onderdompelen. Mijn huidige project werkt met Dolby Atmos, wat een vrij gangbaar systeem is in bioscopen, een systeem dat je het gevoel geeft dat er van alles om je hoofd heen vliegt. Omdat het een redelijk standaard formaat is, kunnen meer mensen het ook thuis ervaren.’
Is gebruik maken van dit soort geluidssystemen vergelijkbaar met eten bij hele chique restaurants? Daarna lust je nooit meer de goedkope wijn van een eetcafe.
‘Nee, dat is niet zo. Elk geluidssysteem heeft voordelen en nadelen. Als je bijvoorbeeld naar de Berghain gaat, krijg je een ervaring die je met een 4D systeem niet kunt krijgen: een enorm Funktion-One systeem dat direct op jou gericht is en je letterlijk een klap op de borstkas geeft. En dat is te gek. Als het geluid van alle kanten op je af komt, heb je dat effect minder. Daarom voegen we aan de set-up ook vaak standaard PA’s in de hoeken toe, puur gericht op het afvuren van kicks en snares, voor de ‘punch’. Ik probeer daar een balans in te vinden en af te wisselen in heel ruimtelijke geluiden en meer directe dansvloertracks. Een ander nadeel van ruimtelijk geluid is dat er vermoedelijk plekken in de ruimte zijn waar het gewoonweg minder goed klinkt, omdat je te maken hebt met delay.’
Wat is het geheim van glitchy geluiden? Waarom vind je dat zo mooi?
‘Het is het geluid van kapotte machines, van dingen tot de limiet opdrijven, van dingen doen die je eigenlijk niet hoort te doen. De ruwheid ervan raakt voor mij aan de kern van wat elektronische muziek is: muziek uit machines, die je een menselijk karakter wilt geven. Ik combineer glitchy geluiden graag met "mooie" akkoorden op bijvoorbeeld een piano. Zachte, aangename sounds. Het lijkt een tegenstelling, maar het zijn twee kanten van dezelfde medaille.’
Ik herinner me een dj-set van je op festival Soenda - voor een redelijk breed publiek - waar je zo’n experimentele fase had, die je afsloot met eerst een hele mooie melodieuze track van Kiasmos en daarna glitch-classic Windowlicker van Aphex Twin. Heb je dan de hele tijd in je hoofd dat je daar naartoe wilt?
‘Vaak wel ja. Ik kijk goed naar het publiek, de kans is groot dat een deel ervan het niet trekt. Ik merk wel dat hoe meer mensen bekend zijn met hoe ik draai, hoe meer er bereid zijn met me "mee te gaan". Ze weten ook: ik draai niet de hele tijd zo weird, er komt altijd een cadeautje.’
Je bent geïnspireerd door technologie, door visual art, door filosofie, door de natuur niet te vergeten. Kun je ook gewoon op een afterparty je usb’s in de CDJ steken en ‘gaan’?
‘Absoluut. Vergis je niet, ik ben opgegroeid in Ierland, ik weet hoe je whisky drinkt! Ik ben in de muziekwereld beland via de feestjes, niet via mijn producties. Geef mij een zittend publiek om negen uur, en ik speel een serieuze set voor ze. Zet mij om vijf uur in een zweterige, intense club, dan sta ik midden in het feest.’