Moeten we het nog uitleggen? De belangrijkste club voor de doorbraak van de house in Nederland? RoXY, juist. De belangrijkste dj’s daar? Joost van Bellen, Eddy de Clerq, Dimitri. Voor Tiesto uitgroeide tot wereldster was ras-Amsterdammer Dimitri Kneppers de number 1 dj van Nederland. Het zal je maar elke keer gezegd worden, dat je een legende bent, een van de uitvinders van het dj vak in Nederland. Maar Dimitri is boven alles een enorme liefhebber van het ambacht, iemand die opviel omdat ie zijn eigen grenzen en de grenzen van de muziek opzocht op zoek naar net dat beetje extra. Hoe ie dat deed, met welke technieken en vanuit welke overtuiging, dat lees je deel 4 van De Kunst Van De DJ.
De kunst van de dj met Dimitri: ‘De rillingen lopen over mijn rug’
'Mijn fysio zei: "je hebt het wereldrecord verbroken!""
Aanstaande zaterdag viert Dimitri Kneppers zijn vijftigste verjaardag met een all nighter in Radion. Vijftig! Dat is 103 in het nachtleven. Het had niet veel gescheeld of een van de grondleggers van de house in Nederland was van het toneel verdwenen. Maar hoor hem praten over zijn ambacht, en je weet dat ie er na dertig jaar nog niet klaar mee is.
Is de manier waarop jij nu achter de draaitafels staat op enige manier te vergelijken met de manier waarop je dat deed toen je doorbrak, in de begintijd van de house?
‘Vooropgesteld: de magie van een avond, de saamhorigheid die je creëert, het vertellen van een verhaal - mijn specialiteit, dat is niet veranderd. Wat de techniek betreft: dat vind ik hele mooie ontwikkeling. De techniek is natuurlijk wel veranderd, en dat vind ik alleen maar mooi. Ik moet zeggen dat de overstap naar cd voor mij wel even geduurd heeft. Ik hield zo van de romantiek van het vinyl. Een plaat kraakte, een cd klonk ineens heel zuiver, daar moest ik echt aan wennen. Ik ben uiteraard ook overstag gegaan, met name omdat veel muziek die ik mooi vond alleen maar op cd uitkwam. Ik vind het nog steeds om af en toe op een vinylfeest te draaien - de techniek verleer je niet, het is net zwemmen - maar verder vind ik het maar gedoe. Toch is er niet zo veel veranderd. Zo werk ik nooit met de sync button.’
Dat is die knop waarmee je twee platen in een klap gelijk kan leggen. Dat is toch heel handig?
‘Heel handig ja, maar het is niet mijn manier van draaien. Ik maak een verhaal, en mijn mixes zijn vrij lang. Het moet ademen, zuigen en trekken. Je moet de platen over elkaar heen horen vallen. Met zo’n sync knop wordt het retestrak, maar juist dat levende, daar houd ik van.’
Hoe lang is een lange mix? Wat moet ik me daar precies bij voorstellen?
‘Nou, elke housetrack heeft een intro en een outro, heel dj-friendly, waarop je makkelijk de ene plaat naar de andere kunt mixen. Maar dat vind ik saai. Ik vind het juist een uitdaging om de symbiose te zoeken tussen twee melodieën. Als dat lukt, kunnen er magische dingen gebeuren. Technisch is het moeilijker - soms is het echt zweten - maar ik vind het gaaf om er op een heel druk moment van een plaat iets bovenop te gooien. Soms weet ik zelf niet waar het gaat eindigen, en dat voelt het publiek ook. Dat vind ik mooi.’
Hoe ben je erop gekomen om dat zo te doen?
‘Heel vroeger - dan heb ik het over 1985, 1986 - had ik bij mijn ouders thuis een Akai pick-upje en een cassettedeck waarop ik de Soul Show van Ferry Maat opnam. Alle goede funk en disco uit Amerika had ik op cassette, en daar mixte ik met het simpelste mixertje dat er was mijn eerste twintig, dertig 12 inches mee. Zo heb ik het mezelf aangeleerd, ik wist niet beter.’
Maar dan ga je aan de slag in de club en kom je erachter dat eigenlijk niemand het doet zoals jij?
‘Ja. In de RoXY werd ook altijd gezegd dat ik de meest technische dj was. Ik deed ook hele rare dingen: La Vie En Rose van Grace Jones combineren met You Can’t Hurry Love, een plaat op dubbele snelheid. Daar oefende ik thuis mee. Soms plakte ik op een plaat een stickertje, of ik maakte een kras, zodat hij op een bepaalde plek bleef hangen. Thuis oefende ik daar dan mee, dan wist ik welk nieuwe ritme zou ontstaan, en daar koos ik dan een plaat bij om te mixen. De mensen op de dansvloer waren dan eerst in verbazing over wat er gebeurde, en een moment later klopte het weer. Maar dat soort dingen kun je natuurlijk alleen doen met een dedicated publiek.’
Dit moest je natuurlijk wel thuis oefenen. Doe je dat veel?
‘Oh ja. In de begindagen stond ik op met een pick-up en ik ging er mee naar bed. Elke dag werd ik wakker met vlinders in mijn buik omdat de house-muziek bestond. Ik vond het echt fantastisch. Al had ik ook jarenlang maar één pick-up aangesloten thuis. Ik luisterde wel heel veel, om mijn muziek inside out te kennen. Dat is meer dan het halve werk. Ik kan geen noten lezen, weet niets van toonhoogtes, maar omdat ik mijn platen zo goed ken weet ik wel precies welke melodie er bij kan en wanneer het vals gaat klinken.’
Over stickers plakken gesproken: jij plakte toch ook wel eens je labels af?
‘Daar ben ik ooit mee begonnen ja. Ik was elke week ongelofelijk veel tijd kwijt aan het zoeken van mooie muziek, in Londen, in Italië. In de Richter had je een podiumpjes naast de dj booth, en soms stonden daar mensen met een kladblokje alle titels op te schrijven. Geen probleem als iemand het een of twee keer op een avond vraagt, maar dit irriteerde me. Ik begon met een bierviltje op het midden van het label te schrijven waarop ik schreef: don’t be so curious. Op een gegeven moment liep ik in Londen flyer-stickers tegen het lijf van het feest Fridays At The Sound Shaft, die precies op het label pasten. Op een gegeven moment begonnen platenzaken mij te bellen: wat is toch dat Fridays At The Sound Shaft, iedereen vraagt ernaar. Op een gegeven moment vond ik het toch een beetje lullig, kinderachtig ook. Nu vind ik: als iemand een mooie track heeft gemaakt die ik gebruik in mijn sets, mogen mensen dat weten.’
Was je platenkeuze toen nog belangrijker om je te onderscheiden?
‘Er was gewoon niet zoveel muziek. Je was afhankelijk van distributeurs en platenzaken, die dan de nieuwste spullen voor me opzij zetten. Nu vindt iedereen zijn eigen weg wel in de muziek. Er is ook zo veel. Ik vind het fantastisch hoor, al zie je soms door de bomen het bos niet meer. Dan zit je maar te klikken tot je beseft: ik zit al een uur kutmuziek te luisteren, ik ben helemaal verdwaald. Maar vaak genoeg ook stuit ik zomaar op iets heel moois. Zo heb ik laatst uren wakker gelegen omdat ik op Facebook naar een livestream lag te kijken van Colin Benders, met zijn modulaire synthesizers. Echt prachtig.’
Als je nou een all nighter draait, zoals komende week in Radion, hoeveel tracks weet je daar dan nu al van dat je ze gaat draaien?
‘Ik denk dat ik op zo’n avond iets van honderd tracks draai, ik denk ik dat ik er nu iets van tachtig weet. Maar niet in welke volgorde. Ik weet een aantal punten waar ik heen wil, dingen waar ik naartoe wil bouwen. Ik heb bijvoorbeeld een track van Peak getiteld Nightmist, een track uit 1980. Heel open, ook met een modular gemaakt. Hij klinkt alsof ie dit jaar uit had kunnen komen. Dit is typisch een track die ik bewaar voor als het zindert, een paar zware nummers achter elkaar en dan: BAM! Alles open, een beetje kitscherig, en dan zweven. Ik ben deze track gekregen van een muziekfreak die ik al ken vanuit de RoXY-tijd, die op de een of andere manier fantastische kwaliteit AIFF’s van zijn platencollectie kan maken. Ik heb een aantal mensen die mij op die manier van muziek voorzien. Ik noem ze snuffelhonden, al klinkt dat oneerbiediger dan ik het bedoel. Het zijn mensen die ik al heel lang ken, maar ook bijvoorbeeld jonge producers. Het zijn mensen die van dezelfde muziek houden als ik, en die me soms hele mappen vol bestanden sturen. Op Beatport word ik doodongelukkig, zoveel meuk.’
Jij produceert wel, maar ziet jezelf primair als dj. Heeft dat je carrière in de weg gestaan?
‘Ja, dat denk ik wel. Maar het is niet helemaal mijn ding om lang in de studio te werken. Het mooie van dj zijn is dat je direct reactie krijgt van je publiek.’
Hoe krijg je die connectie?
‘Dat is moeilijk uit te leggen, het is een soort elektriciteit die je kunt voelen met een zesde zintuig. Als je de RoXY binnen kwam voelde je het als bij de ingang, terwijl de dansvloer een verdieping hoger was. Dan wist je al: it’s going on vanavond. Je bent op zoek naar een moment van overgave, en dan kom ik zelf in een soort trance. Als dat lukt kunnen de uren voorbij vliegen en gaat alles vanzelf.'
Is dat een moment voor jou, voor mensen individueel, of voor iedereen collectief in de club?
‘Dat laatste. Er zal heus wel iemand zijn die ruzie heeft met zijn vriendin, maar de menigte merkt het. Het geeft een euforisch gevoel. Als ik aan dat moment denk, lopen de rillingen al over mijn rug, gaan mijn haren overeind staan. Dan denk ik: nu heb ik ze, ik ga ze nu dit brengen, en dat met ze doen.’
Is het een soort natural high?
‘Zeker. En ik ben tegenwoordig een heel nuchter persoon. Ik heb mijn verslavingen gehad, maar tegenwoordig sta ik op een spaatje rood te draaien. Ik schaam me daar niet voor hoor, ik ben trots dat ik het achter me gelaten heb. Ik heb nu eenmaal last van de ziekte van verslaving. Ook dat remde mijn carrière af, het zorgde ervoor dat ik niet werd wat Tiesto wel lukte. Voor mij was het te veel een lifestyle, Tiesto pakte het slimmer aan en werd de nummer 1 dj. Maar goed, die natural high, die kan ik nog steeds voelen. Als het vijf, zes uur ’s nachts is, je hebt de hele zaal meegenomen, en dan loopt het tellertje af: tien, negen, de laatste plaat is bijna klaar. Ook dat moment is moeilijk in woorden te vatten. Je moet ze loslaten, en dan is er zoveel liefde en respect. Vaak vraag ik bij de toegift aan de lichtman om alle lichten aan te zetten, zodat iedereen elkaar kan zien. Hier stonden we met zijn allen.’
Je hebt er een hele hoop gehad, laatste half uurtjes. Kun je er een noemen die je dierbaar is?
‘Dat moet dan toch mijn terugkeer in Trouw zijn. Ik had maanden in het ziekenhuis gelegen omdat mijn been was afgezet. Zo veel mensen hadden met me meegeleefd, dat deed me heel erg goed. Ik dacht: ze willen niet dat ik van het toneel verdwijn, ik wil ze iets terug geven. De energie van de mensen die avond heeft me letterlijk op de been gehouden, zeven uur lang. Mijn fysio en mijn protheseman waren er ook. Die zeiden vooraf: moet je niet gewoon twee uur draaien om mee te beginnen, maar dat wilde ik niet. All night long. Na afloop zeiden ze: je hebt een wereldrecord gevestigd! Theoretisch kun je na een jaar ongeveer vier uur lang staan op een prothese, ik was amper vijf maanden verder. Ik had nog een speciale ergokruk neergezet waar ik op kon rusten, een soort cowboyzadel op een kruk. Maar daar kon ik natuurlijk mijn energie helemaal niet mee kwijt.’
Voel je dan niks meer? Of ga je dwars door de pijn heen?
‘Ik heb niks geforceerd, maar na afloop was alles beurs. Zodra het klaar was moest ik gaan zitten, en met moeite kon ik naar de taxi komen. Ik had alles eruit geperst. Maar ik heb na afloop mensen gesproken die al heel wat meegemaakt hadden, die tegen me zeiden: dit was by far de mooiste avond waar ik ooit bij ben geweest. Alles zat erin, mijn pijn, mooie melodieën, gepassioneerde ontlading.’
In Radion ga je acht uur draaien, kan dat wel weer?
‘Dat is een nieuw record voor me. Maar ik leef nu heel gezond. Toen mijn been eraf moest, heb ik morfine leren kennen, en daar raakte ik verslaafd aan. Het is synthetische heroïne, het spul waar Michael Jackson en Prince aan dood gegaan zijn. Ik ben naar een kliniek geweest om dat af te bouwen. Ik zag ook dat het zo niet langer kon.’
Medische drugs. Maar jij komt uit een wereld waarin allerlei middelen gebruikt worden. Daar moet je wel tegen kunnen als dj.
‘Zeker, maar ik kwam ook tot een inzicht: ik had me al eens terug getrokken uit het nachtleven omdat ik te diep in de drugs zat, maar dat helpt niet. Coke was mijn ding, en ik dronk calvados om niet te strak te staan. Dat kon in die tijd, want mijn weekend duurde van woensdag tot zondag, overal vloog ik heen. Ik moest er op een gegeven moment uit. Maar op een boerderij gaan wonen helpt niet tegen verslaving. Iemand als ik moet geheel onthouder zijn, geen drugs, geen alcohol, niet roken. Dat kon ook niet meer, mijn dokter zei: als jij door blijft roken zie ik je over twee jaar voor je andere been. Ik ben super dankbaar dat ik de rust heb gevonden om in het hol van de leeuw, waar iedereen zuipt en snuift, de rust kan vinden om mijn job te doen. Toen ik in het ziekenhuis lag, op het dieptepunt, was ik bereid om te stoppen met draaien. Ik wilde kiezen voor mijn kwaliteit van leven. Godzijdank hoefde het niet. Ik ben zo dedicated aan de job. Dat ik mijn muziek nog steeds kan brengen en dat mensen het nog steeds mooi vinden, daar ben ik ongelofelijk dankbaar voor.’