The Bigger Picture: Hoe Top Notch Surinaamse muziek naar Nederland haalt

…en er zijn twee allergrootste hits mee scoorde

Timo Pisart ,

Van Kenny B tot Trafassi, van Oscar Harris tot Ronnie Flex en van Damaru tot Sabrina Starke: dit weekend brengt Noorderslag een ode aan de Surinaamse muziek. Hiphoplabel Top Notch zet zich al jaren in om muziek van de oud-kolonie in Nederland te verspreiden. En scoorde er per abuis zijn twee grootste hits mee. Kees de Koning: “Ik vind het bijna raar dat andere labels niet in Suriname op zoek gaan naar artiesten, want iedere keer dat ik er kom, hebben we een nummer 1-hit te pakken.”

Een boek, een compilatie-cd met Surinaams goud en nog eens tien cd’s met verzameld werk van onder andere Max Woiski Sr., Lieve Hugo, Trafassi en Max Nijman: de afgelopen jaren verscheen een kleine goudmijn aan Surinaamse muziek bij hiphop-label Top Notch. Een prachtig initiatief, zeker gezien de veelal prachtige muziek - van calypso tot kaseko, wintiliedjes, dancehall en creoolse liederen - slecht gearchiveerd is en vrijwel nergens meer verkrijgbaar was. En dat alles onder de noemer Sranan Gowtu, een initiatief dat vooral is ontstaan vanuit persoonlijke interesse van Top Notch-oprichter en Nederhop-godfather Kees de Koning. “Ik ben opgegroeid rond de Albert Cuyp”, vertelt De Koning, “en daar stond een kraampje dat Surinaamse muziek verkocht. Ik hield ontzettend van soul, en zag bij dat kraampje hoezen die leken alsof ze van Otis Redding waren, maar er prijkten namen op als Lieve Hugo, Max Nijman of Louis Windzak.”

Lange tijd sluimerde die muziek in het onderbewuste van Kees de Koning, totdat hij in 2009 op de Surinaamse zanger Dino Orpheo Canterburg werd gewezen, beter bekend als Damaru. “Mi Rowsu [Tuintje in mijn Hart] was in Suriname al een dikke nummer 1-hit. Vieze Freddy van De Jeugd van Tegenwoordig attendeerde me erop: ‘Dat moet je tekenen, dat is tof!’ Dus ik zocht het op, en vond het helemaal te gek. Ik heb toen contact met hem opgenomen, en hij was toevallig in Nederland voor een optreden bij Jurgen Raymann.” Al gauw belandden de twee aan tafel, waarop De Koning hem vroeg: “Met welke artiesten zou je willen werken?” Damaru antwoordde: “Met Kempi en met Jan Smit.” “Met jou wil ik werken”, dacht Kees de Koning toen direct. “Iemand die zó’n uiteenlopend palet hanteert, intrigeert me direct. Vreemd genoeg lukte het toen ook nog om Jan Smit daarop mee te krijgen. Hij heeft in redelijk foutloos Surinaams dat nummer ingezongen, overigens in de zomer dat de PVV de grootste partij was in Volendam. Heel veel complimenten voor Jan Smit, die herkende een hit, deed het fantastisch en heeft het omarmt.”

De rest is geschiedenis: Tuintje In Mijn Hart werd een gigantische hit, en daarbij dacht De Koning weer terug aan dat gekke kraampje aan de Albert Cuyp. “Maar was die muziek in mijn jeugd voorhanden, nu kon ik nergens Surinaamse muziek vinden. We kennen Trafassi, maar er is toch meer? Het was zó moeilijk om er iets over te vinden, dat ik dacht: er moet een boek over komen. Het is een stukje van onze collectieve geschiedenis, veel van deze muziek is zelfs in Nederlandse studio’s opgenomen. Ik dacht: binnen een paar maanden hebben we een boek, maar er bleek veel meer research en gegraaf in persoonlijke archieven nodig. Om mezelf vast een beetje gerust te stellen ben ik vast begonnen met het uitbrengen van cd’s, het boek is uiteindelijk pas eind 2015 verschenen.”

Met de research van dat boek, struikelde De Koning echter over nóg zo’n grote hit, die bijna per ongeluk ontstond. Hij was voor research met zijn zoontje in Suriname, en hoorde overal de muziek van ene Kenny B. De Koning: “In Nederland hadden mensen me al eens gezegd: ‘Je moet met die man afspreken, hij is heel goed.’ Maar ik dacht: hij zingt in het Surinaams, daar kan ik niet zoveel mee. Toch heb ik met ‘m afgesproken, omdat ik zo geïntrigeerd was door zijn succes in Suriname. Ik vroeg hem: ‘Waar zing je over? Waar gaat dit liedje over?’ Dus hij vertaalt een paar liedjes, en wat blijkt? Hij is een ontzettend goede songwriter.” Daarop vroeg De Koning aan Kenneth Bron om een paar van die liedjes te hertalen, zodat ze er in Nederland wat mee konden doen. “Een kleine maand later stuurde hij drie demo’s van nieuwe liedjes op, waaronder Parijs. Helemaal te gek.

De Surinaamse invloed op Typhoon en Ronnie Flex

 

Onder de hits van Damaru, Kenny B en bijvoorbeeld ook Trafassi ligt een schat aan prachtige vondsten in de verzamelaars van Top Notch. Een dik uur aan opzwepende kaseko van Lieve Hugo, bijvoorbeeld, de prachtige soul van Max Nijman, de vrolijke calypso van Max Woiski Sr. en nog veel meer onbekendere parels. De Koning: “Het is net zo moeilijk om er de vinger op te leggen als op het predikaat ‘Nederlandse muziek’, maar ik denk dat er in Surinaamse muziek een meer walsend hoempa-gevoel in zit met opzwepende ritmes. Net als veel Zuid-Amerikaanse muziek heeft het veel meer swing, veel meer blazers en het is wat temperamentvoller, zowel in tekst als ritme. Nederland en Suriname hebben een nogal heftige relatie gehad, die een groot gedeelte van een paar honderd jaar bestond uit bezetting, onderdrukking en uitbuiting. Dat hoor je wellicht niet zo letterlijk terug, maar wat je bijvoorbeeld wel hoort zijn ritmes die uit Afrika komen. Waarom? Omdat er slaven zijn vervoerd van West-Afrika naar Suriname, en die hebben heel veel meegenomen, cultuur, taal en muziek. En zo bemerk je ook invloed van Javanen, Hindoestanen en Nederlanders in Suriname. De geschiedenis is absoluut vermengd in alle lagen van de muziek.”

Ook werk van veel Nederlandse artiesten is doordrenkt met invloeden van de oude Nederlandse kolonie. Neem Lobi Da Basi, het album waarvoor rapper Typhoon in 2014 de 3voor12 Award won. Glenn de Randamie is geboren op de Veluwe, maar heeft de Surinaamse roots onherroepelijk met de paplepel ingegoten gekregen. Zijn vader was saxofonist en onderofficier in het leger in Paramaribo, tijdens de onafhankelijkheid van 1975 vertrok hij met de moeder van Typhoon naar Nederland. Voor het schrijven van zijn laatste album besloot Typhoon een lange reis te maken door het binnenland van Suriname, allereerst om meer over zichzelf te weten te komen. “Mijn verhalen waren een beetje op; ik had alles wel gezegd, in interviews, in mijn platen. Ik dacht: ik ga chillen in Suriname en onderzoek doen naar mijn familiehistorie en naar het slavernijverleden. Pas toen ik thuiskwam werd me duidelijk wat het voor me betekende. Ook vorig jaar in New Orleans vatte ik ineens dingen van Suriname: de gumbo, de mix van culturen waarvan ze daar leven. Die is net zo in Suriname, alleen noemen we het dan moksi. Ik heb dat ook meegekregen. Alleen kon ik dat als jonge jongen, opgegroeid op de Veluwe, nooit plaatsen.

Die Surinaamse geschiedenis is overduidelijk te vinden in Lobi Da Basi. Neem alleen al de titel - Surinaams voor Liefde is de Baas. Ook tekstueel duikt Suriname meermaals op op Lobi da Basi, in het tropische decor, maar ook in verwijzingen naar de koloniale geschiedenis en de band tussen Nederland en Suriname. En dan is er nog de muziek. Luister bijvoorbeeld naar het laatste stukje van Hemel Valt, waar de blazers ineens de schwung te pakken hebben van de kaseko. “We wilden geen Surinaamse muziek maken. Het is muziek van ons. Maar kaseko muziek bijvoorbeeld is ook weer opgebouwd uit latin en muziek uit Barbados, en uit de echte oude calypso. Datgene dat je aan het eind van Hemel Valt hoort is mijn eigen interpretatie van Surinaamse muziek, door ons nu hier. Je hoort soul, hiphop, oude blues, volkszang, en de Surinaamse muziek. Mijn hele muzikale reis van de afgelopen jaren, zonder dat het een circus van invloeden wordt. Er zit voor ons een warm laagje omheen, en dat is ook de Surinaamse invloed.

Kees de Koning is het helemaal met Typhoon eens: “Ik geloof niet in een culturele puurheid. Typisch Nederlands eten is, draadjesvlees, daar zit laurier, kruidnagel en foelie in. Dat groeit nergens in Nederland, sterker nog: nergens in Europa. Het is typisch Surinaams dat alle culturen mixen, dat er een moskee naast een synagoge kan staan, dat Javanen, Creolen en hindoestanen redelijk harmonieus kunnen samenleven.”

Bij Typhoon ligt de Surinaamse invloed er nogal dik bovenop, maar ook artiesten als SBMG en Ronnie Flex laten zich inspireren door het Zuid-Amerikaanse land. Ronnie Flex is zelfs net terug, vertelde hij vanavond in 3voor12 Radio: “Ik zit nog midden in de jetlag, en probeer ertegen te knokken. Het was voor het eerst dat ik er was, en dat terwijl ik Surinaams ben. Het is het land van mijn moeder. Ik heb er opgetreden, overgegeven, ik heb alles gedaan.” Suriname hoor je af en toe terug in zijn slang, maar vaker nog in de ritmes, denkt Flex. “Ja, daar heb ik het ritmegevoel wel vandaan, dat ik al sinds jongsafaan heb. Ik ben bezig met ’n nieuw album, en daar komt ook een Surinaams-achtig liedje op te staan dat top is. Mijn lievelingsnummer uit Suriname? Who Likes To Know van La Rouge, een soort Surinaams genre dat ze kaboula noemen. Het is heel opzwepend en snel, een echte klassieker. De muziek daar is heel temperamentvol, ze zingen wat gemakkelijker over viezere dingen dan in Nederland. En het klinkt allemaal heel gezellig, zolang je het niet verstaat!”

Het project Sranan Gowtu is zaterdag op Noorderslag te zien met live o.a. Patrick Tevreden, Edgar Burgos, Oscar Harris, Kenny B, Sabrina Starke, Isaac Menso, Ronnie Flex, Gallow Street, Keizer, SBMG, Bokoesam, Trafassi (band) en Jeffrey Spalburg.