Surinam Funk Force: dansen tegen de schaduw van de Decembermoorden

Verzameling disco en boogie door Antal en Thomas Gesthuizen

Atze de Vrieze ,

Deze week verschijnt Surinam Funk Force, een verzameling vergeten disco- en funktracks uit Suriname, samengesteld door Antal Heitlager en Thomas Gesthuizen. Het is een compilatie vol zorgeloze, warmbloedige dansvloertracks, die je ook nu zomaar nog op een dansvloer zou kunnen horen. Maar achter de luchtigheid gaat in het geval van Jean Durham (Jamm Band 80) een intens verhaal schuil. ‘Van de ene op de andere dag was iedereen verdwenen.’

Foto’s heeft hij bij zich, krantenknipsels, platen waarop hij meespeelde. Een artikel uit het blad van de luchtvaartmaatschappij over Ronald Snijders, het icoon van de hedendaagse Surinaamse muziek en voor hem een oude vriend. Jean Durham draagt zijn biografie met zich mee op deze trip naar Nederland. Het is een warme dag in Amersfoort Vathorst, waar de Surinaamse muzikant op bezoek is bij zijn zoon en kleinzoon. Gisteren was hij al even in platenzaak Rush Hour, om de compilatie waarop zijn nummer 1 hit Jammin’ uit 1980 op staat even te komen bekijken. ‘We draaiden hem even in de winkel, en er kwam meteen een Amerikaanse toerist vragen wat het was. Hij kon er niet van stilstaan, zei ie. Dat was een geweldig moment.’

Bob Marley
Het scheelde niet veel of Jammin’ was zijn opening geweest bij Island Records, toen nog een echt Jamaicaans label en het thuishonk van Bob Marley. Jean Durham woonde in die tijd een tijdje in Kingston, waar hij werkte als journalist om de verkiezingen te verslaan. Het was een heftige periode voor het reggae-eiland. Minstens dertig doden per dag vielen er, vaak uit pure politieke intimidatie, gang-geweld ontwrichtte het land, en zelfs de grote Bob Marley overleefde in die tijd een aanslag op zijn leven (tip: hierover gaat de vuistdikke roman A Brief History Of Seven Killings van de Jamaicaan Marlon James). ‘Ik had net deze plaat uitgebracht, het was de eerste instrumentale reggae-plaat met viool erin, en ze vonden de beat lekker. Ze zouden hem uitbrengen bij Island Records in Amerika, alles was in kannen en kruiken. En toen ging Bob Marley dood. Een jaar lang ging het bedrijf op slot, er kwam nieuw management, waar ik opnieuw mee om de tafel moest zitten. Maar Jamaica was op dat moment het gevaarlijkste land ter wereld, zeker voor buitenlanders. Als ik bij de Tuff Gong studio was, zat daar ook altijd een klein mannetje met een machinegeweer, dat voor mij vervoer naar mijn huis regelde. Alleen de straat op gaan kon niet.’

Niet dat het in zijn eigen land rustig was. De Surinaamse muziekwereld heeft op dat moment te maken met de grote slagschaduw van Desi Bouterse, die in 1980 met militair geweld de macht overneemt in Suriname, het land dat pas vijf jaar onafhankelijk is van Nederland. Durham zit dan al jaren in het vak. Hij is vijftien als ie zijn eerste hit scoort met de band Not Thinking: 'Joy'. Een nummer over de verschillende levensfases die een mens doorloopt, serieuze kost voor een tiener. Trots laat Durham de krantenartikelen zien, en ook het vervolg van dat jonge succes: ‘Ik kreeg een opdracht van de RDVS, de regeringsvoorlichtingsdienst, om vijf nummers te maken. Een van die nummers heette 'Marijuana'. In die tijd was wiet in opkomst, en ik vond het heel erg dat je voor een sticky twee jaar de bak in ging. Erger nog: ze mishandelden je daar, sommige van mijn vrienden zijn voor de rest van hun leven beschadigd. ‘It’s less harmful than whiskey, so why it’s forbidden to smoke a sticky?’’

Zwaar benederd
Het is typisch voor de Surinaamse muziekcultuur van die tijd, vertelt Durham. Een echte industrie was er niet, veel muziek verscheen ook niet echt in de winkels (belangrijke oorzaak van het feit dat veel muziek verdwenen is), terwijl de elite van het land nauwe banden onderhield met de muzikanten. Zo ook Eddy Snijders, vader van Ronald Snijders, die dirigent was van de militaire kapel. De oude Snijders leidde een jeugdorkest, waar talloze muzikanten van de generatie Durham (waaronder hijzelf) hun loopbaan begonnen. ‘Die man was een genie, nooit heeft hij de waardering gekregen die hij verdiende. Hij wist van ieder lid van zijn orkest precies wat ie kon en schreef een partij precies op jouw capaciteiten. Ongelofelijk. Met het orkest van Eddy Snijders was ik op mijn elfde voor het eerst op tv.’

De militaire coupe in 1980 en de escalatie van geweld die volgt in 1982 zijn een keerpunt voor Suriname, en ook voor Durham. ‘Ik werkte in die tijd bij radio ABC, een station dat opgericht was door Andre Kamperveen. Ik was daar omroeper en presentator, onder andere van een jazz-programma. De militairen waren mijn grootste fans, ze belden me altijd met verzoekjes. Maar van de ene op de andere dag was het voorbij.’

Als blikken konden doden
Onder de slachtoffers van de Decembermoorden in 1982 zijn onder andere ABC-directeur Kamperveen, die ook nog eens minister en vice-president van de FIFA op zijn CV had staan, een andere journalist Frank Wijngaade. Het gebouw van Radio ABC wordt door de militairen in brand gestoken. Veel jonger was Lesley Rahman, leeftijdgenoot en vriend van Durham, die op 28-jarige leeftijd werd omgelegd. ‘Hij was mijn schoolvriend, elke dag zaten we naast elkaar. Lesley werd later onderzoeksjournalist. Toen Bouterse twee jaar aan de macht waagde hij het in een persconferentie live op tv te zeggen: “Jullie zijn amper twee jaar aan het bewind en hebben al meer gestolen dan die anderen in dertig jaar. Wat is daarop uw antwoord?” Antwoord gaf Bouterse niet, maar als blikken konden doden…’

En toch ontvlucht Jean Durham het land niet zomaar. Omdat ie een patriot was, zegt hij zelf. Hij vecht tegen de bierkaai: begint aan een studie rechten om de zwakke mensen te helpen (‘de grote man komt altijd vrij’), maar haakt gedesillusioneerd af als de client van zijn leermeester Gerard Spong na een geweldig pleidooi toch gewoon wordt veroordeeld. Hij belandt in het welzijnswerk, gerelateerd aan de kerk, die sowieso altijd de spil van alles in zijn leven was. ‘De pater was ook mijn eerste manager’. Wel vertrekt hij een tijdje naar Brazilië, waar hij naar eigen zeggen de tijd van zijn leven heeft, inclusief gemeubileerd appartement aan de Copa Cobana. De politiek is opnieuw niet ver: hij werkt voor de Braziliaanse ambassadeur en speelt voor diens vrienden: de ministers van Brazilië. 'Ook Bouterse kwam daar op een avond, maar die ambassadeur moest niets van hem hebben. Er was een avondklok van kracht, omdat er een revolutie gaande was. Officieel zouden we tot acht uur spelen, maar we wisten al dat het feest door zou gaan zodra hij weg was. Die nacht om twaalf uur was de ambassadeur jarig. Of ik ook klassiek kon spelen. Ik heb de Corelli Suite voor hem gespeeld. Die ambassadeur was ook een enorme bami-freak, en vooral fan van de mijne. Altijd als hij naar Brazilië ging, moest ik bami voor hem maken, die hij voor zijn vrienden meenam in het vliegtuig.’

Molotov cocktails
Intussen is Durham’s toenmalige vrouw wel vertrokken naar Nederland, zwanger van zijn derde kind. En dan komt ook voor hem het moment dat vertrekken onvermijdelijk is. Zijn jongere broer - ook journalist - kaart het cocaine-gebruik van de grote leider aan en werd persona non grata verklaard. Er worden molotov cocktails gegooid, en Durham kiest eieren voor zijn geld. ‘Dat dat de juiste beslissing was, merkte ik direct toen ik in Europa landde. Ik stond helemaal vooraan bij de uitgang, maar werd direct achterin de rij gezet en moest twee uur wachten. Zo doen ze dat: meteen met je fucken. In de periode dat ik weg was, bleven ze me belastingaanslagen sturen, tot ik op een gegeven moment een schuld van twee ton had. Ze pakken je niet zelf aan, maar pesten je en maken het je moeilijk om ooit nog terug te komen.’ Vijfentwintig jaar leefde Jean Durham in 'ballingschap' in het koude Nederland. Hij keerde pas terug onder het bewind van Ronald Venetiaan, die hij hielp bij zijn verkiezingscampagne. En ook nu hij terug is in zijn thuisland, is Desi Bouterse nog altijd niet van het toneel verdwenen. In tegendeel. Venetiaan raakte de kroon van zijn land kwijt, en Bouterse is met een tactisch spel bezig de Decembermoorden dertig jaar later alsnog definitief in de doofpot te doen belanden. ‘Het is zijn laatste machtsspelletje en hij weet het. Grote dictators regeren altijd zo’n dertig jaar, en dan houdt het op. De mensen zijn arm, hij maakt ze niets meer wijs.’

Dat Durham na al die jaren terugkeerde naar zijn land had niet alleen te maken met heimwee naar zijn roots, het was ook een confrontatie met het verleden. ‘Ik was jarenlang in therapie. Niet omdat ik gek was, maar om te voorkomen dat ik gek werd’, zegt hij. ‘In mij groeide het personage van ‘de wreker’. Ik ben er een keer dichtbij geweest. Ik stond oog in oog met Bouterse, en in mijn auto lag een geweer. Een vriend heeft me weerhouden. Vanuit mijn geloof heb ik die gevoelens inmiddels achter me gelaten. Een paar jaar terug werd ik gevraagd om voor Bouterse te spelen. Ik heb dat altijd geweigerd, maar deze keer noemde ik een exorbitant bedrag. Tot mijn verrassing deden ze het, en dus speelde ik bij een ontmoeting van Bouterse met de president van buurland Guyana. Ik kreeg een verzoek: of ik 'My Way' wilde spelen. Bouterse houdt van dat lied. Wat gebeurt er: hij begint te zingen, en zet de microfoon op een gegeven moment bij de president van Guyana neer. Ze hebben samen dat lied gezongen, de twee presidenten.’

En zo begeleidde Jean Dunham dertig jaar na de Decembermoorden een ode van Desi Bouterse aan zichzelf. Het is een ironie waar je als Surinaamse muzikant kennelijk mee moet leven. Het enige wat je volgens Durham dan ook kan doen, is de muziek maken die het leven voor de mensen en voor jezelf lichter maakt. Dat is wat volgens hem de compilatie Surinam Funk Force ademt: ‘Het was muziek voor mensen die in hun dagelijks leven te maken hadden met allerlei spanningen. Muziek was er om te relaxen. Ik schreef hit-composities, dingen die meteen aan moesten slaan. Je moest er ook op kunnen dansen. Ik heb op een gegeven moment mijn artiestennaam ook veranderd in Fun Eagle. Ik kon alles zien en zelfs tegen de zon in kijken, en ik houd van plezier.’