De muziek die het dichtst bij de oorsprong van het festival ligt, live gespeelde elektronische muziek, is meteen een van de lastigere genres. Veel van die muziek is juist zo goed door het precieze geluid. Niet alleen qua productie, maar ook qua timing. Extra muzikanten kunnen vaak iets toevoegen, op zijn minst voor het oog, maar bij elektronische muziek voegt het vaak niets toe. En misschien nog wel vaker wordt de muziek er minder van.
Pitch Vrijdag: Ongepolijste luchtigheid wint het van bloedserieuze en gelikte shows
Grimes, Jameszoo en Kero Kero Bonito hoogtepunten van dag 1
De eerste dag van Pitch 2016 is niet de beste dag in de geschiedenis van het festival. Dat het voor het eerst in jaren regent maakt het niet gemakkelijk, en de ietwat magere line-up en uitgebleven drukte helpen evenmin. Maar zelfs op zo'n dag blijkt dat het festival zijn plek afdwingt in het overvolle festivallandschap.
Neem Floating Points, die al vroeg in de Gashouder speelt. De Brit maakte vorig jaar indruk met zijn album, waarop elektronica en akoestische geluiden naadloos in elkaar overgaan. Live gaat dat wat moeizamer, bleek vorig jaar ook al op Catch, toen hij een complete strijkers- en blazerssectie meehad. De kleinere bezetting vandaag op Pitch werkt beter, doordat er meer ruimte lijkt voor improvisatie en beslissingen tijdens het spelen. Die losheid past veel meer bij de jazzy composities. En toch werkt het opnieuw niet. Zonder het precieze geluid dat op zijn album zo opvalt, worden zijn composities al snel stuurloze jams. Zo nu en dan is er een uitschieter, maar vaker is het een brij van geluid dat de Gashouder vult. Zijn visuals met lasers en een oplichtend fluorescerend scherm maken meer indruk.
Iets later heeft David August, geholpen door een gitarist en drummer, het ook lastig. Waar je bij Floating Points nog het idee hebt dat vooral het geluid en de neiging tot uitrekken het probleem zijn, rammelt het bij David August op meer plekken. De extra muzikanten maken het lomp, alsof de muziek wat versimpeld moest worden om het met zijn drieën bij elkaar te krijgen. Wat overblijft is een log geluid, dat door de bloedserieuze koppen van de muzikanten nog pijnlijker is om aan te horen.
Zo anders is het bij Jameszoo die, precies tussen bovenstaande grote namen in, zijn debuut maakt als het Jameszoo Quartet. Het heeft op papier alles in zich om ook een hele vervelende richtingloze jam te worden, die alleen leuk is voor de mensen die het spelen. Onnavolgbare ritmes, veel gefreak, zo nu en dan een flinke bak distortion. En dan is de basis ook nog eens behoorlijk heftige jazz. Toch blijkt het een van de beste shows van de dag. De combinatie van virtuositeit - let vooral even op drummer Richard Spaven – en luchtigheid werkt zo veel beter dan het bloedserieuze geploeter van August en Floating Points. Zo af en toe doet Jameszoo een stapje naar achter om te horen wat de toetsenist er nu weer uit perst, om vervolgens met de tong uit de mond goedkeurend te knikken en te lachen als de drummer weer iets doet, om daarna weer zelf net te lang een net te vervelend geluid uit een van zijn kastjes te halen. Het zou allemaal misschien nog wat meer uit de bocht mogen vliegen, maar wellicht is de balans nu juist precies goed.
Aan de andere kant van het Westergasterrein lijkt een totaal ander festival bezig. Niet zo zeer het buitenpodium, waar voornamelijk Nederlandse DJ’s het tegen de regen opnemen, maar in de gigantische Westertent die er voor het festival is neergezet. Die tent is voor de rustige eerste dag eigenlijk net een maatje te groot. Hoewel er bij elke show serieus veel mensen staan, heb je nooit het idee dat het er écht vol is. Op zich prettig, maar een uitpuilende tent geeft ook het gevoel dat het festival meer happening is. Want muzikaal gebeurt er vandaag al genoeg.
Het Amerikaanse duo Odesza is ongemerkt uitgegroeid tot een grote naam. De dansmuziek is precies zo bombastisch en poppy dat ze op de radio ook goed worden opgepikt. Logisch, want ze voegen de theatrale drums en blazers van bijvoorbeeld een act als Woodkid toe, gecombineerd met de tropical house van Kygo. Inderdaad, best wel lelijk, maar ze doen het goed. Voor de vorm hebben ze elk nog een trommel aan hun tafel met apparatuur gehangen, en in de hoeken achter zich staan nog twee blazers. Een groot deel van de tijd heb je het idee dat de blazers alsnog van tape komen, maar voor de show voegt het, net als het getrommel, best wat toe.
Later spelen na elkaar twee artiesten de tent plat. Onvergelijkbaar, en toch ga je ze automatisch vergelijken. Want zo veel echt poppy acts spelen er niet op Pitch, zeker niet op het hoofdpodium en helemaal niet direct na elkaar. Santigold doet het eigenlijk het beste. De hele show is uitgedacht. De zangeressen zitten bij het eerste nummer nog ongeïnteresseerd op fatboys chips te eten, Santigold zelf en haar twee mannelijke muzikanten dragen oversized colberts met cartooneske schoudervullingen, er zijn ingestudeerde dansjes, alles wordt strak gespeeld en gezongen.
Bij Grimes is het allemaal anders. Er komt veel van een bandje, ze heeft een extra zangeres die haar zang waar nodig overneemt of aanvult en alsnog zit ze er geregeld naast, en de ingestudeerde dansjes zitten er allemaal nog net niet lekker in. En toch maakt het meer indruk. De jonge Canadese brengt een complete explosie van energie en ideeën met zich mee. Als ze voor op het podium danst, moet ze geregeld een sprintje naar haar apparatuur trekken om wat knoppen in te drukken, tussen de nummers door grunt en kirt ze om extra energie kwijt te raken, ga zo maar door. Veel aanstekelijker krijg je het niet, zelfs met een festivalpubliek dat niet helemaal weet wat ze er mee aan moet. Grimes' muziek gaat alle kanten op. Zweverige synthpop en nummers die eigenlijk door een stadion moeten galmen botsen telkens weer op elkaar. Juist dat constante botsen en wringen zorgt dat het optreden vonkt.
De allerleukste momenten op Pitch zijn de concerten in de kleine zalen. Soms buzzacts waarvan je op een EP of single na nauwelijks weet wat je moet verwachten. Zo blijkt Shades, een samenwerking tussen drum ’n bass-man Alix Perez en bassproducer Eprom, een van de beste shows van de dag. De twee halen het lompste in elkaar boven en leunen meer nog dan in hun eigen producties op een hiphop basis. Totaal ongezellig rammen dus, maar voor het eerst heb je het idee dat de vlam echt in de pan slaat vandaag. De zaal puilt uit, er ontstaat een grote pit en opeens is iedereen natter van het zweet dan van de regen. Een nog grotere verrassing is het Londense Kero Kero Bonito. Twee producers en een zangeres, die stuiterende J-Pop maken. Het klinkt allemaal behoorlijk plastic, niet gek, aangezien een van de producers – Kane West – ook op PC Music werk uitbracht. De hele show zit ver over de rand van gimmicky. Er wordt gedanst met flamingo- en krokodillen-knuffels, de twee mannen bellen bloedserieus met speelgoedtelefoons achter hun apparatuur, Kane West neemt EDM-dj poses aan, het publiek wordt gevraagd ‘Party!’ te scanderen, ga zo maar door. Maar na de bloedserieuze start van de dag, is dit precies hoe je de nacht wil induiken. Het shirt van de zangeres dekt perfect de lading: Fun is the new Cool. Zo is het.