Jameszoo: 'Je kan deze manier van muziek maken niet perfectioneren'

Bossche producer over zijn debuut op Brainfeeder, EDM, taekwondo en jazzsolo's

Ralph-Hermen Huiskamp ,

Na jaren uitstellen, weggooien en bijschaven kwam afgelopen week dan eindelijk het debuutalbum van Jameszoo uit. Geen makkelijke plaat, met soms onnavolgbare saxofoonsolo’s, wringende elektronica en ritmes die je hoofd vullen. Zo heftig en doordacht het album klinkt, zo nonchalant en ontspannen praat de Bosschenaar erover. ‘Ik maak geen kunst. Ik ben maar gewoon een beetje aan het flierefluiten en er komt een album uit.’

Het interview begint een uur later dan gepland. Iets met maandagochtend, een zwaar weekend, gemiste treinen, dat soort dingen. ‘Geen probleem,’ klinkt Mitchel van Dinther met dik Brabants accent aan de andere kant van de lijn. ‘Ik ben ook geen ochtendmens, dus het komt eigenlijk wel goed uit. Laat maar weten als je op station bent, dan haal ik je op.’ En inderdaad, daar staat hij even later onderaan de trap te wachten, tussen de gigantische stroom museumbezoekers die de Jheronimus Boschtentoonstelling komen bezoeken. ‘Wat een drukte he,’ lacht hij. ‘Ik snap nu wel een beetje wat jullie in Amsterdam meemaken met die toeristen. Kijk uit, daar gaat weer zo’n snelle in zijn scootmobiel! Goed, koffie. Ik zit nog niet aan mijn cafeïnetaks vandaag.’

Onderweg naar de koffiebar vertelt Van Dinther over hoe gek het is dat hij nu met dit soort muziek, jazzcomposities die alle kanten uit stuiteren, bezig is. ‘Vroeger had ik niets met muziek. Ik was fanatiek met sporten, taekwondo. Ik trainde zeven keer per week. We hadden thuis zelfs een dojo. Ik was een machine, sick hoor. Ik werd Nederlands kampioen, twee keer twaalf-landenkampioen, had veel wedstrijden in het buitenland. De eerste stappen om er van te gaan leven waren gezet. Het plan was om het leger in te gaan, en dan zo’n programma te volgen. Mijn vader is ook een goede vechter. Hij is Europees kampioen taekwondo en heeft volgens mij ook nog wel aan mixed martial arts gedaan. Dat is alle stijlen door elkaar. Gewoon een mooi woord voor knokken, barvechten dus. Het was een heel andere wereld. Er zit een bepaalde kunst achter vechtsporten, heel interessant. Maar het is ook super ordinair. Dan zie je zo’n kickboksgala waar de stoelen door de lucht vliegen. Ik herinner me nog goed dat ik bij een wedstrijd was, en dat een grote vrouw voor de tribune ging staan. “Hey Bessie, opdonderen of anders terug naar het Dolfinarium!” werd er geschreeuwd. “Oh shit, dit is het niveau hier,” dacht ik. “Hier zit ik gewoon in.” Het is een rare oversteek die ik gemaakt heb naar de wereld van nu, nadat ik geblesseerd raakte en er helemaal mee stopte.’ 

Het werd dus toch muziek. Ik kan me haast niet voorstellen dat je meteen begon met de muziek die je nu maakt en draait.
‘Ik kan me wel een paar momenten herinneren dat ik iets hoorde en echt dacht “waaat?!” Je had hier in Den Bosch een kroeg, de Cordes. Daar draaiden Cinnaman en Aardvarck vaak. Ja man, die komen hier vandaan. Den Bosch, master toch. Er was zo’n hele crew met die boykes. Ik was eigenlijk nog te jong, maar kwam er elke week pintjes drinken. De muziek was week na week fresh. Dilla, Madlib, weet ik allemaal, jazz-dingen. Op een avond kwam Yuri (Cinnaman, red) draaien. Hij had net Beat Dimensions uitgebracht, een van de eerste compilaties met tracks van Flying Lotus, Dimlite. Dat was voor mij echt het begin van de beatscene. Hij draaide iets en dat kwam zo hard binnen. Ik had nog nooit zoiets gehoord, hiphop die instrumentaal al interessant genoeg was. Ik vroeg aan de knakker naast de booth wat het was. Hij kijken, en vertelde me toen met zo’n dik Brabants accent; “Hutsonmohakke”. Ok man, keihard. Ik thuis googlen, schreef het natuurlijk tien keer verkeerd en kon het nooit niet vinden. Pas na een poosje kwam ik toevallig op de Rush Hour-site. Een platenwinkel met allemaal platen die ik niet snapte en niet kende. Daar vond ik dat nummer dat Cinnaman draaide.. Toen dacht ik, jezus. Er is gewoon een scene van deze shit. Dit bestaat gewoon, gasten van over de hele wereld zijn hier mee bezig.

Na een tijdje ging ik een beetje hangen met twee vrienden van Yuri, Sander en Pieter, en wat gasten die ik in Cordes ontmoet had. Zij waren al langer met die beatdingen bezig, vonden het al keilang te gek. In diezelfde tijd begon ik zelf ook een beetje met draaien. We gingen wel eens naar Amsterdam, waar Yuri dan dingen boekte met zijn Viral Radio-avond. Nog verder daarvoor had hij Flying Lotus en Samiyam in de bovenzaal Paradiso geboekt. Zij kenden elkaar toen nog niet niet buiten internet, Myspace, en ontmoetten elkaar daar voor het eerst. De zaal stond lang niet vol. Ik was er zelf ook niet, maar die vrienden van mij wel. Er was ook een gast uit Glasgow, die had helemaal een ticket gekocht om hen daar te zien spelen. Dat was dus Hudson Mohawke. Kicken hè?’

Je bent dus al best lang bezig en in vrijwel elk interview dat ik de afgelopen vijf jaar van je las…
‘… ging het over mijn album. Het ding was, het begon allemaal met een single op Kindred, in 2012. Toen dacht ik, mijn volgende ding wordt een plaat. Ik was nog compleet nat achter de oren. Super naïef, weet je. Uiteindelijk had ik een soort van plaat, toen kwam Kindred luisteren en zeiden ze, waarom maken we hier niet een EP van? Ok, is goed. Toen heb ik de rest weer weggeflikkerd. Toen dacht ik, nu ga ik een album maken. Dat werd ook een EP. En daarna gebeurde weer hetzelfde. Al mijn albums werden EP’s. Nu, twee jaar geleden had ik voor het eerst echt het idee dat ik het kon. Ik wist hoe ik het wilde. En hoe ik met een legend als Arthur Verocai kon werken.’

En nog steeds heb je er aardig lang over gedaan.
‘Er lag een aantal stukken, vervolgens heb ik muzikanten uitgenodigd om daarover te improviseren, dat ging ik weer bijschaven, opnieuw arrangeren en nieuwe dingen er over schrijven. Niels Broos en Binkbeats, die allebei meespelen, waren op een gegeven moment behoorlijk klaar met mijn gezeur over het albumproces. Elk nummer veranderde met de week. Het is eindeloos. Je componeert iets, speelt het, samplet het. Het klinkt als improvisatie gecombineerd met compositie, maar in feite is alles gecomponeerd. Niet op de traditionele manier, maar elke noot staat precies op de plek waar ik hem wil hebben.’

Had je geen deadline? Of had je dat niet moeten hebben?
'Nee, nee. Dat was zeker fijner geweest, maar ik wilde niks pitchen voordat het af was. Ik wilde niet in de situatie komen dat ik nummers opnieuw moest opnemen of veranderen. Het was gewoon dit, of niet. Ik ben blij dat ik het zo gedaan heb en dat het op een label is getekend waar ik me thuis voel. Het is gewoon weer een stap. Daarom denk ik ook niet anders over deze plaat, dan over alles wat ik hiervoor heb gedaan. Het vorige is opbouw, maar dit is ook opbouw. Ik ben nog steeds niet waar ik moet zijn. Dat is het mooie van de weg die ik ben ingeslagen. Je kan het niet perfectioneren, deze manier van muziek maken. Daarom blijft het interessant.’

Vertel dat eens over de samenwerkingen. Hoe kwam je bijvoorbeeld bij die Braziliaan Arthur Verocai uit en hoe kreeg je het voor elkaar dat ook Steve Kuhn, een behoorlijk grote jazznaam, op je plaat mee deed?
‘Kees Heus, van Kindred, werkt natuurlijk ook als programmeur bij Paradiso. Hij vertelde me dat ze Arthur gingen boeken, dus dat als ik iets met hem wilde, ik hem gewoon een berichtje moest sturen. Dat heb ik gedaan, hem wat dingen laten horen en toen kwam het goed. We hebben in een studio in Den Haag gezeten. We hebben het al even geleden opgenomen, maar ik was nu op het punt dat ik het respectvol kon gebruiken. Met Steve Kuhn ging het heel anders.’

Hoe anders, ben je nerveus als je met zo’n grote naam werkt?
‘Dat probeer ik te vermijden. Maar het was wel een heftige ervaring. Ik moest hospiteren. Hij gaat natuurlijk niet zo maar met iemand werken, hij heeft met Coltrane, Stan Getz en Kenny Dorham gespeeld. We hadden al negen maanden mailcontact, om te kijken of het wel of niet ging gebeuren. Na een poos zei hij, kom maar langs in New York, dan bepalen we dan of we het gaan doen. Ik dacht, ik probeer het wel gewoon. Hij vroeg me of ik naar de Jazz Standard wilde komen, een bar in Manhattan. Hij speelde eerst een show, en daarna moest ik bij hem aan tafel zitten. Hij zat daar met Buster Williams, de oude bassist van Herbie en Miles, en met Joey Baron, de drummer van onder andere John Zorn. Ik moest uitleggen wat ik wilde.’

Op audiëntie bij de Godfather.
‘Ja, een apart gesprek. Ik wilde het niet heel Amerikaans maken en alles ophemelen. Maar het is heel simpel, hij heeft gewoon mijn favoriete album gemaakt. Dus dat vertelde ik hem. Steve Kuhn, self titled, uit ’71. Ik maak muziek, hij is mijn favoriete toetsenist en ik wilde graag opnemen. Meer is het niet. Het was awkward, totdat ik begon over Stockhausen, Ravel, dat soort dingen. Dat vond hij wel tof. Hij zei “ok, in de tweede set vanavond ga ik het nummer spelen dat jij wil coveren. Dan kijken we daarna of we het gaan doen.” Dus hij speelde het, en ik bleef daar de hele nacht maar zitten wachten en zei hem daarna: “Oké Steve, ik wil het doen.” Toen werd het een heel gedoe wanneer we het gingen opnemen. Hij zei dat het op maandag moest, maar dan kon ik niet, want dan zat ik in Austin voor SXSW. “Kan het niet donderdag Steve?” “Nee, donderdag is geen fijne dag. Ik heb geen andere plannen dan, maar het kan gewoon niet.” “Nou Steve, het zou mij echt goed uitkomen.” Een heel lang verhaal nog, dit en dat, maar hij kon uiteindelijk toch. Ik ben toen vanuit SXSW op en neer gevlogen. Hij kwam de studio binnenlopen, ging zitten, nam op. Het ging allemaal heel snel. Ik ben toen ’s nachts in slaap gevallen op het vliegveld, met een junkie die aan mijn been aan het trekken was, omdat ik geen hotel meer kon vinden. Maar het was het helemaal waard. Ik had gewoon met Steve Kuhn opgenomen.”

Leer je dan nog wat van zo’n artiest, of komt hij binnenlopen en is hij snel weer weg?
'Zeker wel. Je praat met zo’n man. Ik ben hartstikke geïnteresseerd in wat hij te vertellen heeft. Alleen, zijn scene is geen scene waar ik me aan kan relateren. Ik heb niet in het New York van de jaren zeventig en tachtig gewoond. Dat was een andere cultuur, ze maakten daar echt iets mee. Hij heeft met Kenny Dorham gespeeld, een heftige gozer. Hij heeft het rauwe New York nog meegemaakt. Wij kunnen dat niet bevatten, muziek is iets heel anders voor ze. Het was bizar, echt, het was bizar Ralph. Lees de verhalen er over, zo heftig. Het was ook het Mekka van de jazz. Zo'n levendige scene, veel situaties, maar ook veel drugsgebruik. Charlie Parker zat aan de heroïne, iedereen wilde zoals hij spelen, en dus ging iedereen gebruiken. Iedereen, Miles, Coltrane, noem ze maar op, heeft wel een periode aan die shit gezeten. Het was fucking crazy.’

Het is nu niet de jazz, maar in andere genres hoor je het nog steeds. En altijd hoor je nadat iemand gestopt is met drugs, dat ze erachter komen ook creatief zonder te kunnen zijn.
‘Zeker. Je kan onder invloed van drugs natuurlijk wel muziek maken, maar het vreet je op. In gedachten word je er beter van, in het echt niet. Ik snap wel hoe dat gaat, maar het is een gevaarlijk ding.'

Maar het blijft bizar dat ze zoveel goede muziek hebben kunnen maken in die staat. Terwijl er toch ook genoeg lelijke shit gemaakt wordt.
‘Dat is natuurlijk een utopie. Eigenlijk is alle muziek gewoon kut. De ene spreekt net iets meer tot je dan het andere. Het is bizar, maar ik kan daar ook echt van genieten man. Hele, hele slechte muziek. Ja, echt. Ik stel me dan zo’n heel romantisch beeld voor. Dat iemand dat achter zijn computer gemaakt heeft, en zo helemaal los aan het gaan is. Man, dan zie ik weer zo’n video van Hardwell in de studio, dat hij allemaal neonbalken daar heeft hangen. Ja man, fucking sick. Hij leeft gewoon die jongensdroom. En ze maken gewoon allemaal verschrikkelijke shit.’

Ik vind het vaak ook enorm lelijk, maar het boeit me enorm. Ik ben wel eens bij zo’n show geweest, en ik snap het gewoon niet.
‘Ik denk dat ik weet wat het is. Ik heb er namelijk lang over nagedacht. Het is een musical, van hoe je ouders denken dat een dansfeest is. Pretty spot on, right? Handen in de lucht als de drums komen, iedereen doet mee. Het is een geprepareerde dansshow. Een Disney-dansfeest-ervaring. Je wordt bij de hand genomen. Het hoort allemaal bij die Disney-ervaring die mensen voor zich zien bij dance. Er zijn mensen die die als ze naar me vragen, zeggen “Hey, hoest met diejie? Ajo, je draait net als Tiësto toch, jonge.” Logisch, zij zien natuurlijk Tomorrowland op tv, dat is echt een musical.’

Gek hoe zoiets voor de buitenwereld een en het zelfde ding is. Het is een totaal andere kunstvorm.
‘Het is niet erg. Het heeft gewoon het meest weg van een theaterstuk, een modeshow. Laatst zag ik zo'n EDM-dj op tv. Toen zeiden ze, “And now, he is going to do something that he never did before…” Zie hem zo om zich heen kijken bij een meeting, zegt ie: “Ik wil twee CO2-kanonnen.” Haha, kuuuuut. Dat slaat helemaal nergens op, zij maken zich hier druk over. Dat heeft ook niets meer met muziek te maken. Het heeft niet eens de kenmerken van muziek. Het is de begeleiding van de Disney-ervaring, dat is het.’ 

Als de koffie en smoothies op zijn, en een vergeten afspraak met de Japanse pers verplaatst is, verkassen we naar het huis van Van Dinther, een lokaal in een oude school, waar allemaal mensen uit de creatieve hoek wonen. Onderweg grappen we nog wat over de trend van modulaire synths. Soms vergelijkbaar met een paar jaar geleden, toen analoge apparatuur opeens een kwaliteitskeurmerk werd. En we verbazen ons over DJ’s die opeens per se met een orkest willen werken, wat net te vaak ongelooflijk lelijke muziek oplevert. ‘Het is status. Iedereen is op zoek naar zijn eigen struggle. Veel elektronische muzikanten voelen zich zich geen echte muzikant, omdat ze met  een computer werken. Terwijl dat natuurlijk gewoon een echt instrument is.’

Eenmaal thuis aangekomen, zet Van Dinther de ramen wijd open, excuseert zich voor de stapels platen op de grond en wijst naar een modulaire synth op de grond. ‘Haha, ik heb er ook een hoor!’ Hij nestelt hij zich tussen zijn toetsen en pielt wat terwijl het gesprek verder gaat. ‘Ik moet wel, die muzikanten waar ik nu mee ga toeren zijn zó goed.’ De zon valt naar binnen, de fluitende vogels buiten mengen zich met de licks die de Brabander oefent, het gesprek, en de fragmenten die hij van zijn telefoon laat horen.

Je noemde daar straks al even Madlib, dat hij een inspiratie werd toen Cinnaman hem draaide in Cordes. Heb je hem op Dekmantel gezien vorig jaar?
‘Ja man. Ik kwam pas laat aan, had een beetje een zware ochtend. Het hele terrein was in rep en roer, want Madlib was aangekomen. Ik ken zijn manager toevallig, Dimlite heeft me aan hem gekoppeld. Dus nog voordat ik met Brainfeeder gecontact had, had ik hem al dingen laten horen. Ik groette hem, en hij was meteen zo van ‘Ey, this guy man, this guy. Ik heb je dingen gecheckt, super vet. En je hebt gewoon met Steve gewerkt, oh man. This guy! Ze zaten daar met zijn allen backstage hele duren wijnen te drinken die ze zelf ingevlogen hadden. Ik zag Madlib, maar iedereen wilde met hem op de foto, praatjes maken. Dus ik liet hem lekker. Even later pakte iemand opeens mijn arm vast. Madlib. “Hi, are you Jameszoo?” “Oh, ja, dat ben ik.” “I love your shit man, respect.” Fuck, dat betekende echt veel, hij is gewoon een held voor me. We hebben een beetje gekletst, en toen riep hij ineens dat hij samen dingen wilde maken. Ik weet niet of hij het serieus bedoelde, maar we hebben wel mailadressen en telefoonnummers uitgewisseld. Wel tof hoor, zo’n situatie. Die poster hier achter me, dat is ook Madlib trouwens. Hij staat toch aan het begin waardoor ik muziek ben gaan maken. Kicken.’

‘Hier, moet je deze opname van onze repetitie van gisteren horen’. Van Dinther zet zijn telefoon op speaker. “Ja, dit kan wel eens wat worden hoor. Het zijn echt scheurijzers, deze boys gaan wel voor wat spektakel zorgen. Maar het is nog steeds echt spannend hoor.’

Ben je er gespannen voor?
‘Ik wil dat het een statement wordt. We zijn met zijn vieren, een paar shows met vijf. Richard Spaven is er bijvoorbeeld bij, de drummer van Jose James. Hij heeft ook getoerd met Flying Lotus. Op de plaat drumt Julian Sartorius, de drummer van Dimlite. Op de plaat wilde ik niet echt uitspattingen hebben, maar live kan dat wel. Er zullen een hoop dynamische verschillen zijn. Maar ik wil geen solo’s. Jazz heeft zo’n traditie van stilte, en dat er iemand dan mag soleren. Dat vind ik vreselijk. We gaan gewoon nummers spelen. Ik vind dat zo iets raars, solo’s. Er zijn echt mooie, het is leuk om te zien, maar vaak is het eindeloos gepingel. Maar hier, Stan Tracy bijvoorbeeld, die heeft echt mooie solo’s gespeeld. Wacht, ik laat het je horen. Hoor dit, ‘Starless And Bible Black’. Een van de mooiste Engelse opnames ooit.’

Zachtjes zingt hij mee met de saxofoon. ‘Badaaa, padaaaa bap.’ Fluisterend: ‘Dit is toch classy, ja toch? Die gasten waren dus zwaar aan de shit he. Die ruimtes die hij open laat, zo mooi. Geen clichés. Oh man. Ik wil meer als een popband klinken dan als een jazzband, maar dan wel met het muzikantschap van wie er op het podium stapt. Je hoeft niet constant te laten zien wat je kan. James Blake is ook een enorm goede pianist maar dat laat hij niet elke track horen. Die stiltes en ruimtes maken het juist zo vet. Die energie die hij in zijn track heeft. Echt, hij is een van de beste popmuzikanten van het moment.’

Nu je zo druk bent met repeteren, kom je nog wel toe aan draaien?
‘Best wel. De laatste tijd vind ik het ook weer echt leuk. Na een tijdje was ik zo in die plaat gezogen, dat ik niet meer zag wat het nog wat waard was, dat plaatjes draaien. Snap je? Dat is misschien diezelfde struggle die computerartiesten hebben als ze met een orkest gaan werken. Ik wist niet meer of het een craft was waar ik nog mee bezig wilde zijn.’

Jawel man, goed draaien is toch een hele toffe craft?
Het is te gek! Echt, te gek! De laatste tijd durf ik ook weer iets verder te gaan dan ik altijd al deed. Met Koningsdag draaide ik in Arnhem. Echt een leuke sfeer. Dit is de vierde keer op rij al daar. De laatste keer had iemand zijn been gebroken tijdens mijn set. Iedereen wilde laten zien hoe hard ze konden springen. De keer daarvoor was het ook een rampage, iedereen stagediven, echt een puinhoop.’

Dat ver gaan herken ik wel bij je. Ik heb zo vaak bij een set van je gestaan, dat je opeens iets totaal anders draaide, waardoor ik er niets meer van begreep.
'
Haha, ja. Die reacties zijn het leukst. Ik heb het wel eens bont gemaakt hier en daar. Laatst vroeg een organisator aan mij, omdat het de eerste keer was op die locatie, of ik even iedereen kon bedanken. Geen probleem natuurlijk, op het podium ben ik niet bepaald mensenschuw. Dus ik de microfoon pakken, “Ik heb goed nieuws, we gaan een uur langer door.” Die gast van de organisatie wist niet wat hij ermee aanmoest, wat de fuck was dat en zo. Ik tien minuten later het geluid weer uit draaien. “Dames en heren, jullie gaan het niet geloven. Speciaal uit Amerika hier: Ghostface Killah!” Ik zag mensen in het publiek helemaal opbloeien, zo van “Yes! Ik wist wel dat we vanavond hierheen moesten komen.” Mensen waren echt gepikeerd toen ik vervolgens een Grieks bruiloftsnummer inzette. Een paar mensen waren echt aan het lachen, maar veel waren ook echt zo van, “Kom op, gedraag je”. Dat is juist leuk. Zo’n DJ-set waarvan je al weet wat gaat gebeuren, dat is niet boeiend.'

Humor is lastig op dansavonden. Ik hoorde dat toen Aardvarck 'De Mosselman' draaide in Trouw, de vloer ook in een keer leeg was.
‘Oh classic. 'De Mosselman', die heb ik hem vaak horen draaien. Dat deed hij in Cordes ook wel, draaide hij op het hoogtepunt ‘Still’ van Lionel Richie. Ik vind dat gewoon grappig, man. Muziek is zo’n serieus ding geworden. Ik merk dat ook in jazz. Mensen vinden stigma’s gewoon comfortabel. Mensen zijn trots op het feit dat ze jazzliefhebber zijn. Komen ze op hun werk, laten ze in de kantine een plaat zien en vertellen ze dat ze op een jaaazzconcert zijn geweest afgelopen weekend. Bij hiphop is het juist oncomfortabel. Als je zegt dat je van hiphop houdt, dan bende gij bepaald niet intellectueel. Terwijl er in hiphop nu echt veel interessantere dingen gebeuren dan in jazz. De leukste  in Nederland vind ik Sevn Alias. Zijn flow is zo strak. Je ziet dat hiphop blijft evolueren. Dat zie je wel met Gucci Mane, en hoe iedereen nu naar Future en Young Thug kijkt. In jazz is er een gek ding. Het staat misschien wel stil, iedereen doet wat al gedaan is. Je had Buddy Rich met zijn bigband, Charlie Parker begon te boppen, je had de freejazz movement met Ornet, Albert en al die boys, Coltrane bracht onder andere spiritual, Afrikaanse en klassieke invloeden, Miles maakte Bitches Brew. En nu is iedereen weer aan het boppen of fusion aan het spelen. Ik vind dat een storende factor. Iedereen houdt elkaar in de houdgreep, want jazz mag niet anders zijn dan wat het is.’

Maar jij kiest nu wel een andere hoek, en dankzij de slagkracht van Brainfeeder wordt het internationaal opgepikt. Die sticker erop werkt goed.
‘Ja, duidelijk. Ik had laatst een gesprek erover met de manager van Flying Lotus. Mijn album was gelekt, echt fucked up. Ik belde hem op over wat te doen, zij waren druk bezig met crawlers alle links offline te krijgen. Hij zei hij dat ik niet moest vergeten dat het bij mijn vorige EP’s gebeurd was. Waarom niet? “Because nobody gave a shit.” Dat is natuurlijk ook zo, weet niet of ik daarom gelukkiger was dat hij gelekt was. Het kost me natuurlijk gewoon geld, maar het is ergens wel een compliment. Ik heb nu een mooie kans. Het album is op een goede plek gereleased, met de goede mensen erachter, de goede mensen doen live mee, het wordt goed opgepikt en weet ik veel wat. Ik wil het nu gewoon echt gaan proberen. Hiervoor was alles gewoon kabbelen en vond ik het leuk om mensen te shockeren. Ik maak geen kunst, ik ben gewoon een beetje aan het flierefluiten en er kwam een album. Maar nu ga ik niet in mijn eentje op het podium, andere mensen hebben klussen laten lopen om met mijn op te kunnen treden. Ik wil het serieus nemen.’

Het Jameszoo quartet staat onder andere op Pitch en Northsea Jazz deze zomer. Op Best Kept Secret geeft hij een dj-set.