‘Wacht even… oh dit is zo onprofessioneel.’ Dominic ‘Dom’ Craik rommelt wat op de achtergrond. Iets met chicken, zo klinkt het. En Fanta, maar dan wel light. ‘Chicken chips,’ zo verklaart hij een moment later. ‘Ik was net in de Walmart en was verbijsterd hoe makkelijk het is een pistool te kopen. Je weet het natuurlijk, maar om te zien hoe die dingen daar verkocht worden alsof het X-boxen zijn, raar hoor.’ Craik is de gitarist en een van de songschrijvers van de band, die we het afgelopen jaar al regelmatig zagen in ons land zagen optreden. Maar nu zijn ze dus ver weg. De tourbus van Nothing But Thieves staat naast een Walmart in godvergeten Iowa, waar de Engelsen zijn aanbeland tijdens hun eerste Amerikaans headline tour. De timing kon niet beter: Trip Switch, in Nederland al eerder een hit, is in de Billboard alternative chart opgeklommen naar nummer 1. Gisteren speelden ze voor duizend man publiek, lang niet mis voor een Britse band. ‘Ja, het leven is hectisch op het moment, moeilijk om het allemaal in perspectief te zien. We genieten ervan, maar het is ook te veel om tot je te laten doordringen. Gisteren werd ik wakker op een bank en moest ik eerst in Google Maps kijken waar ik ook alweer was.’
Nothing But Thieves is dé nieuwe gitaarband van Pinkpop: “We leren elke dag”
Brits vijftal nu ook succesvol in Amerika
Naast grote kanonnen als Red Hot Chili Peppers en Rammstein staan op Pinkpop ook altijd een paar nieuwe talenten. Dé nieuwe gitaarband voor het Pinkpop-publiek dit jaar is Nothing But Thieves, een vijftal uit het Engelse Southend-On-Sea dat de trip naar Landgraaf vet omcirkeld heeft in de agenda. ‘Dit was een show waar ik onze boekingsagent specifiek naar gevraagd heb.’
Het was afgelopen januari op showcasefestival Eurosonic een makkie om Nothing But Thieves eruit te pikken als doorbraakact. Die vijf Britten hadden al twee radiohits te pakken, en vooraan stonden al fans devoot alles mee te zingen. Dat waren opvallend genoeg vooral vrouwen, maar Nothing But Thieves is dan ook bepaald niet het type macho rockband waar je vooral kerels bij ziet. Dat kan ook niet met Conor Mason als frontman, een klein mannetje met een opvallend hoge stem. Dom Craik: ‘In eerste instantie dachten we dat dat een probleem zou zijn. Veel rockzangers hebben een rauwe stem, terwijl Conor een zachtere stem met een hoger bereik heeft. Maar als Jeff Buckley en Radiohead het kunnen, dan kunnen wij het ook. Hij is nu wel zijn stem kwijt, na het optreden van gisteren. Je zult het met mij moeten doen.’
Conor Mason is volgens zijn gitarist en mede-songwriter de liefste jongen die je je kunt voorstellen, een lieve, grappige gast die eerst nadenkt en dan pas doet. Klinkt niet erg rock ’n roll, natuurlijk, ‘maar ik heb liever een aardige frontman dan een klootzak hoor,’ lacht Craik. De vijf van Nothing But Thieves ontmoetten elkaar al jaren geleden in de hechte bandscene in Southend-on-Sea, een kuststadje ten oosten van Londen in de monding van de Thames. ‘We kenden elkaar allemaal al. Phil, de bassist, is mijn neef. Gelukkig kan ie ook goed spelen. Conor en Joe hadden al jaren met elkaar in bands gezeten, en drummer James zat eerst in een band die ons voorprogramma deed.’
Los van die vruchtbare scene heeft Southend weinig om trots op te zijn, behalve misschien een pier die maar liefst twee kilometer de zee in steekt. De Scheveningse plezierpier is er niets bij: op deze rijdt zelfs een treintje. Dat in het werk van Nothing But Thieves zo’n typisch Britse vervelingssfeer hangt, is dus niet verrassend. Neem bijvoorbeeld 'Wake Up Call', over het gevaar je hele leven te blijven hangen zonder echt iets mee te maken. “I need another rush / Something to fill our days / It lies in wait for us / It lives on empty space / Slow down, fade out / That's not how I wanna go.”
Nog meer typische saaie-stadjes-sentimenten? Die vind je in 'Itch', de doorbraakhit van de band, met als tagline ‘Just wanna feel / Something real’. Maar wat blijkt, in de grote stad - waar de band inmiddels heen verhuisd is - is het niet veel anders. 'Excuse Me' bijvoorbeeld gaat over een ochtendje in de Londense metro, waar iedereen haast heeft, in elkaars comfortzone gaat staan maar vooral niet met elkaar communiceert. ‘Eyes upon the paper headline / Refuge in your phone.’ Grote hit 'Trip Switch' gaat over iets soortgelijks: de drang om de stekker er even uit te trekken en de oneindige stroom data en informatie die op ons af komt te stoppen. ‘We hadden het niet zo van tevoren bedacht, maar tijdens het schrijven kwam er overduidelijk een rode lijn in de plaat, over hoe mensen in het leven staan en hoe ze met elkaar omgaan, en zeker ook over onze collectieve verslaving aan technologie.’
Wat dat betreft is het typisch een set songs van twintigers die zich losmaken uit de omgeving waarin ze opgroeiden. Weg uit dat kleine stadje, weg uit de gedachte dat er geen andere optie is dan de katholieke kerk. ‘Ik ben nu een militante atheïst,’ zegt Craik. ‘Ik zeg het maar zachtjes, hier midden in redneck Amerika. Ik ben katholiek opgevoed, bij ons op school werd de evolutietheorie niet onderwezen. Op een gegeven moment zei mijn zus: je HOEFT niet te geloven hoor. Ik had er nooit bij stil gestaan.’
Het klinkt naïef en aandoenlijk, maar het is ook typisch Nothing But Thieves: gretig en leergierig. Dat is de band zeker ook muzikaal. Het debuut klinkt als een typische moderne rockplaat: gepolijst genoeg voor de radio dankzij die mix van een lichte stem en stevige riffs, aangevuld met wat elektronische invloeden. Ergens tussen Muse en Imagine Dragons, zeg maar. ‘Ons album is eigenlijk een beetje te gepolijst, vind ik zelf. We willen geen grootse Amerikaanse rockband zijn, hebben liever dat rauwe van de Britse gitaarmuziek. Maar hey, ik ben 22 en had nooit eerder een album opgenomen. Zoals Conor nu aan iedere ervaren zanger die hij tegenkomt vraagt hoe je het best voor je stem kunt zorgen tijdens een intensieve tour, ben ik obsessief bezig met welke microfoons je moet gebruiken om dingen goed op te nemen. We zijn elke dag aan het leren.’