Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren is als initiatiefnemer van de popnota gematigd tevreden. “Popmuziek is de meest toegankelijke en beleefde vorm van cultuur in ons land, en toch was de popsector altijd het ondergeschoven kindje in het cultuurbeleid. Het viel tussen de wal en het schip, omdat ze op het ministerie van OCW vonden: met popmuziek verdien je geld, dus het is het pakkie an van Economische Zaken - en andersom. Of het werd een beetje als een hobby gezien. Maar muziek maken is alles: cultuur, economisch, een manier van leven. Die versnipperde blik deed gewoon geen recht aan de diverse aard van de popcultuur. Het werd hoog tijd om met een brede blik in kaart te brengen waar artiesten in de popwereld mee te maken hebben, waar ze tegenaan lopen, om te zien waar het beleid verbeterd kan worden om de Nederlandse popcultuur voluit te laten bloeien.”
Het is een lang gekoesterde droom van de popsector: een stevige positie in het Haagse cultuurbeleid. Lange tijd werd de popmuziek ‘buiten de deur gehouden’. Popmuzikanten zijn immers commerciële jongens naast gevestigde kunstvormen als theater of klassieke muziek. Het lijkt erop dat juist in het klimaat van bezuinigingen in de kunstsector en sterke focus op cultureel ondernemerschap, de popmuziek eindelijk zijn kans krijgt. “Wij zijn buitengewoon blij”, zegt Peter Smidt van Buma Cultuur. “Natuurlijk is dit nog maar een begin, maar dit is wat wij heel graag willen: we moeten met zijn allen investeren.” Buma Cultuur is onderdeel van Buma-Stemra. Van de binnengehaalde auteursrechtengelden gebruikt Buma een deel om Nederlands copyright te stimuleren. Dat doet het door festivals als Eurosonic/Noorderslag en Amsterdam Dance Event te organiseren, maar ook met een programma als Dutch Impact, waarbij Nederlandse acts gesteund worden in hun reis naar showcasefestivals als The Great Escape (Engeland) en SXSW (VS).
“Daarnaast hebben we een zogenaamde marketingondersteuningsregeling voor bands die naar het buitenland gaan”, vertelt Peter Smidt. “Om succesvol te zijn in een markt buiten Nederland, heb je partijen nodig in dat land zelf. Een perspromotor bijvoorbeeld, die zorgt dat een artiest op de radio gedraaid wordt of in de krant terecht komt. Een artiest kan bij de regeling een plan indienen, waarbij Buma Cultuur de inspanning van de artiest zelf matcht. Het is dus geen gratis ticket naar het buitenland, maar eerder een trigger voor buitenlandse partijen om te investeren. Dat is heel belangrijk in deze tijd, waarin steeds minder geld beschikbaar is om te investeren in nieuwe artiesten.”
Eerder al trok minister Bussemaker voor de periode tot 2020 een bedrag van 25 miljoen euro uit voor muziekonderwijs in het primaire onderwijs. Nu trekt ze niet zozeer zelf gul de beurs: OCW steekt 190.000 euro in de opstart van de exportregeling, waarna vanaf 2017 Fonds Podiumkunsten en Buma Cultuur de komende vier jaar ieder een half miljoen inleggen. Daarnaast geeft Bussemaker eenmalig 60.000 euro uit aan een onderzoek naar de staat van poppodia in Nederland. De sector zelf geeft aan dat door afgenomen subsides de opdracht spannend te programmeren onder druk is komen te staan. Minister Bussemaker: “Om de kwaliteit en pluriformiteit van het aanbod te behouden is vanuit het rijk, inclusief de cultuurfondsen, ook een goede samenwerking met gemeenten noodzakelijk. Die samenwerking wordt de komende periode geïntensiveerd. Het plan is dat het rijk en de andere overheden voor de subsidieperiode 2021-2024 een gezamenlijke adviesaanvraag voorleggen aan de Raad voor Cultuur.”
Popmuziek op de Haagse agenda: “Het is een begin”
Minister wil investeren in talentontwikkeling, poppodia en export
Minister Bussemaker van OCW heeft vandaag ingestemd met het plan van de zogeheten ‘popcoalitie’. De verschillende belanghebbenden in de popsector hebben de neuzen dezelfde kant op gericht en een plan geformuleerd waarin talentontwikkeling, ondersteuning van de poppodia en de export van Nederlandse muziek centraal staan. Voor dat laatste trekken het ministerie van OCW, het Fonds Podiumkunsten en Buma Cultuur gezamenlijk ruim vier miljoen euro uit. Daarmee staat popmuziek weer iets steviger op de politieke agenda.