Voor het eerst sinds zijn hit ‘Parijs’ ging Kenny B afgelopen winter terug naar zijn thuisland Suriname, en documentairemaker Walter Stokman mocht mee. Kenny trad er op en bezocht familie, maar ook politicus Ronnie Brunswijk en de Granman, een spiritueel leider. De crew filmde verder in Kenny’s woonplaats Tilburg.
‘Kenny woont daar in zijn eentje in een buitenwijk,’ vertelt Stokman. ‘Ik was van de week nog bij hem, zat hij op de bank snijboontjes te maken voor zijn dochter. Superschattig, ik wilde het eigenlijk opnemen. Maar ik kon die scène echt niet meer kwijt in de film. Dat zou dan weer een nieuwe laag worden, waarin ik moet uitleggen dat hij gescheiden is enzo. De film is maar vijftig minuten en loopt al over, met niet alleen Kenny’s muziekcarrière maar ook zijn geschiedenis. In de jaren tachtig, tijdens de Binnenlandse Oorlog in Suriname, zat hij namelijk bij het Junglecommando van Ronnie Brunswijk en heeft hij de vredesonderhandelingen tussen Brunswijk en Bouterse geleid.’
Hoe kwam u op het idee om deze documentaire te maken?
Stokman: ‘Ik had een artikel in Vrij Nederland over Kenny gelezen en ik vond zijn verhaal te gek. Hij is een man die gewoon twintig jaar anoniem in Tilburg heeft gewoon, en op zijn 53ste breekt hij opeens helemaal door. Hij heeft achter de lopende band gestaan, in een aluminiumsmelterij gewerkt, een uitkering gehad; Kenny realiseert zich dat succes betrekkelijk is, en juist daarom ervaart hij wat hem nu overkomt als een groot geschenk. Daarnaast heeft hij een bijzonder leven achter de rug in Suriname. Hij heeft in feite de hele geschiedenis van dat land aan zijn broek hangen. Zijn ouders zijn als boslandcreolen naar de stad getrokken, waar Kenny werd gediscrimineerd. Hij mocht niet meevoetballen met andere kinderen, ze maakten oerwoudgeluiden tegen hem. Maar hij heeft er zijn kracht van gemaakt; doordat hij niet mocht meedoen, ging hij muziek maken. Als jongeman zat hij vervolgens eerst in het leger en daarna bij het Junglecommando van Ronnie Brunswijk. Een uitgekookte muzikant zou zeggen: ik wil het daar niet over hebben in een documentaire, ik wil alleen over mijn muziek praten. Maar Kenny vindt: dit was mijn leven en daardoor ben ik ook wie ik ben. Het enige wat hij per se niet gefilmd wilde hebben, is dat hij rookt. Je zit dus gewoon met hem te praten over de overvliegende kogels in de Binnenlandse Oorlog, maar een sigaret is dan opeens uit den boze, haha. Verder mochten we overal bij zijn en overal over praten, heel anders dan bij de meeste muzikanten die ik heb gefilmd.’