Als je kijkt met hoeveel zelfvertrouwen het viertal vanavond op het podium staat, lijkt het alsof ze al een enorme aanloop hebben, al zijn ze pas een jaar geleden boven komen drijven. Een singletje op het label van Tim Knol, een goede show op een biljart in Groningen en een dag later op Noorderslag en daarna flink wat kleine festivalshows en twee EP’s. Ook als ze deze avond, een week voor de release, ergens in het kleine studiootje een oefenshow spelen, waarvoor ze wat pers (‘Joris! Jij bent de enige journalist die er in is getrapt haha!’) en vrienden hebben uitgenodigd, gaan ze volle bak erin. Ze spelen het nieuwe album integraal want, zoals frontman Willem Smit met een bijna stalen gezicht uitlegt: ‘We zitten nu al in die fase van onze carrière. We zijn er goed genoeg voor. Dus eerst ons album, dan onze EP’s en als toegift ons nieuwe album. Want ja, we hebben ons tweede album ook al af. We moeten even kijken wanneer die kan uitkomen, we houden natuurlijk niet zo van wachten.’
LGW16: Canshaker Pi: 'Eigenlijk is Artis het Excelsior van de dierentuinen'
Jonge Amsterdammers over debuutalbum, producer Stephen Malkmus en neukende schildpadden
Vanavond zijn ze te gast in 3voor12 Radio, morgen verschijnt het debuutalbum, zaterdag spelen ze hun releaseshow op Le Guess Who? en volgende week nog een releaseshow thuis in Amsterdam: het Canshaker Pi seizoen is officieel begonnen. Tijd voor een gesprek op de meest logische plek. Artis dus. En daarna nog een kleine show ergens op een industrieterrein in Amsterdam. 'Wil er nog iemand in de flugelkooi dansen?'
Wie ze afgelopen jaar al eens zag, weet wat te verwachten op dat debuut. Gruizige gitaren die soms richting noise uit de bocht vliegen, maar tegelijk ook popliedjes met goede hooks, flink wat branie en opvallend heldere zang. En natuurlijk een hoog Pavement-gehalte, wat meteen verklaart dat Stephen Malkmus werd ingevlogen om het album te produceren. Ze zijn allemaal net goed en wel klaar met de middelbare school. Het Barlaeus, waar ze elkaar ook leerden kennen en waar ook dat andere bandje gevormd was waar wat leden van Canshaker Pi eerder in speelden, Palio Superspeed Donkey.
Terug naar dat moment eerder op de dag dan, een paar uur voor die show hebben we afgesproken. Precies als het tussen alle ijzige buien eventjes droog is. Gunstig, want het gesprek is in Artis. Zanger/gitarist Willem Smit en gitarist Boris de Klerk kwamen er als kind al veel, Artispas en alles, en ik, ik kwam er nog nooit. Ooit eens bijna, maar toen het mond-en-klauwzeervirus uitbrak werden alle bezoekers uit het oosten geweerd. In plaats van een dagje dierentuin werd het toen een dagje zwembad. Minder leuk, maar hé, daar hadden ze ook patat. Ik had stilaan een romantisch beeld van Artis. Misschien eens erheen met een date. Leuk. Nooit gelukt. Nu dan de eerste keer, met twee bijdehante postpubers die aan de lopende band grappen maken. En als er een begint te lachen, dan lacht de ander automatisch mee. ‘Hey, Willem. Nu je zo door die verrekijker kijkt: weet je eigenlijk wel waarom de lepelaar de lepelaar heet? Nou? Ik geef je een tip. Kijk nog eens héél goed. Dichterbij, zie die snavel. Misschien schiet het je plotsklaps te binnen. Ja, Willem, zie je het? Zie je het?!’
Die grappen komen ook terug op het album. Muzikaal is het bij vlagen dan wel best heftig, in de teksten zit behoorlijk wat luchtigheid. Neem ‘The U In My Dog’, halverwege de plaat. Opeens duikt die zin op: ‘He’s gonna make the world a better place, starting with the Middle East and Purmerend.’ Willem grijnst. ‘We zijn gewoon heel erg begaan met het leed dat geschiedt in Purmerend. We wilden die tekst eigenlijk nog op de binnenkant van de plaat laten graveren, maar het was al te laat toen we er achter kwamen dat dat kon.’
Zo lopen we nog verder rond. Willem met een te groot beige, suede jack en een bos vettig haar. Boris met tegenwoordig wat bijgepiekte plukken rood haar, en een groene legerjas met daar achterop wat teksten op de rug gekalkt. Elkaar constant aanvullend, grappen terugkaatsend en weetjes vertellend. ‘Zie je dat er geen namen meer staan?’, merkt Boris op. ‘Wat ze nu doen, is tegen het antropomoffiu, antromo, antrofomo. Uhm, tegen het menslijkende van dieren. Elk dier dat nu geboren wordt, krijgt geen publieke naam. Artis ziet zichzelf als iemand die kinderen moet onderwijzen in dieren en hun natuurlijke habitat, en als je het dan hebt over Tanja het Nijlpaard, dan werkt dat niet.’ En iets later: ‘Hey, wist je dat er in Israël een dierentuin was die ezels zwart-wit had geschilderd, om ze zo te verkopen als zebra’s? Nee? Nee, dat is nooit uitgelekt waarschijnlijk. Ik ben de enige die het weet, hehe. Ik heb trouwens ook een keer neukende olifanten gezien.’ ‘Ik ook en ook reuze schildpadden’ overtreft Willem, het verhaal subtiel opbouwend. ‘Ik kwam die reptielenruimte in. Je weet wel, die weirde zaal waar het zo superheet is. En toen hoorde ik het opeens… 'Huuuuuuu! Huuuuuuuuu!' Ze maken zo’n geluid. En 'keng! keeng!' De schilden die op elkaar slaan.’ ‘Hoe werkt dat dan, hebben soms ze een luikje in hun schild? Hehehe.' 'Hahaha.'
Niks volblaffen
Dat is meteen in de kern wat Canshaker Pi Canshaker Pi maakt, en waarom Canshaker Pi elke keer weer zo’n aantrekkingskracht blijkt te hebben op toch vaak een nieuw publiek. Het idee kennen we inmiddels al zestig jaar. Vier jonge gastjes, vrienden, gitaren, grote mond, vette haren, liedjes die goed smaken met bier. Probleem is alleen dat vaak als een band echt goed begint te worden, ze flink lang bezig zijn en het vriendschappelijke op en rond het podium langzaam plaats maakt voor professionaliteit. Er wordt immers ook geld verdiend, er zijn verwachtingen en er moet gepresteerd worden. Canshaker Pi zit nog vol in die vriendschapsfase blijkt ’s avonds. Vlak voor de show nog even voor het podium domme dansjes doen, die maniakale verse van Killer Kamal uit 'Testosteronbommen' meeschreeuwen, dan op. Maar dan wel gewoon een show geven die zo goed is dat je denkt dat ze al wat fases later in hun carrière zitten. Als Lee Ranaldo met drumstokjes hun gitaren te lijf gaan, net niet valse koortjes, elkaar de ruimte geven. ‘We willen niet alles dichtkitten.’ 'Niet volblaffen’ ‘Niet staffen, hehehe.' 'Hahaha.’
Halverwege de set vraagt Boris hoopvol of echt niemand even wil dansen in de flugelkooi die naast het podium staat en schiet de band in de lach als de bevriende lichtman opeens alle stroboscopen aanzet in het zaaltje van amper acht bij acht meter, waar dankzij de rookmachine amper iets te zien is en ademhalen ook niet vanzelf gaat. Het gaat ook wel eens mis, vertelt Willem eerder die dag nog. ‘Op Grasnapolsky hadden we echt een kutshow. Dat lag aan van alles. Uiteindelijk ging ik maar rennen op het podium, struikelde ik over een snoer en viel ik zo van het podium af. Damn it. Echt dom.'
Zo onhandig als dat was, zo professioneel blijken ze met andere dingen eerder die dag. ‘Hedde zin in een beetje jonko, Willem?’ ‘Uhm, nou. Nou ja, we hoeven vandaag niks meer te regelen toch?’ ‘Mag je hier roken trouwens? Er was laatst iemand die had voorgesteld om niet meer te roken in de Efteling. Die had een berichtje geplaatst op Facebook. Zo van, ‘Hey, uhm, sorry maar uhm, ik stond laatst in de rij met mijn kinderen en er stonden zes mensen om ons heen te roken.’ Nou, die werd dus helemaal kapot gescholden hè, via de sociale media. ‘Straks mag je goffedomme niet meer zuipe in de trein! En in een zwembad plassen, mag ik da nog wel dan!?!’ ‘Goed, hier is-ie. Wacht, ik heb ook vuur.’
Al snel gaat het over Stephen Malkmus, de frontman van, en het brein achter 90’s cultband Pavement, die het debuut produceerde. Boris herinnert zich de zenuwen. ‘Toen hij aankwam, waren we allemaal doodsbang. Hij werd door onze geluidsman opgehaald en toen de deur open ging, betrapte ik me erop dat ik toch dacht dat hij minstens drie meter lang zou zijn.' Willem vult aan: ‘Hij bemoeide zich niet echt inhoudelijk met de liedjes, maar probeerde vooral te ontdekken wat we echt wilden met de liedjes. Het was extra raar, omdat we best veel liedjes hebben die we zelf al op Pavement vinden lijken. Dan voelt het toch alsof je voor die gast zelf een cover gaat spelen. Bij één nummer hadden we dat vooral, maar gelukkig was dat in de loop van de tijd al langzaam veranderd en leek het er minder op. Toen we het hem lieten horen, zei hij: ik zit nog te denken, misschien moeten jullie hem eens iets rustiger proberen.’ Boris schiet in de lach. ‘Ha, ja. Hij hoorde er toch iets van een Fender Rhodes in, een gitaartokkeltje.’ Willem steekt zijn vinger quasi verbaasd in de lucht en roept het met gespeeld Brabants accent. ‘Hey, maar wacht eens even. Dit lijkt verdomd veel op Pavement! Er is een nummer van hun laatste plaat dat precies zo begint.’
‘Kijk trouwens hoe het er hier uitziet’, wijst Willem rond in het restaurant. ‘Ik ga hier dus echt wel vaker terugkomen. Lekker industrieel zo, die stalen wanden. Lekker roestig hout, lekker buiten, lekker alles zelf doen, met de hand gemaakt. Eigenlijk is Artis een beetje het Excelsior van de dierentuinen hè? Hahaa.’ ‘Hehehe.’
De plaat presenteren op Le Guess Who? Is een logische keuze, aangezien de line-up nogal wat raakvlakken met hun smaak heeft. ‘Wilco is echt sick. Wij proberen alles niet van te voren vast te leggen. Bij hun is het allemaal heel erg bedacht, maar is er ook heel veel ruimte. Zoals in ‘Via Chicago’. Die combinatie is echt sick. Girl Band en Deerhoof staan er natuurlijk ook. Oh wacht, die kunnen we allemaal niet zien omdat we bij jullie in 3voor12 Radio moeten spelen’ veinst Willem kinderlijke teleurstelling. Boris haakt in. ‘Girl Band is wel echt een ding. Ik heb ze nog nooit gezien. We zouden hun voorprogramma doen in de V11. Dat wilden we zo graag, we hebben Thomas onze manager echt platgebeld dat we dat wilden. Hack into the system! Mailtjes, mailtjes, mailtjes! Bambambam! Toen ik ’s middags thuis aankwam, om onze instrumenten op te halen zag ik Ruben al staan. Slecht nieuws, ze hebben gecanceld. Ja, leuk. Zullen we de instrumenten pakken? Nee echt. Damn it. Damn. It.’ Willem giegelt: ‘Daar zijn we echt een dag ziek van geweest. Echt de hele week naar uitgekeken, elkaar high fiven op de fiets als we er aan dachten. Als troost hebben we kaarten voor hun show in Bitterzoet van ze gekregen.’
Hun manager hoort het verhaal ’s avonds voor de show lachend aan. ‘Echt, gingen ze dat echt zo doen over die radioshow? Typisch. En die Bitterzoetshow van Girl Band h? Ik heb precies dan een show voor ze geboekt. In Gent. Hahaa’ ‘Hehehe.’