Die zelfdestructie heeft iedere tiener wel in enige mate gekend, toch? Ik wel, in ieder geval.
“Zeker. Tieners willen gewoon verdwijnen op een grootse manier, ze willen tegelijkertijd overal en nergens zijn, en het banale overstijgen, het zinloze, Sisyfus-achtige van het dagelijkse leven. Knausgard schrijft boeken vol over dat thema: hoe ga ik proeven van het sublieme als ik luiers moet verschonen? In zijn laatste boek heeft hij het over Breivik en Hitler als verschrikkelijk logisch gevolg van dat verlangen.”
Hij citeert uit zijn nummer Leugens: “Liever eindigen met horror dan een horror zonder eind”, waarop hij in de trein naast een terrorist met spijkerbom in zijn rugzakje gaat zitten. Wichers begint zijn stem te verheffen: “Ik naar de tering, iedereen naar de tering, en dan het liefst helemaal. Dat liever dan een uitzichtloze kutzooi, dat is toch het ergste wat er is? En weet je, die regel heb ik niet zelf bedacht. Die komt uit de recensie van George Orwell van Mein Kampf in 1938. In een hele korte, heldere bespreking schrijft hij over Hitler: ‘Deze gast is fakking gevaarlijk, hij meet zichzelf een slachtofferschap aan dat gigantisch aantrekkelijk zal zijn voor heel veel mensen. Hij biedt mensen dood, geweld en verdoemenis, een einde met horror, en op dit moment heeft dat voor veel mensen de voorkeur boven horror zonder einde.’ Wij snappen dat in de Westerse samenleving nog steeds niet helemaal: niet iedereen zit te wachten op veiligheid, op een baan en een gezin. Voor een hoop mensen is zulke horror ook sexy, Orwell beschrijft het echt in erotische termen. Mensen denken nog steeds dat daar een satan uit een wolk zwavelzuur kwam lopen en het volk hypnotiseerde om slechte dingen te doen, zoals ze nu ook praten over terroristen. Zoveel mensen leven met hun politieke hoofd nog in de negentiende eeuw, met hun denkbeelden over grenzen en andere culturen. Dan ontwijk je die shit echt, man.”
Oké, tijd voor een sigaret. Otto heeft geen aansteker, ik ook niet. Steek ‘m dan aan met een van die lullige kaarsjes. “Nee.. In de havensteden bestaat een bijgeloof dat er elke keer een zeeman sterft als je je sigaret met een kaars aansteekt. Ik hoorde laatst een verklaring van iemand - ik geloof het eigenlijk niet - dat lucifers een belangrijk product waren om te verschepen, en je de zeeman zo feitelijk het brood uit de mond zou stelen. Ik geloof het eigenlijk niet, maar er hangt genoeg mysterieuze shit rondom vuur.”
Ja, en rondom zeemannen ook.
“Zeker. Het is het zinnenbeeld van iemand die de maatschappij verlaat, en daarom is het tegelijkertijd Romantisch en angstaanjagend. Daarom verschijnen zowel een Zeilmeisje als een zeeman op het album. Overigens heb ik zelf een angst voor zeilen en boten. Verdrinken, dat lijkt me zo erg. Mijn nachtmerries gaan over schepen in de storm. Later Word Ik Zeeman is voor mij misschien ook wel het overkomen van mijn angsten. Een zeeman probeert dat ook: het ontstijgen van de maatschappij, van het dagelijkse leven en van jezelf. Het verlangen naar het sublieme.”
Hoe bevredig jij dat verlangen?
Hij lacht: “Ja, seks en muziek, hè? Tuurlijk. Daarom zing ik ook dat seks leuk is. Ik gun iedereen dat sublieme, terwijl seksuele frustratie een groot probleem is voor veel mensen. Tieners die net hebben geproefd aan seks, maar het nog niet echt kunnen bereiken? Het zou kunnen dat je dan het verlangen krijgt naar zelfdestructie. Sterker nog, je zou kunnen zeggen dat seks een soort gesublimeerde vorm van zelfdestructie is. In het Frans noemen ze het orgasme niet voor niets ‘le petit mort’. Biologisch gezien klopt dat wel, zodra je je hebt voortgeplant ben je klaar, ben je niet meer nodig. Ik snap wel dat mensen daarnaar verlangen. Zo kun je het zien, hoewel ik zelf niet zo in die theorie geloof.
“En het muzikantenbestaan? Dat vind ik ook nu nog… nou ja, niet zo Romantisch als vroeger, toen kreeg ik al een kick van de backstage. Nu verplaatst die romantiek zich meer naar de kern van de zaak: de muziek zelf, het zingen. En tegelijkertijd ben ik als zanger wel een beetje een zeeman. In zekere zin sta ik in de maatschappij, ik betaal belasting en ben daar trots op, maar... ik kan nog steeds bijna altijd uitslapen, ik ontmoet mensen die ik interessant en fascinerend vind. Ik ben gepassioneerd door het werk zelf, het verveelt niet, het blijft spannend. Optreden blijft magisch, iets subliems.”