Dekmantel 2016: De donderdag

Dekmantel trapt succesvol af met genre-overschrijdende openingsdag

Connor Clerx ,

Een dag voordat het toonaangevende Amsterdamse dancefestival definitief losbarst in het Amsterdamse Bos zet Dekmantel een spannend, genre-overschrijdend programma neer rond het IJ. Tony Allen, Cabaret Voltaire en Azymuth zijn niet de meest voor de hand liggende namen voor Dekmantel. Toch is er een grote overeenkomst tussen de dj's komend weekend en de oude legendes van donderdag: dansen zul je.

Dekmantel trapt op zalige wijze af met het braziliaanse jazz-funktrio Azymuth. Drummer Ivan Conti zit ontspannen achter zijn kit in een voetbalshirtje van Flamengo, een brede grijns op het gezicht. ‘We’re going to show you something about our life, these forty-two years together.' Die tweeënveertig jaar ervaring is duidelijk te voelen. Met uitgesponnen, laid-back composities krijgen de mannen de Tolhuistuin in rap tempo op temperatuur. De vaak op samba gestoelde drumpartijen zijn ontzettend dansbaar. Het totale gebrek aan haast maakt de set spannend: er is zoveel aandacht voor ritmische details. De opbouw van de nummers is tergend traag, je wordt totaal gevangen door de melodie. Azymuth keert het roer soms met speels gemak ineens hondertachtig graden om met een uptempo nummer, maar het wordt nergens nerveus. Je blijft op je tenen staan, alert gehouden door de vlijmscherpe drumpartijen en verrassende, intens funky toetsen. Alles is zo beheersd, de grooves zo fijnzinnig: een heel uur lang houden ze moeiteloos de aandacht van de dampende Tolhuistuin. De ontlading komt met afsluiter Jazz Carnival. Zevenendertig jaar na uitbrengen klinkt Azymuths grootste hit nog altijd waanzinnig. Een wolf in schaapskleren, kolkende dance vermomd als jazz fusion. Waar je de hele set al lekker, zij het rustig, kon dansen, is Jazz Carnival het moment om los te gaan.

Een zonnige wandeling verder is de vibe totaal anders. In het imposante Muziekgebouw Aan ’t IJ staat Cabaret Voltaire op de affiche. Tegenwoordig geen trio meer, maar een solo-act. Richard H. Kirk staat half verscholen achter een toren apparatuur. Op drie grote schermen wordt een montage van oorlogsbeelden versneden met flarden van de jaren zestig serie Batman, Jimmy Saville, Russische soldaten en Ronald Reagan, met retro vhs-achtige effecten. De industriële techno van Cabaret Voltaire werkt desoriënterend. Het geluid is zo ingericht dat je vaak niet weet waar het vandaan komt. Bassen als mokerslagen; je strottenhoofd trilt bijna uit je nek. Door spaarzaam inzetten komen ze des te effectiever aan. Het experimentele karakter van de muziek levert bij vlagen ongemakkelijke momenten op. Het is niet altijd duidelijk of een nummer is afgelopen of dat Kirk een lange stilte wil laten vallen. Die ongemakkelijkheid maakt het spannend. Soms is het hartstikke dansbaar, als een soort apocalyptische versie van Underworld. Waar vooraan af en toe flink gedanst wordt, maakt een deel van het publiek, veelal de wat oudere bezoekers, de haast bizarre beslissing om op de grond te blijven zitten. Dat contrast tussen de verschillende manieren waarop het concert wordt beleefd maakt Cabaret Voltaire op Dekmantel tot een van de vreemdste raves ooit.

Even later begint de festivalbuzz voor het eerst goed op gang te komen. Bij de Tolhuistuin wacht een flinke rij op Tony Allen. De legendarische drummer die met Fela Kuti de Afrobeat pionierde, drumt ondanks zijn hoge leeftijd op de piek van zijn kunnen. De afgeladen Tolhuistuin verandert in een dampende massa dansende lijven. Allen brengt je hoofd op hol met zijn polyritmische chaos. De legende gaat dat hij na de breuk met Fela Kuti vervangen moest worden door twee drummers en als je Allen op Dekmantel ziet spelen geloof je dat onmiddellijk. Met vier ledematen kan dit eigenlijk helemaal niet. Hoe complex de ritmes ook worden, de flow van de nummers is zo strak dat je altijd makkelijk kunt blijven bewegen. De sfeer is ondanks de drukte ontzettend goed. Je hebt maar een halve vierkante meter om te staan, maar iedereen neemt het ervan. Allen staat erom bekend dat hij het liefst urenlange sets speelt. Na een uur is hij naar eigen zeggen 'pas lekker opgewarmd'. Vanavond had niemand het hem kwalijk genomen als hij nog een uur of twee was doorgegaan.

Waar Cabaret Voltaire in de concertzaal van het Muziekgebouw aan ’t IJ een tikkeltje misplaatst was, past James Holden er perfect. De minimale verlichting en het net zichtbare lege balkon geven de show een buitenaards gevoel. Op een verhoging bovenop het podium zit Holden in kleermakerszit achter zijn apparatuur. Zijn verhoogde positie sluit goed aan bij het geluid. De Nils Frahm-achtige repetitieve melodieën dalen letterlijk op je neer. Op een scherm achter hem wordt zijn silhouet vervormd weergegeven. Holden vangt je in zijn web van klanken. Ook hier is de opbouw weer ijzersterk, net als zijn dj-werk. Met band blijft het gevoel hetzelfde, al benadrukt de interactie tussen de muzikanten (een klein knikje, een glimlach bij een mooie overgang) het spontane bandgevoel. Holdens recentere werk, zoals het op exotische toonladders gestoelde ‘Marhaba’, voelt als een warm bad. De zinderende set is een perfecte afsluiter van het live-gedeelte van Dekmantels openingsdag, waarmee de organisatie laat zien behalve cutting-edge house en techno ook buiten de verwachte genres een uitstekend feestje te kunnen programmeren.