Twee jaar geleden stond Caribou ook al op Best Kept Secret, precies op dezelfde plek - Stage Two - in de overgang naar de nacht.Toen zat de act in een overgangsperiode in aanloop naar laatste album Our Love: ‘Can’t Do Without You’ was nét uit maar moest nog uitgroeien tot de emo-festivalhit van het jaar, Dan Snaith (feitelijk is hij Caribou) was slecht bij stem en het geluid klonk verschrikkelijk log. Vandaag de dag ziet de act er nog precies hetzelfde uit: met z’n vieren geheel in het wit gestoken, in een cirkelformatie naar elkaar toegekeerd om die warmbloedige en galante elektronicaliedjes live te spelen met drums, gitaar, bas en heel veel kleurrijke synthesizers. Was het optreden toen wat stroef, Dan Snaith zit inmiddels beter in zijn vel en speelt een geoliede festivalshow: zijn tedere kopstem klinkt helder en zuiver, hij glimlacht eigenlijk constant en zwaait regelmatig naar de overvolle tent.
Hee, hij lijkt wel wat op de scheikundeleraar die vanmiddag bij St. Pauls middagdisco plaatjes draaide!
Die met gouden brilletje en flinke inhammen? Klopt, dat was hem ook. Het gebeurt natuurlijk wel vaker op Stage Four, dat muzikanten die met hun band spelen als bonus nog een dj-setjes doen. Maar Dan Snaith is wel een verhaal apart. Onder de naam Daphni was hij al eens afsluiter van het hoofdpodium bij Dekmantel Festival, dus dan tel je mee. Hij opende hier vanmiddag dan ook geweldig, met een mid-tempo Afrikaanse plaat, een eigen track en daarna Chemise’s softpop/disco nugget 'She Can’t Love You'. Tegen de tijd dat hij funk classics 'Funky Nassau' en 'I’m Satisfied' erin gooit is ieder beetje modder bij Stage Four bedekt met schoenen. Lekker opwarmertje, to say the least.
En de show vanavond?
Zoals gezegd: het klinkt fantastisch en is precies hoe een live danceact zou moeten zijn. Snaith draait af en toe net een beetje extra oversturende echo bij op zijn stem, zet de synth waar nodig zwaarder aan en breidt de songs uit met grootse drumintro’s. Er zit eigenlijk maar één smetje op de set: ‘Jamelia’ wordt nog altijd niet al te best door de gitarist gezongen en direct daarna is ‘Back Home’ ook een beetje een inkakmoment. Maar zie dat gerust als het moment in de actiefilm op tweederde waar even gas wordt teruggenomen, zodat die laatste beslissende achtervolging je meesleept als een zinderende achtbaanrit.
Gaat Caribou vervolgens inderdaad ‘wop wop wop over de kop’ en gaan de armen de lucht in?
Zeker: Caribou eindigt met de krankzinnig sterke drietrapsraket van ‘Odessa’, ‘Can’t Do Without You’ en ‘Sun’. Die tweede voelt misschien iets minder urgent dan afgelopen jaar op Lowlands - toen het de soundtrack van de zomer vormde - maar wordt weer prachtig gespeeld: een elegante slowburner met dat repetitieve en liefdevolle mantra dat halverwege ontbrandt zodra de diepe bas erin komt. De tent reageert dit keer niet met hartjes in de lucht, maar een groepje steekt opvallend genoeg het satansteken in de lucht en een stuk of dertig man staat met sterretjes in de hand te zwaaien. Evenzoveel mensen - sterretjes in de ogen - vallen elkaar huilend en geëmotioneerd in de armen. Op afsluiter ‘Sun’ begint het normaliter zo verfijnde Best Kept Secret-publiek spontaan ‘Heujjjjjjjj! Hooooo!’ te scanderen. Snaith zelf reageert door naar de rand van het podium te lopen en al dansend toe te kijken hoe krankzinnig goed zijn band is geworden, en vervolgens draait hij tot drie keer pesterig de bas weg om vervolgens nog harder terug te komen. En tegelijkertijd wordt het nergens lomp of log, maar blijft 'Sun' liefdevol en elegant opbloeien. Een betere revanche had Caribou zich niet kunnen wensen.