Als je net te veel vrije tijd in muziek luisteren steekt, zijn de momenten dat je op iets nieuws stuit het beste. Of nog beter, op iets ouds dat je nog niet eerder hoorde. Want dan is er meteen een enorme catalogus waar je lekker in kunt duiken. Een paar maanden terug gebeurde dat mij. Optimo tweette razend enthousiast iets over een concert van ene Severed Heads. Na een paar seconden van de eerste hit op YouTube zat ik al juichend op mijn bureaustoel, en klikte zo een paar uur verder en verder, om de volgende dag weer verder te gaan. En de dag daarna weer. De vraag hoe ik ooit niet van deze Australische industriële synthpop band had gehoord, werd al snel vervangen door de vraag hoe ik zo snel mogelijk alles van ze zou kunnen horen. Met Crash Course in Science ging het ongeveer het zelfde, in dit geval nadat Lena Willikens een track van ze draaide. En amper drie maanden later haalt Red Light Radio ze naar Amsterdam. Soms vallen dingen goed samen, niet iedereen heeft zo weinig geduld hoeven hebben om ze live te zien.
‘Ik heb hier dus dertig jaar op moeten wachten he,’ glundert dancekenner René Passet naast me als Severed Heads het podium op stapt. En zo staan er meer fans in de zaal die op dit moment gewacht hebben. Het is haast niet te begrijpen hoe de muziek van Tom Ellard geklonken moet hebben, toen het via cassettebandjes begin jaren tachtig zijn weg naar de winkels in Australië vond, en later naar Europa. Het is veel industriëler en minder gepolijst dan Kraftwerk, die eerder al pionierden met synths, drumcomputers, tapes en stembewerking. Tegelijk schuren de liedjes van Severed Heads veel meer tegen pop aan. Met name door het oor voor melodie dat je overal terug hoort. Dat blijkt ook vanavond. Tegen een achterwand vol 3D-animaties, grauwe vintage videobeelden, en politieke montages, beukt Ellard geholpen door een tweede muzikant op keyboard en laptop, een groot deel van zijn klassiekers er doorheen. Kille, eenzame sythesizers als basis, scherpe drumsamples, vervormde vocals die klinken als Burial. En telkens als je denkt dat het alleen maar asgrauw is, breekt er een prachtige melodie door. Soms helder uit een synth, soms Ellards eigen warme, melancholische zang. Op die momenten verschuift het van industrial plots naar synthpop, en daarna wordt er met een flinke kick net zo makkelijk opgeschakeld naar proto-house. Je hoort er een hoop van alle elektronische muziek in terug die na Severed Heads het genre verder verbreedden en uitdiepten, maar alles is hier al aanwezig. Dat er praktisch geen glimlach van af kan, en het allemaal oud materiaal is doet er niets aan af. Het klinkt - decennia later - nog steeds urgent.