3voor12 bespreekt Album van de Week (49): C Duncan

Engelachtige indie met een verontrustende ondertoon

Atze de Vrieze ,

De mooiste kerstplaat van het jaar is helemaal geen kerstplaat, maar een engelachtig indie-album van een Schot genaamd C Duncan. Al schuilt achter de elegante arrangementen een allesbehalve romantisch wereldbeeld. The Midnight Sun is Album van de Week.

Toen C Duncan vorig jaar het Reeperbahn festival in Hamburg aandeed, kon hij de verleidingen van de sekshoofdstad van Duitsland niet weerstaan. Net als iedereen zwalkte hij daar over de Beatles Platz en de Grosse Freiheit. Zijn geliefde en hij konden de lokroep van een van de vele schmutzige gay clubs niet weerstaan. Maar eenmaal binnen schrok hij terug voor de mannen die in donkere hoeken rücksichtslos gebruik van elkaar maakten. Het werd een allesbehalve romantische nacht die leidt tot een soort van achtervolging in de straten van Hamburg.

Je kunt veel zeggen van de Hamburgse hoerenbuurt, maar het kerstgevoel is er in elk geval ver te zoeken. Het zegt veel over C Duncan dat hij de vervreemdende schreeuwerigheid van die nacht heeft gevangen in een vederlicht, haast zwevend liedje genaamd Jupiter. Op een album dat van die muzikale gewichtloosheid zijn kracht maakt. Jupiter staat bijna aan het eind van de plaat, als we al ruim een half uur meedeinen op de zorgvuldig gecomponeerde muzikale golven.

Openingsnummer Nothing More zet de toon met een koor-achtig vocaal arrangement over een ijle synthesizer. Het tempo ligt laag en met een warme deken van galm en veel herhaling trekt Duncan je voorzichtig zijn plaat binnen. Zo op het eerste gehoor gebeurt er zelfs weinig, maar juist wie zich daaraan overgeeft ontdekt de kracht van The Midnight Sun. Bepaalde elementen lijken namelijk van liedje tot liedje terug te keren. Het is typisch zo’n album dat je in zijn geheel moet luisteren, omdat de flow ervan verder gaat dan een liedje van drie minuten.

C Duncan zelf verwijst naar de apocalyptische science fiction-serie The Twilight Zone als zijn belangrijkste inspiratiebron. Dat klinkt misschien gek, maar als je de aflevering bekijkt waarnaar Duncan zijn album vernoemde, snap je de connectie ook wel weer. De aflevering stamt uit 1961, is geschoten in zwart-wit en laat zijn hoofdpersonen zweten en gillen in dezelfde trage cadans als C Duncan’s album. Zoals de serie omgeven is door een flinterdun laagje nostalgie (ook als je zoals C Duncan uit 1989 stamt), is dit album vol ongemak gewikkeld in een aangename, uitnodigende sfeer.