Vernon is een maler. Dat blijkt uit alles. Zijn eerste album nam hij op afgezonderd in een blokhut, omdat het helemaal kut met hem ging. Na een stukgelopen relatie en mislukte samenwerkingen in bands moest hij zichzelf weer bij elkaar zien te rapen. Het leverde een intense folkplaat op, die ondanks de abstracte teksten, enorm veel mensen aansprak. Het was in 2007, de tijd dat mannen met baarden en houthakkershemden plots overal waren. Ze namen gsm-winkels over met grote koffieapparaten, ze namen de podia over met banjo’s. Bon Iver paste perfect in het plaatje. Niet dus, want zo wilde hij niet gezien worden. Eenmaal goed en wel uit de blokhut geklommen, ging hij een hele andere kant op. Van minimale folk waar de emotie zat in de menselijkheid, naar maximale softpop waar de emotie zat in de haast onmenselijk doordachte melodieën en arrangementen. Een middelvinger naar alles en iedereen die verwachtingen had.
Die middelvinger schrok weinig mensen af. Na het tweede album werd Bon Iver mogelijk nog populairder. Vernon werd een indie superster, werd herkend op straat, verdiende geld met reclames. Het ging mis, het werd hem te veel en hij dacht dat het klaar was met Bon Iver. Het bracht hem uiteindelijk op een strand in Griekenland. Buiten het vakantieseizoen, waardoor er geen klap te beleven was. Tijdens die vakantie kreeg de depressie versterking van paniekaanvallen. Op een strand kwam de zin in hem op die zo de kern raakte dat hij hem meteen op een recordertje insprak en uiteindelijk de aanzet en openingszin werd voor dit derde album: ‘It might be over soon’.
Die lange aanloop, mentale problemen en het nadenken over hoe alles nou zit blijken bepalend voor het uiteindelijke album. Het is veelzeggend dat Bon Iver op zijn eigen persfoto’s niet meer herkenbaar in beeld is. ‘Mijn gezicht is voor vrienden,’ zei hij erover in een interview. Op zijn vorige album gebruikte hij al zelfverzonnen plaatsnamen als tracktitels, nu zijn het vooral cijfers en symbolen. Alsof hij alles in wingdings heeft getypt. Overal duiken tegenstellingen op, wat het de focus op het getal 2 ook deels verklaard. Er is het nummer ‘33 (god)’ en daar tegenover krijg je dan een paar nummers later ‘6.666 ʇ’, er zitten yin yang-tekens in het artwork, één zanglijn wordt in het a capella '715 – CRΣΣKS' opgedeeld in meerdere lagen. Het draait allemaal om Vernons strijd tussen zijn favoriete uitingsvorm van zichzelf, Bon Iver, en zijn alter ego dat zo beroemd is en voor zo veel mentale problemen zorgde: Bon Iver.
Ook in de muziek duwt hij zichzelf naar de achtergrond. Op zijn herkenbare stem is een agressieve, nieuwe variant van Auto-Tune losgelaten, software die Vernon kreeg van het bevriende Francis and the Lights, en vervolgens zelf nog verder tunede. Op momenten vervormt hij zijn stem zo ver, dat de software het niet meer kan bijbenen en je duidelijk glitches hoort. En vervolgens is een groot deel van het album ook nog opgenomen op versleten en hergebruikte tapes, zodat er nog meer vervorming klinkt. Met zijn kopstem hoorde je Vernon altijd hard werken om de noten te halen, nu hoor je hem juist machines inzetten om het niet alleen onherkenbaar maar ook nog fragieler te maken.
Toch, op de achtergrond van zijn vorige album en in EP-track ‘Woods’, waren hier allemaal al kleine aanwijzingen voor te vinden. De allergrootste verandering is hoe alle geluiden samen gaan. De akelige perfecte arrangementen van zijn vorige album zijn ingeruild voor meer collage-achtige composities. Hoewel, ze klinken eerder als gebeurtenissen. In een lege ruimte klinkt er plots een saxofoon, die verdubbeld wordt, aanhaakt bij een van de stemvervormers en vervolgens net zo makkelijk weer verdwijnt. Ook de melodieën klinken alsof ze tegelijk bedacht als gezongen worden. Soms zelfs wat hakkelend, of op de momenten dat er onherleidbare samples van o.a. Stevie Nicks en Paolo Nutini voorbij komen waarmee het geheel flink richting hiphop schuift. Maar tussen al die samples, collages en leegte komen nog steeds flarden folk voorbij, inclusief banjo, en klinken er nog steeds die gospelharmonieën waarvan we Bon Iver al jaren kennen. Het is allemaal uit elkaar getrokken en lijkt puur toevallig op momenten samen te komen. Alsof een steeds maar ingewikkelder wordend uurwerk uit elkaar geschroefd is ter reparatie, om er vervolgens achter te komen dat alle onderdelen los en door elkaar geschud misschien nog wel mooier zijn.
Maar hoe experimenteel de aanpak ook is met al die geluidscollages, samples, verstoringen en vervormingen, het blijft Bon Iver. En dus is de schoonheid nooit ver weg. Sterker nog, waar je bij veel experimentele muziek de schoonheid met een bijsluiter moet ontdekken of waar je als luisteraar op zijn minst een beetje voor moet werken, ligt het in 22, A Million voor het oprapen. De climaxen, de harmonieën en zelfs de glitches. Het heeft dan wel niet de structuur van pop, maar wel de directheid. Met zo’n plotseling concrete zin als ‘I'd be happy as hell, if you stayed for tea’ weet je wel meteen in wat voor toestand hij zich bevond tijdens het schrijven. Zo zijn er tig momenten waarin met één simpel beeld alles duidelijk wordt. Zelden klonk een abstracte plaat zo direct en niet vaak levert iets over je vreselijk voelen zoiets moois op.