“That man lived in this town, till that pig took him down. And have you heard the sound of a man stop breathing, pleading?” Woedend klinkt Morby, sissend door zijn tanden op I Have Been to the Mountain. That man, dat is Afro-Amerikaan Eric Garner, die stierf toen een politie-agent hem op 17 juli 2014 in New York wurgde. “Destroy the destroyer”, gromt Morby even eerder al. Als een ziener uit het oude testament beklom de hoofdpersoon uit het liedje de berg, alwaar hij Hem zag, maar met dit goddeloze incident is hij van zijn geloof gevallen. En in die boodschap wordt Morby ondersteund door vrouwenkoren, trompetters en een hele freaky gitaarsolo.
Het nummer komt van Kevin Morby’s derde solo-album, Singing Saw. Grappig: Woods, de band waar hij in een ver verleden nog bas bij speelde, bracht vorige week nog zijn meest zonnige album ooit uit. Singing Saw is dan weer het meest sombere album uit het oeuvre van Morby, waarop hij in veelal cryptische termen en bijbelse bewoordingen zijn bittere blik op het leven toont. Het is donkere en veelal ingetogen folkrock in de geest van Dylan ten tijde van Self Portrait (1970), Songs From A Room (1969) van Leonard Cohen en het werk van Lee Hazlewood.
Zo woedend en gevaarlijk als hij op I Have Been to the Mountain klinkt, wordt het op Singing Saw verder niet. Vaker zingt Morby vermoeid en verslagen zuchtend. Hij opent de plaat al met tranen in zijn ogen en gieren cirkelend boven zijn hoofd, wachtend op zijn doodsvonnis (Cut Me Down). Even verderop zingt hij dat er inmiddels zwarte bloemen te vinden zijn in de tuin des levens (Black Flowers). En dat hij gek wordt van de rondjes hij draait (Ferris Wheel). Soms liggen zijn metaforen wat voor de hand, maar de emotie van Morby komt vaak keihard binnen.