3voor12 bespreekt Album van de Week (17): Kevin Morby

Speels middelpunt in een prachtig gearrangeerd en dieptreurig album

Timo Pisart ,

Kevin Morby zingt stoïcijns voort op Singing Saw, en zijn sombere twee-akkoordenliedjes rollen soms wel 7 minuten voort zonder echt tot een climax te komen. Wat maakt deze plaat dan toch zo pijnlijk mooi?

“That man lived in this town, till that pig took him down. And have you heard the sound of a man stop breathing, pleading?” Woedend klinkt Morby, sissend door zijn tanden op I Have Been to the Mountain. That man, dat is Afro-Amerikaan Eric Garner, die stierf toen een politie-agent hem op 17 juli 2014 in New York wurgde. “Destroy the destroyer”, gromt Morby even eerder al. Als een ziener uit het oude testament beklom de hoofdpersoon uit het liedje de berg, alwaar hij Hem zag, maar met dit goddeloze incident is hij van zijn geloof gevallen. En in die boodschap wordt Morby ondersteund door vrouwenkoren, trompetters en een hele freaky gitaarsolo.

Het nummer komt van Kevin Morby’s derde solo-album, Singing Saw. Grappig: Woods, de band waar hij in een ver verleden nog bas bij speelde, bracht vorige week nog zijn meest zonnige album ooit uit. Singing Saw is dan weer het meest sombere album uit het oeuvre van Morby, waarop hij in veelal cryptische termen en bijbelse bewoordingen zijn bittere blik op het leven toont. Het is donkere en veelal ingetogen folkrock in de geest van Dylan ten tijde van Self Portrait (1970), Songs From A Room (1969) van Leonard Cohen en het werk van Lee Hazlewood.

Zo woedend en gevaarlijk als hij op I Have Been to the Mountain klinkt, wordt het op Singing Saw verder niet. Vaker zingt Morby vermoeid en verslagen zuchtend. Hij opent de plaat al met tranen in zijn ogen en gieren cirkelend boven zijn hoofd, wachtend op zijn doodsvonnis (Cut Me Down). Even verderop zingt hij dat er inmiddels zwarte bloemen te vinden zijn in de tuin des levens (Black Flowers). En dat hij gek wordt van de rondjes hij draait (Ferris Wheel). Soms liggen zijn metaforen wat voor de hand, maar de emotie van Morby komt vaak keihard binnen.

Dat heeft alles met de instrumentatie te maken: vaak een vrij zoete basis van piano, akoestische gitaar en een simpele drumpartij, stoïcijnse zang, maar met daarachter prachtige arrangementen. Op de achtergrond van Destroyer, ogenschijnlijk een vrolijk niemendalletje, schiet een bizarre saxofoon neurotisch heen en weer. De sobere pianoballade Drunk and On a Star wordt ingekleurd met rijke strijkpartijen, en overal duiken ijle vrouwenkoren op die Morby ongetwijfeld bij Cohen heeft afgekeken.

Morby toont zich meester van de suspense op Singing Saw, waar hij met slechts twee akkoorden een volle zeven minuten weet te boeien (!). Juist door het gebrek aan melodische variatie wordt het nummer bedwelmend en hypnotiserend, en komen gestapelde lagen van hakkelende piano, spookachtige koren en noisy gitaren nog harder aan. 

De zaag waar hij over zingt, lijkt te staan voor alle treurnis en destructie in de wereld. Maar hoe moeten we daarmee omgaan? Het antwoord van Morby is letterlijk besloten in zijn muziek. Want de zaag waarmee hij even eerder een treurwilg velt, klinkt plots wonderlijk mooi als je hem bespeelt. En het enige écht vrolijke nummer op Singing Saw, dat is een ode aan de muziek zelf: Dorothy. Het is een soort-van-euforische Dylanesque rocker die alsmaar doorjakkert met overstuurde bas, af en toe verzopen in feedback. “I was thinking about a song that I heard when I was young, and I was wondering about its trumpeter. How he could get those horns to talk”, zingt hij, om stil te vallen en de blazers het werk te laten doen. Zo zitten er nog wel meer grapjes in dat nummer, opgedragen aan zijn gitaar Dorothy (die dan weer is vernoemd naar zijn oma). Elke keer dat hij een instrument benoemt (de drum roll! Het huilende koor! Het orgel! De piano!) stapelt hij weer een laag op het nummer. Heerlijk speels middelpunt van een prachtig treurig album. “C’mon Dorothy! Y’know we could go all night!”