Armand, protestzanger in de nieuwe eeuw: “We zijn een stel bange zeikerds”

Nieuw album met The Kik nu op de Luisterpaal

Atze de Vrieze ,

We kennen hem als de enige echte fulltime protestzanger van Nederland, als de man achter het briljante liedje Ben Ik Te Min, als die kerel met dat malle lange rode haar. Maar dankzij Dave von Raven en zijn band The Kik staat Armand gewoon weer in het volle licht. “Ik doe al die festivals met The Kik heel graag, maar ik houd de hardcore Armand adepten in ere. De vissers van Arnemuiden bijvoorbeeld. Die worden overal gemeden omdat ze alles kort en klein slaan, maar mij liggen ze als moslims op de grond te aanbidden als ‘de meester’.”

Ineens gaat het weer zoals in de sixties. Om het uur gaat de bel en staat er een nieuwe journalist voor de deur. Armand - Herman van Loenhout - stond er vandaag zelfs ‘verrekte vroeg’ voor op: half drie. Toen vanmorgen de zon opkwam en een broeierige dag zich aankondigde, besloot Armand dat het mooi geweest was. Zo gaat het altijd. Daglicht ziet de zanger liever niet dan wel. Hij mag dan 69 zijn, de nacht is nog altijd zijn domein. Natuurlijk, in de kroeg. Of ie wel eens in slechte kroegen komt? Van die plekken waar het ruige volk op ongure tijden nog binnen lopen, waar je van huis uit niet mocht komen? “Ik kom nergens anders”, zegt Armand. “Ik vind de mensen daar veel eerlijker. In de legale handel kun je je buurman naaien, en dan moet je nog ‘hoi’ tegen elkaar kunnen zeggen. In het circuit niet, daar pakken ze je gewoon bij je flikker. Dat heb ik veel liever dan dat hypocriete.”
 
Gruwelijk crimineel gat
“Ik kom ook graag in Vlissingen, of op de Peel, de streek waar mijn moeder vandaan komt. Vlissingen is - ze zullen het niet fijn vinden als ik dat zeg - een gruwelijk crimineel gat. Dat is altijd zo geweest, al sinds de tijd van de geuzen. Als je daar de stad uit rijdt, zie je in elk verkeersbord vier gaten. En anders dan in de rest van Zeeland, liggen ze er niet op de knieën voor de toeristen. Ik heb er wel eens twintig minuten voor mijn hotel gestaan voor er eindelijk een nachtportier kwam. Ik heb hem uitgefoeterd en gezegd: ‘ik ben geen toerist, ik kom hier net als jij voor mijn boterham. Nou, dan voelen ze zich in hun kruis getast. De Peel, daar ben ik ook vaak, in het moeras, op kilometers afstand van de mensen. Ik heb toestemming van Frank van Staatsbosbeheer om daar te komen. En daar zit ik dan, tussen de vogels en de kikkers. Ik heb er menig liedje schreven.”
 
De zanger steekt het gedoofde stompje van zijn joint opnieuw aan. Zijn vingers zijn dun, zijn gezicht verweerd, maar zijn kwieke geest vertoont weinig sporen van de permanente organische deken waarin Armand zich wikkelt. Zijn huiskamer ziet eruit als die van een vrijgezelle muzikant: kasten vol boeken, een klein tafeltje met twee stoelen, en voor de rest instrumenten. De woonkamer op de negende verdieping aan de rand van Eindhoven kent een volledige band-opstelling. Armand speelt er nog wekelijks nieuwe liedjes mee in. Want wie denkt dat het na de jaren zestig klaar was met de creativiteit van Armand, komt bedrogen uit. Vrijgezel is hij inderdaad weer, sinds twee jaar. “Mijn derde huwelijk”, zegt hij. “Ik heb besloten een grote Amerikaan te nemen in plaats een relatie. Veel goedkoper. Een Buick Lesabre, zes cilinder. Jammer genoeg heeft ie me maar 6.000 kilometer gedragen.”
 
No blow, no show
Waar oproer is, daar is Armand. Waar mensen in opstand komen tegen de gevestigde orde, daar wil hij bij horen. Natuurlijk was hij er als de kippen bij toen het Maagdenhuis na 46 jaar eindelijk weer eens bezet was. Hij was er natuurlijk ook bij in die roerige jaren zestig. “Het werd godverdomme weer eens tijd, zeg”, zegt hij. “Sinds de bezetting van ’69 hebben we genoegen genomen met repressieve tolerantie. Het is een vruchtbare strategie gebleken van de bestuurders: net doen of je meebeweegt, maar stukje bij beetje de kraan steeds verder dicht draaien. Het heeft ons gemaakt tot wat we nu zijn: een stelletje bange zeikerds. Juist daarom was het zo fantastisch om te zien dat de studenten eindelijk durfden. En toch zag je ook dat ze hartstikke bang waren. Ze durfden niet eens te roken binnen. Tegen mij zeiden ze het ook: je moet buiten blowen. Ik heb gezegd: no blow, no show.”
Dat was ook het belangrijkste privilege dat Armand kreeg tijdens de theatertour met The Kik. Dave von Raven, de Rotterdamse sixtiesfanaat, nam Armand op sleeptouw tijdens De Veelste Grote Nederbietshow. Het zorgde voor een soort revival van de beatzanger. Hij is al die jaren blijven optreden, nog steeds vier, vijf keer per week, maar voor het grote publiek was hij toch meer die malle ouwe hippie, de dorpsgek van de Nederlandse popmuziek. Dat Von Raven een groot bewonderaar van de Brabantse cultheld was, wisten we toen al lang. Voor hun debuut nam The Kik de eerste single van Armand op, Want Er Is Niemand, samen met Lucky Fonz III en Armand zelf. Ze namen de zanger ook al eens mee naar Lowlands, waar hij als een exotische paradijsvogel de show stal. “Ik mocht blowen in de kleedkamer en in de studio”, zegt Armand over de theatertour. “Op een gegeven moment ging het mis. Brandalarm. De directeur van het theater kwam hoogstpersoonlijk naar beneden. Ik dacht: dat wordt betalen, de brandweer, eruit geschopt, alles. Hij zei: ‘sorry, sorry, sorry. We hadden alle rookmelders afgezet, en net die van jullie kleedkamer niet.’”
 
"Ik wist altijd waar het goeie spul zat"
Nu hebben ze samen een album, Armand & The Kik, opgenomen in de studio van Frans Hagenaars in Amsterdam. De band koos liedjes uit het oeuvre van de meester, bij voorkeur vergeten pareltjes. Het album opent met Comeback, een nummer dat zou kunnen gaan over zijn huidige situatie, maar dat eigenlijk al decennia oud is. Het beste lied is Gemeengoed, een vlammend betoog tegen privatisering, oorspronkelijk geschreven door zijn activistenvriend David Rovics, vertaald door Armand. En Snelle Jongens, een kritisch liedje over jachtige cokesnuivers. Niet dat Armand nu zo tegen drugs is hoor. Hij praat zelfs zeer openlijk over alles wat ie ooit gebruikte. En verkocht. Aan het begin van zijn carrière gebruikte hij veel speed, maar daar stopte hij mee. Coke deed 'ie later wel, maar blowen is altijd de basis gebleven. Toen het succes na een paar vette jaren afnam, begon hij te dealen. Een van zijn belangrijkste afzetgebieden was een militaire basis in Duitsland, waar een hoop ‘yanken’ zaten. 
 
“Zij inspireerden me een oude hobby op te pakken: liedjes in het Engels schrijven. Ze wisten daar dondersgoed: hoe meer liedjes we hem laten zingen, hoe goedkoper de stuff werd. In die tijd heb half Nederland zijn eerste kilo’s verkocht. Met mijn muziek reisde ik natuurlijk het hele land door. Zo wist ik altijd waar het goeie spul zat. Altijd had ik genoeg geld bij me om wat mee te nemen. Ik vond het soms op de gekste plekken. Speelde ik in Stadskanaal, liep ik tegen een partij ‘red Libanon’ op, de beste hasjiesj ter wereld. Rood als een dakpan, elastisch als kauwgom. Ja, wij hadden ook wel Libanon, maar was noemden we zelf al gekscherend ‘woestijnzand geperst met kamelengeil. Dat was gewoon troep.”
 
De IJslanders hebben de bankiers eruit getrapt
Armand schenkt nog maar een kopje koffie in. Hjomalind, staat er in sierlijke letters op het oranje kopje. Een overblijfsel aan zijn tijd op IJsland, een paar jaar geleden. Ja, Armand was er als de kippen bij, toen de IJslandse revolutie uitbrak. Net zoals toen hij er bij was bij de bezetting van het Maagdenhuis en de Parijse revolutie van mei 1968. “Ik was gevraagd daar een paar nummers te spelen”, vertelt Armand over zijn dagen in Reykjavik. “De IJslanders zijn nog een tandje erger dan de Nederlanders. Ze zeggen niks. Het is ook zo’n klein land. Als je daar je bek open trekt en het valt verkeerd, dan heb je een probleem. Maar de IJslanders zijn dapper geweest. Zij hebben als enige de bankiers eruit geschopt. Ik ben daar nog een week de buurman geweest van Julian Assange, maar dat had ik pas later door. Ik vond het al zo gek dat die week dag en nacht het licht brandde, maar het kwartje viel pas veel later.”
 
“Ja, ik ben een echte IJsland-specialist. Ik ken het land beter dan de meeste IJslanders, want die komen niet meer dan vijftig kilometer dan Reykjavik. Laatst zei een IJslander tegen me: ‘Godverdomme, wat hebben we eigenlijk een mooi land, als ik jouw verhalen zo hoor. Het wordt hoog tijd dat ik eens ga kijken.’ Het mooiste van IJsland is nog wel de taal. Het woord ‘zwart’ kun je op 36 manieren vertalen. En toen ik een keer een poging deed een koekje te bestellen in het IJslands, werd ik meteen gecorrigeerd. In het vrouwelijk tel je weer anders dan in het mannelijk. Ik vind taal ontzettend belangrijk. Het is gebrekkig, maar het is ons enige communicatiemiddel, dus we moeten het erin houden.”
 
Buurman van Julian Assange
Een mooi land, een revolutie, een dan ook nog eens een mooie taal, dan heb je de interesse van Armand te pakken. Gretig slurpt hij alles op, zoals hij ook graag buitenlandse kranten leest en in de krochten van het internet op zoek gaat naar mediaplatforms die zich niet laten ringeloren door PR-medewerkers. “Saving Iceland bijvoorbeeld is een medium dat ik graag volg. Zij leggen opvallend vaak de vinger op de zere plek. Veel media hebben het moeilijk. Nick Davies van The Guardian heeft daar een ontluisterend boek over geschreven: Flat Earth News. Vertaald naar Nederland: er zijn hier 15.000 journalisten, en 50.000 PR-medewerkers die hun verhalen gratis in de krant willen hebben. Journalisten zien het als hun taak om op te schrijven wat de bobo’s zeggen, niet om te controleren wat ze allemaal zeggen. En bij de kranten zelf gaat het uiteindelijk eigenlijk ook vooral om geld. Mensen als Julian Assange, die keihard werken om informatie naar buiten te brengen, worden in de media weggezet met dooddoeners over een of andere chick die 'ie geneukt zou hebben. Journalisten zouden zich bezig moeten houden met de hoofdzaken en zich niet laten afleiden door bijzaken.”
 
Volgens Armand is nu het woord aan het volk, en de muzikant zou een rol in de voorhoede moeten kiezen. Veel Nederlandse muzikanten zeggen zich niet gekwalificeerd te voelen om zich over serieuze zaken uit te spreken. “Onzin”, zegt Armand. “Het is niet waar, dat jij als muzikant nergens verstand van hebt. Het resulteert in een berusting die ik nog ken uit de jaren vijftig. In die tijd stond er als er ergens iets misging de volgende dag een stroman in de krant. Iemand die jij en ik niet kenden, maar die de schuld kreeg. Langzaam veranderde dat. Mensen als Pinochet en Berlusconi werden allemaal bij naam genoemd. Maar we zitten in de tussenfase. Ze worden betrapt, en mogen gewoon weer meedoen. Daar moet de publieke opinie druk op uitoefenen. Als je een poot scheef hebt gezet, dan moet je weer bij beginnen, in plaats van dat je gewoon weer mee mag doen. Zo’n bankier die nu nog hoog van die toren blaast, die moet van zijn voetstuk af. Dat zijn de misdadigers.”