ESNS15: De donderdag van Eurosonic (blog)

Met onder meer Sólstafir, Seinabo Sey, Ibeyi, Jack Garratt, Mister and Mississippi, Go Go Berlïn, Happyness, Kiasmos

Ingmar Griffioen, Ralph-Hermen Huiskamp, Sjoerd Huismans, Tim van de Steen, Atze de Vrieze, Tomas Delsing en Bas van Duren ,

3voor12 is op Eurosonic Noorderslag, hét belangrijkste showcasefestival van Nederland en Europa. Hier worden de talenten van morgen geboren en ontdekken we de festivalbands van 2015. En ook op Eurosonic werken we met een liveblog met altijd de laatste recensies en beelden, dat in de loop van de avond en daaropvolgende ochtend steeds verder wordt aangevuld. Blijf dit blog dus in de gaten houden voor het laatste nieuws. Op de donderdag zijn onze ogen gericht op Mister & Mississippi, The Staves, Ella Eyre, Years & Years en natuurlijk Clap! Clap!

Jack Garratt verrast als elektronische singer-songwriter
Op basis van zijn single 'Worry' zou je verwachten dat Jack Garratt de zoveelste Ed Sheeran volgeling op dit festival is. Hij heeft zelfs een volle, rossige baard om de connectie te verstevigen. Hoewel: dat liedje van hem heeft wel een aangenaam eigenwijs haakje, en dat blijkt de voorbode van een nog veel eigenwijzer oeuvre. De Brit stoeit veel met elektronica, en zijn set houdt eerder het midden tussen James Blake, Chet Faker en Jeff Buckley.

We horen gebroken beats, zware bassen en geconcentreerde uithalen, het lijkt erop het hij van alles improviseert, voortdurend duikt hij weg voor zijn eigen melodieën. Soms een beetje te veel, maar vooruit. De kunstmatige sterrenhemel in het sferische (ja ja, bolvormig) Infoversum overweldigen hem duidelijk, maar het is toch wel typisch dat hij er geen romantisch feestje van maakt. Ja, deze Jack Garratt deugt wel, en met die potentiële radiohit 'Worry' op zak zou hij zomaar eens een heleboel mensen in aanraking kunnen brengen met iets dat ze nog nooit eerder gehoord hebben. (Atze de Vrieze)
 

Go Go Berlïn zit vooral visueel wel snor
Het Deense Go Go Berlïn lijkt zo weggelopen uit een Wes Anderson film. Tot in de kleinste details lijkt er nagedacht over het voorkomen van het vijftal. Zo heeft de kleine bassist bijvoorbeeld zo'n afgeknipt metal spijkervestje en uiteraard een enorme baard, de drummer met vlassig snorretje, eyeliner plus redneck-mat in de nek en om het af te maken staat er een spot en een rookmachine non-stop te loeien.

Zo uitgedacht als het er uit ziet, zo willekeurig is de muziek. De lieve glamrock waarmee ze openen staat ze het best. Uitbundige gitaar en drumsolo's, de tikje vrouwelijke frontman die op de goede moment gilletjes uitslaat. Kitsch, maar aanstekelijke kitsch die goed combineert met flink wat bier en gehos. Dat ze vervolgens steeds meer voor het valse Kings of Leon-sentiment gaan is dan ook een afknapper. En dan duurt zelfs zo'n festivalsetje lang. Wel leuk is het 'Someday'-riffje dat de gitarist halverwege de show opeens speelt. Zou hij weten dat het zelfde riffje gebruikt is voor de 'Er Gaat Niets Boven Groningen'-campagne? (Ralph-Hermen Huiskamp)

AURORA fenomeen in wording
Bijna exact een jaar geleden stond in Grand Theatre de toen nog onbekende Ier Hozier te spelen. Hoe het hem later is vergaan, is bekend. De act die vandaag op hetzelfde podium alle aandacht krijgt, heeft de potentie om ook Heel. Groot. Te worden. Act in kwestie de band rondom de pas 18-jarige Noorse Aurora Aksnes. De kleine blondine heeft een oude ziel, getuige de heftige verhalen die zij bezingt, maar in haar maniertjes zit een stuk kinderlijkheid die je dan weer wel van een tiener verwacht. Zo is ze zichtbaar onder de indruk van de enorme drukte en is het moeilijk voor haar om haar armen stil te houden; gaat het over sterren, dan rijst ze haar ledematen naar boven en gaat het over rennen met wolven, dan is stilstaan geen optie. Waar AURORA, gewapend met haar gouden stem, gitarist, twee toetsenisten en drummer, in het begin nog in de indiefolkhoek zoekt, gaat het gaandeweg richting theatrale darkwave met kerkorgels, kathedraaldrums en heel haar ziel en zaligheid in die prachtige stem. De jaren 80-invloeden hangen in de lucht, zeker met het eerder genoemde 'Running With The Wolves' dat qua songtitel al niet veel meer Kate Busherig had kunnen zijn. Het moment is echter de toegift: een nóg minimalistischere versie van David Bowie's 'Life On Mars' waarbij ze vrij snel de tekst vergeet. Een man in het publiek kraait de woorden uit en AURORA herpakt zich. Alle aanwezige harten worden gestolen en er gloort een bijzonder hoopvolle toekomst voor deze Noorse jongedame. En die tweet dat ze in Amsterdam speelt? Die vergeven we haar. (Bas van Duren)

Seinabo Sey pakt sfeervol Grand Theatre volledig in
Al na het eerste nummer trakteert de Zweedse R&B-zangeres Seinabo Sey het publiek op een vette knipoog. Vanaf dat moment kan haar optreden eigenlijk niet meer stuk. Ze zingt met haar lage stem vooral popnoirachtige pianoballads, die door drie bandleden worden aangevuld met diepe beats en andere minimale elektronica. Een mysterieuze sfeer is het resultaat. Ergens tussen North Sea Jazz en Pitch in, als het ware.

Gekleed in een uitbundig rood gewaad ziet Sey er geweldig uit. Het is duidelijk dat de show volledig om haar draait; de drie kleurloze bandleden zijn wel zeven of acht meter naar achter weggemoffeld. In het sfeervolle Grand Theatre komt een show als deze natuurlijk perfect tot zijn recht. De lichtman mag een halfuurtje losgaan en creëert scherpe contrasten met fel blauw licht.

Seinabo Sey presenteert zichzelf ogenschijnlijk wat afstandelijk, maar blijkt gaandeweg toch een open boek. Als aankondiging van de ballade 'You' zegt ze bijvoorbeeld: 'This song  is about my tragic non-existent love life.' Aaaaaaaah. Dat liedje komt duidelijk binnen bij de bezoekers. Jammer is het dan weer dat hit en afsluiter 'Younger' eigenlijk het minst uit de verf komt - vooral door de kenmerkende sample tijdens het refrein, die wel erg hard staat. Toch maar richten op North Sea Jazz dan, of de meer elektronische nummers een iets minder lullig live-jasje geven. (Sjoerd Huismans) 

Mister and Mississippi recht uit het hart
Het verzorgde folkpopdebuut van Mister and Mississippi was een groot succes, twee jaar terug, en toch knelde er iets. Uit de oppervlakkige teksten, uit de weinig spectaculaire interviews, uit alles werd duidelijk dat deze band jong en pril was, en je kreeg het gevoel dat ze nog maar weinig hadden meegemaakt. Oh, spelen kunnen ze prima, niet voor niets vonden ze hun oorsprong op de Herman Brood Academie. Je kunt het een band toewensen: ietsje meer levenservaring. Maar de dood van de moeder van zangeres Maxime is uiteraard veel te veel van het goede.

In We Only Part To Meet Again investeerde Mister and Missisippi zijn ziel en zaligheid, en dat is op het podium niet anders. De set is grotendeels gevuld met nieuwe nummers, en die zijn met strijkers en blazers erbij flink emotioneel aangezet. Lastig hoor, om daar nog iets van te vinden, als je zo duidelijk ziet dat de band alles geeft, recht uit het hart. En toch moet het gezegd: artistiek, en vooral tekstueel, weet de band er niet echt iets interessants mee te doen. De Sigur Ros-achtige gitaarerupties zijn overweldigender en meeslepender geworden, net als de verwrongen gezichtsuitdrukkingen, maar het blijft allemaal weinig oorspronkelijk. (Atze de Vrieze)
 

Van straatmuzikant naar Heymoonshaker
Humanbeatboxen hoor je niet veel meer en dan zeker niet in de combinatie met bluesrock. Het is eerlijk gezegd een nogal bizarre combinatie; het Engelse duo Andy Balcon (gitaar en zang) en Dave Crowe (maakt beats van lucht). Naar verluidt begonnen ze als straatmuzikanten en waarschijnlijk hebben ze daar geleerd het publiek zo te bespelen en uit te dagen dat het zelfs in een stugge showcasecrowd moeilijk stilstaan is. Terwijl die lange kale beatboxt en de vuist in de lucht gooit, doet die even lange, gladjes bewegende gitarist een crooner-act. Denk Danny Vera met een beatboxer. Maar dan rauwer en bluesy. Best wel apart ja, wellicht uniek.

Uitbuiten dit unique selling point moet het duo gedacht hebben en we kunnen ze geen ongelijk geven. Het moet gezegd: ze bouwen een feestje en Crowe maakt zich er qua ritmes niet makkelijk vanaf. De humor komt ook van de straat en werkt: 'Knees back and ass out, that's how you dance. And if you are worried about looking like a twat... don't, because you always look like a twat while dancing.' Heymoonshaker heeft veel ervaring opgedaan op tour met o.a. Birth Of Joy en opereert geolied. Hard ervoor werken is ook geen probleem. Beatboxblues is een apart en vermakelijk genre, maar na een half uur zijn we wel genoeg vermaakt. (Ingmar Griffioen)

Beatrice Eli valt door de zelfgevlochten mand
'Muziek gemaakt om mee te zingen én op te dansen' wordt er in het Eurosonic-spoorboekje beloofd bij de Zweedse zangeres Beatrice Eli, maar in plaats daarvan 'trakteert' de 28-jarige een volle Grand Theatre op een drietrapsraket van zelfmedelijden met teksten als Last night I swear is the last time en 'It's Killing Me To Love Someone Like You'. De inspiratieloze, trage electropop sjokt en sjokt maar door tot het punt dat binnen een kwartier de helft het al voor gezien houdt. Bewonderingswaardig is de eeuwige lach die ondanks alles niet van het gezicht van Eli is af te toveren en ze laat niet merken of het iets met haar doet. Hetzelfde geldt voor de vrouwelijke 'dj' achter haar die potsierlijk af en toe een beetje meespringt, maar niet veel anders te doen heeft dan op de play-knop drukken. De balans tussen zang en muziek is zoals vaker in dit soort setups onevenwichtig: of Eli steekt er met kop en schouders bovenuit, of is ver te zoeken. Pas als het tempo enigszins wordt opgevoerd, stuiteren de beats op de lege plekken in de zaal en sluit Eli met single 'Girls' tien minuten eerder af dan stond aangegeven. Als de lampen aan gaan, blijkt er bijzonder weinig over te zijn van wat er eerder stond. Misery loves company, zong de Zweedse net nog. Nee Beatrice, dat doet het niet. (Bas van Duren)

Years & Years heeft hits & hits & hits
Een buzz rond een jonge band is altijd tricky. De lat schuift met de verwachtingen een stuk omhoog, de druk wordt al snel onredelijk hoog voor de band. De uitverkiezing tot dé act voor 2015 door de BBC zette het Engelse Years & Years in een klap bij iedereen op de radar. Niet gek dat de band in een stampvol Simplon veel te lang soundcheckt en nerveus over het podium drentelt voor aanvang.

Die zorgen blijken niet voor niets. Tijdens de show is er nog steeds iets mis met de monitoren. Althans, op de gekste momenten zit de zanger er naast, terwijl hij juist tijdens de allerlastigste uithalen en loopjes er bijna virtuoos boven op zit. Misschien is het ook een kwestie van kilometers maken. En dat gaat wel lukken, want het kan niet lang duren voordat deze band op alle festivals en podia staat. Want in de krappe 45 minuten dat ze spelen, zitten minstens vijf hits. Met een mengelmoes van nineties r&b en UK-garage vist de band in een steeds drukker beviste vijver, maar weinig acts hebben zo'n radiovriendelijke sound én zo veel live potentie. Zelfs die Bruce Hornsby-achtige ballade halverwege is raak. Als die bibbers uit z'n stem verdwenen zijn staat weinig ze meer in de weg nog jaren en jaren mee te gaan. Ach, met die bibbers vast ook wel. (Ralph-Hermen Huiskamp) 

Mammút mist slagtanden
Het IJslandse vijftal Mammút zou 'vlammende postpunk' maken, maar in Huize Maas begint het gelijk al met rommelige noiserock waarbij de drummer er irritant vaak naast zit. Wat volgt is een stroom van stuurloze nummers die het vaak moeten hebben van niet meer dan twee akkoorden en een frontvrouw die haar best doet het stemgeluid van Björk te imiteren en oerkreten maken die je normaliter alleen in de kraamkamer hoort. Deze 45 minuten zijn dan ook een zware bevalling waarbij niets memorabels voorbij komt, de lichtshow ronduit irritant is en de kenmerkende energie en dreiging van postpunk ergens in de kleedkamer zijn gebleven. In plaats daarvan wel mooie outfits en een award in IJsland voor 'beste albumcover'. Nee, deze Mammút mag weer terug in de ijskast. (Bas van Duren)

Ontwapenend Ibeyi geeft een bijzondere tweeling-act
Tweeling. Dat is wat Ibeyi betekent in het Yoruba, een oude taal die behoort tot het gelijknamige West-Afrikaanse volk, waarvan afstammelingen in Cuba zijn terechtgekomen. De Frans-Cubaanse tweelingzussen Lisa-Kaindé and Naomi Diazzijn proberen de cultuur van hun vader in stand te houden. Dat doen ze vanavond op een bijzondere manier.

Bijzonder, omdat hun combinatie van traditionele muziek en hitgevoelige minimalistische electropop nergens gimmicky aanvoelt. Na een verlegen begin vertellen de twee zussen tussen de nummers door over hun afkomst (in aanstekelijke Kwik, Kwek en Kwak-stijl) en manen ze het publiek tot dansen. En met succes: 'River' (bekend van die fraaie onderwaterclip) wordt zelfs al met gejuich begroet. Op een gegeven moment wordt het zelfs nogal melig op het podium als ze bijna de slappe lach krijgen om het flesje water dat ze moeten delen.

Ze wisselen het af met spiritueel geladen a capella intermezzo’s – helaas enigszins verstoord door iemand met een hardrock-ringtone. Ook verder vullen ze de arrangementen minimalistisch in met piano, elektronische beats en extra ritmes op zowel cajón als het eigen lichaam. Het is zowel authentiek als hitgevoelig, een knappe combinatie. Benieuwd waar we de tweelingzussen gaan tegenkomen. Voor het doorsnee poppubliek is Ibeyi wellicht te obscuur, maar de spannendere festivals van Europa zijn bij dezen gewaarschuwd. Motel Mozaique hapte alvast toe. (Sjoerd Huismans) 

Bekijk de 3FM On Stage live sessie van Ibeyi op Eurosonic 2015.

Happyness maakt een klein groepje gelukkig
Het gaat verbluffend goed met de Engelse popmuziek, maar gitaarbandjes hebben het maar moeilijk. Eigenlijk lukte het alleen Royal Blood om echt door te breken, terwijl de sleazy trashpunks van Fat White Family een cult status veroverden. Is Happyness dan de nieuwe belofte? De band is al geboekt voor Down The Rabbit Hole, en gezien de samenstelling van het publiek zou een plekje op Into The Great Wide Open niet ondenkbeeldig zijn. 
 
Happyness bracht halverwege het afgelopen jaar een lekker rommelig plaatje uit, dat goed viel bij liefhebbers van 90s indie zonder sterallures, van bands als Pavement en Sparklehorse. De band telt twee zangers, die geen van beide een uitgesproken stem hebben, en eerlijk gezegd ook niet al te veel charisma. De bassist gebruikt sommige liedjes een stemvervormer, en dat geeft wel een aardig randje aan de muziek, maar verder blijft het toch allemaal weinig sensationeel. Natuurlijk hoort het te rammelen, maar af en toe wordt toch ook de grens van onkunde wel stilzwijgend overschreven. Oh ja, er zijn wel af en toe sterke momentjes, zeker ook dat lekker lange slotnummer, dat ideaal is voor een fietstocht op een winderige morgen. (Atze de Vrieze)
 

Kiasmos: componisten veroveren de dansvloer met de nieuwe wildernis
IJslandse componist Ólafur Arnalds gaat het even helemaal anders doen. Niks geen piano's, weelderige strijkkwartetten en subtiele elektronica. Aangevuld met Janus Rasmussen wil hij de dansvloer op als Kiasmos.

Los zijn bijna alle tracks in de set de moeite waard. Warme, open producties met nu en dan wat industriële samples er over heen. Denk Moderat, of soms zelfs de tunes die Gui Boratto al jaren niet meer uit zijn mouw geschud krijgt. Als geheel voelt het daarom ook wat gedateerd. Zeker in combinatie met de langzaam bewegende natuurbeelden die ze uit de beamer slingeren. Dat is toch al wel best een poosje niet zo tof meer. De vraag is of mensen hier nou nog echt op zitten te wachten. Zeker als het niet even een kippenvel, terugschakel moment in een set is, maar een uur lang. Het antwoord vanavond is in elk geval ja. Met gemak krijgt het duo het Grand Theater in beweging. En dat zullen ze vast nog wel een jaar vol houden als ze de festivals en clubs langs gaan. (Ralph-Hermen Huiskamp) 

The Staves en Bon Iver, een gouden samenwerking? 
'Yes, we are sinners. Die opmerking over drinken in een kerk doet de nodige wenkbrauwen fronsen in de Der Aa-kerk. Hij is namelijk afkomstig van de drie keurige Engelse zussen van The Staves. En die zijn hier juist perfect op hun plek: mierzoete folkpop, in loepzuivere close harmony gezongen bovendien. De invloeden uit country en Americana zijn ruimschoots aanwezig op debuutalbum Dead & Born & Grown.

Sinds de samenwerking met Justin Vernon a.k.a. Bon Iver – hij produceert de aankomende tweede plaat van de zussen – is het muzikaal gelukkig minder veilig dan voorheen. In de paar nieuwe songs (ook die van de al verschenen EP Blood I Bled) is zijn invloed duidelijk te horen in de bombastische ritmes, lang uitgesponnen akkoorden en zweverige baslijnen.

En dat allemaal tegen middernacht in een kerk, de ambiance is er hoor. Maar dat drinken? Toch beter niet doen. Enkele festivalgangers die nauwelijks meer recht kunnen staan hadden toch beter een dj op kunnen zoeken - dit soort verstilde folkpop komt natuurlijk pas tot zijn recht als iedereen zijn bek houdt. Het zij die bezoekers vergeven, The Staves weet de aandacht gedurende bijna drie kwartier ook niet vast te houden. Daarvoor zijn veel liedjes simpelweg te saai en te braaf. We vestigen onze hoop op Juston Vernon. (Sjoerd Huismans) 

Ella Eyre heeft een hoop, maar nog niet de hits
Eyre heeft als gastvocalist al aardig wat hits op haar naam staan. Dat verklaart meteen waarom ze bij de opener als een volleerd diva op het podium springt, en het in haar hoofd haalt om al bij het tweede nummer het publiek te vragen mee te zingen. Dat dat niet gebeurt, zag ze natuurlijk zelf ook wel aankomen, zo op een showcase festival. Maar het maakt wel meteen haar ambities duidelijk.

Ze zet alles op alles om een popster te worden. Ze heeft er ook wel genoeg voor in huis. De looks, de attitude, de glittermicrofoon, de lichtshow, en vooral de stem. Want echt, met die stem verbloemt ze de eerste helft van haar show bijna dat de nummers niet echt goed zijn. En de band eigenlijk ook niet. Haar soulvolle stem verdient meer dan zo'n zompige bas, en een paar echte blazers in plaats van een synthesizer had ook mooi gestaan. Maar als ze halverwege met Rudimental track opschakelt, en toch nog wat betere tracks uit haar mouw schudt, laat ze toch even zien een zaal echt in te kunnen pakken. Nog iets meer goede tunes, en dan kunnen we haar op de grote podia zien. Met de rest zit het in elk geval wel goed. (Ralph-Hermen Huiskamp) 

Eurosonic-herkansing Mapei pakt bijzonder goed uit
Is het een goed teken als je als opkomend artiest een tweede stempeltje kunt zetten op je Eurosonic stempelkaart? Dat valt te betwijfelen, maar Mapei mag ’t vanavond doen. In 2008 was de in Zweden wonende Amerikaanse ook al eens in Groningen, maar zou niet de annalen ingaan als de meest succesvolle act van de lichting waar, onder andere, The Ting Tings en Calvin Harris (!) deel van uitmaakten.

Dat zou dit jaar weleens heel anders uit kunnen pakken, want nu komt ze niet ‘slechts’ gewapend met een EP, maar heeft ze debuutalbum Hey Hey onder de arm. En dat scheelt een een paar jaar aan zangtraining, lange tijd haar achilleshiel. Want je kunt wel The Shirelles en Rose Royce noemen als invloeden, dat maakt niet dat je vocaal net zo sterk bent. Op dat vlak is er een hoop verbeterd, waardoor nog duidelijker is dat Mapei muzikaal ontzettend veel goede ideeën heeft. De liefde voor slimme elektropop is live wat minder aanwezig, maar daar komen bakken vol soul, hiphop, rap en zwoele R’n’B voor in de plaats. Mapei bestrijkt het hele spectrum van Pharaohe Monch (“Simon Says Get The Fuck Up!”) tot een mierzoete versie van Outkast’s Prototype. Afgelopen zomer kon de Zweedse niet overtuigen in de Lowlands X-Ray, vanavond laat ze zien dat een herkansing helemaal geen gek idee zou zijn. (Tomas Delsing)

Cairo Liberation Front misschien wel Keeswaardiger dan Kees van Hondt zelf
Zou er een ranglijst zijn voor de meest Keeswaardige act op Eurosonic, dan zou Caïro Liberation Front fier aan kop gaan. Sterker nog, de Tilburgers Yannick Verhoeven en Joep Schmitz uit-kezen Kees van Hondt zelf! Dat doen ze met Electro-Chaabi, elektronische Egyptische bruiloftsmuziek, maar vooral met een ontketende Schmitz. Bij aanvang staat de wierook vredig te roken op de hoeken van de DJ-set, maar al snel worden de rokende stokjes uitgedeeld aan het hossende publiek. Dat ook nog eens getrakteerd wordt op buikdansers. En theedoeken van het model Arafat, fonetische (weinigen zijn het Arabisch machtig) singalongs en wodka uit een waterpistool.

Door het voortdurende bombardement aan prikkels vergeet je bijna te luisteren, maar dat zou zonde zijn. Want Caïro Liberation Front heeft hits. Ze klinken niet zoals je gewend bent, maar zijn evengoed behoorlijk catchy. 50 Cent's In Da Club klinkt verrassend leuk in de Electro Chaabi-versie, en er is natuurlijk die fijne remix van SBMG’s Oeh Na Na. Na drie kwartier lijkt de koek een heel klein beetje op te zijn: de enkeling die ervoor kiest om weg te gaan, mist de sitdown en een stage-invasion. Kees van Hondt werd een culthit met zijn Kwalitatief Hoogstaande Flauwekul voor de Intelligente Onbenul, Caïro Liberation Front gaat hem achterna met Kwalitatief Hoogstaande en Intelligente Flauwekul voor de Multiculturele Onbenul. (Tomas Delsing)

The Sound Of Young, Old and Shoegazing Holland
Al zeven jaar houden Lepel Concerts (die Wolvon-jongens) en Subroutine Records (hun bazen) dit side-event. Plaats van handeling zijn de kleine kroegen O’Ceallaigh en De Kult. Kin (Kim uit Manchester met leden van The Swains en Vox Von Braun) onthaalt ons op fijne shoegaze. Vervolgens is op de eerste etage onder de titel 'Verschwende deine Jugend' de beurt aan De Avonden: striptekenaar en Hospital Bomber Marc van der Holst speelt, geïnspireerd door Gerard Reve. Het droogkomisch hoogtepunt bestaat uit een verhandeling over hoe zijn as op het A-Kerkhof wordt begraven. "Er gaat niets boven Groningen. Als iemand over de Knarie begint, pleeg ik zelfmoord, of over het het Oosterpark of die keer dat Nirvana in Vera speelde... pleeg ik zelfmoord."

Iets minder zwartgallig opereert The Sweet Release Of Death. De Rotterdammers doen ook in shoegaze, van de getergde, noisy soort. Dromerig, met verkilde vocalen van bassiste Alicia, een beetje als Gwendolien Douglas van Space Siren. Die band is sowieso een goede referentie. Naar verluidt waren ze ook de laatste band die in de studio van wijlen Corno Zwetsloot opnam, maar ze mogen de erfenis (if any) nog niet opeisen. TSRoD is wel spannend met die noisy, gelaagde shoegaze en gemene zang, maar in sommige stukken wat onaf en voorspelbaar. Een jaar geleden verscheen album Bulb op Zwetsloots Katzwijm Records en deze show smaakt naar een opvolger en naar meer. (Ingmar Griffioen)

Rockend The Picturebooks doorbreekt de geluidsbarrriere
Duitsers die een Amerikaanse sound imiteren, kan iets heel koddigs hebben zoals The Baseballs. Dat het ook overtuigend kan, bewijst The Picturebooks in een stampvolle Spieghel: twee oermannen op drums en gitaar die zo uit Death Valley lijken te komen, maar toch echt luisteren naar de namen Fynn Claus Grabke (zang en gitaar) en Philipp Mirtschink (drums) uit het nog Duitser klinkende Gütersloh. De muziek? Woesterdanwoeste desert- en bluesrock. Vergeleken met The Picturebooks is The Black Keys opeens de Nick & Simon van de scene. De Teutoonse donderslagen die Mirtschink uit zijn drums tovert (met paukenstokken!) komen nog het dichtst in de buurt van hoe Tunguska had moeten klinken. Uit de gitaar van Grabke komen onmogelijke geluiden en riffs die je moet opzetten als onze wereld wordt opgeslokt in een zwart gat. Hard? Ja, tot het punt dat menig trommelvlies loswappert, maar dat is het dubbel en dwars waard. Grabke en Mirtschink hebben een motorgarage waar hun album ook is opgenomen. Die constante blootstelling aan lawaai zal er dan ook voor hebben gezorgd dat de geluidslevels hier een nieuw niveau halen. Maalt iemand hierom? Ja, een paar haken af omdat hun oordoppen van 50 cent hier weinig zullen uithalen, maar de rest wordt getrakteerd op een afwisselende set van blues, boogie en de altijd dominante rock. Na krap driekwartier gaan de heren onder luid applaus terug naar de kleedkamer voor ongetwijfeld een goed glas whiskey aangelengd met een druppel motorolie. Water is voor watjes. (Bas van Duren)

Sólstafir: filmische, vreemde Viking post-metal in een geiserbad
Atmosferische IJslandse rock 'n roll noemen ze het zelf, de presentator houdt het op atmosferische cowboy metal en Viking post-metal is ook geen gekke. Sólstafir is hoe dan ook een vreemde eend in de Eurosonic, ja zelfs in de IJslandse bijt. De bandnaam (stralende zonnestralen) is zo'n beetje het tegenovergestelde van de sfeer: het weidse, desolate en kille IJsland overspoelt ons in lagen metal en filmische post-rock. Opener 'Ljós í Stormi' duurt bijna een kwartier, waarna in 'Ótta' (titelnummer van de sterke laatste plaat) de post-rockspanning met de brul van Aðalbjörn "Addi" Tryggvason pas echt tot ontlading komt.

Vera krijgt ook de metal-kant van Sólstafir te horen, waarna 'Fjara' het meest meeslepende prijsnummer blijkt. Het oogt bizar en theatraal: de gitarist is een lange Lemmy, de bassist een kleine Dropkick Murphy, de drummer een kruising tussen Rob Zombie en Max Cavalera en de zanger een folky LARP'er met een knotje, die gerust stelt 'We are the greatest partyband in the universe.' Meer ironie, maar Sólstafir kan het hebben. De boog blijft het hele concert subliem gespannen, in het geweld van die laatste extatische track begeeft de hihat het en het desolate eilandgevoel maakt plaats voor een warm geiserbad. Een Eurosonic-ontdekking kunnen we het - na shows op onder meer Roadburn en Paaspop, niet noemen, Sólstafir is wel duidelijk op weg naar de grotere NL festivalpodia. (Ingmar Griffioen)

Samaris tast volledig in het duister
Op plaat luistert Samaris goed weg. Een soort Björk, maar lichter van klank en met meer melancholie. De act: een dj, geflankeerd door twee dames, beiden donker gekleed. De één zingt, de ander speelt klarinet, waar de stem van zangeres Jófríður Ákadóttir verrassend goed bij past. Het IJslandse trio wordt van achteren verlicht en in de hoge koepel van de Stadsschouwburg ziet dat er imposant uit. Samaris gooit het op mysterie. De zang is niet te verstaan, tenzij je IJslands spreekt, maar de teksten zijn gebaseerd op 19e eeuwse poëzie. We zien alleen het gezicht van de dj in het licht van zijn laptop, verder slechts contouren. Aanvankelijk schaarse, duistere bassen. Naarmate de set vordert voller en dreigender.

'Dit nummer gaat over raven die vliegen in de duisternis.' Ákadóttir kondigt het laatste nummer aan. Nog steeds hebben we haar gezicht niet goed gezien. Soms een glimp terwijl ze danst, alsof zij helemaal in trance is. Tenminste, daar zal zij het op spelen, want heel overtuigend is het allemaal niet. De liefde voor duisternis ('Góða Tungl', hun meest bekende nummer, is een ode aan de maan) lijkt eerder een poging om onervarenheid te verhullen. Het publiek trapt er niet in, aanvankelijk was de zaal redelijk gevuld maar tegen het einde van de set is daar weinig van over. Een plukje mensen voor het podium luistert, maar achterin wordt gekwebbeld. Samaris mist live nog zekerheid. Zij zijn nog jong en allicht komt dit met de tijd, maar op Eurosonic weten zij niet te overtuigen. Daarvoor wordt het trucje te snel oud. (Tim van der Steen)

Retestrakke pleurisherrie Marmozets laat Gronigen beven
'Er zijn in Groningen een paar aardbevingen geweest de afgelopen dagen. Dat was nog niets vergeleken met wat nu komen gaat.' Iets te veel eer van de presentator, maar indruk maken zij wel: Marmozets. Een vijfkoppige post-hardcore band uit Yorkshire. De band telt maar twee achternamen, een gitarist en de drummer zijn broers van zangeres Becca McIntyre, de bassist en tweede gitarist zijn ook broers. De Marmozets spelen samen sinds 2007 en dat is te horen: post-hardcore, gemixt met stukken math metal. Strak gespeeld en de band heeft goede riffs. Vooral 'Captivate You', een nieuw nummer, is meeslepend.

Naast strakke tracks is de grootste verdienste van Marmozets de frontvrouw. Becca McIntyre heeft een goede strot, zeker op de stukken waar ze schreeuwt en grunt. De cleane zang houdt ze echter niet de hele show vol. Haar aanwezigheid is wat het hem doet: op het voorste puntje van het podium - nog voor de monitoren, gaan staan, en dan het publiek in springen. Er wordt een pad voor haar gevormd, zodat ze mensen in het gezicht kan schreeuwen. De band heeft flair en flink wat energie. Het beste wordt voor het laatst bewaard: 'We have a crazy side, now you're gonna show it.' De drummer, die de hele show colbert en overhemd aanheeft, staat ineens met ontbloot bovenlijf op zijn drumstel. Heftige stukken math met goede breakdowns. Als Becca de zang strak trekt, kunnen de Marmozets nog ver komen. (Tim van der Steen)

Clap! Clap! werpt Afrobeat, tropical bass en techno in de hyperblender
De Italiaanse producer C. Crisci kwam al voorbij op Lowlands en Pitch, leverde in 2014 een fijne Afrikaanse bass-cocktail af op album Tayi Bebba en ziet nu een volle Simplon voor zich. Clap! Clap! is de naam en het integreren van Afrikaanse ritmes en vocals in een hectische mix van bass, techno en footwork is zijn ambacht. Het gevoel is tropisch (zeker ritmisch) en een beetje alsof je Skip & Die, cumbia, Afrobeat en dance in een blender gooit. Alles door elkaar en het liefst in een manisch tempo, en dat werkt goed. Crisci is beweeglijk en pompt met veel vuistgewapper (hij lijkt een beetje op die razende Fin Huoratron). Bij elke vocal sample gaat hij zelf breed articulerend hard mee. En dat slaat over op die dansvloer.

Boem boemmmm, clap, clap, boemm, pistoolgebaren erbij en alles. Pompeus zijn de beats, maar vol weirde tropicalia ter verluchtiging. Wild en erg veel hak op de tak, maar wat een hak en wat een tak. Damn, dit is gabbersnelheid, hyperritmes met bass, sirene erin en afmaken met Eddie Grant-achtige reggae. Meer Afrikaanse vocals nu in de cocktail, denk Mory Kante on speed. Clap! Clap! weet van geen ophouden, de volgende dj zit al balend achter hem te wachten, maar hij gooit nog even zijn eigen Kuj Yato er in. Dan komt de duizelingwekkende trein eindelijk tot stilstand. Even naar lucht happen en dan hopen op nog een festivalseizoen met Clap! Clap!. Pak die Lowlands-set er ter verduidelijking maar even bij. (Ingmar Griffioen)

Sunset Sons, die leuke festivalband die iedereen vergeet
Op het podium vier surfdudes. Ze ogen enorm relaxed en klinken als Kings Of Leon die watvan de levensvreugde van Will And The People hebben geleend. De Australische frontman, met oversized wit T-shirt en losse knot, heeft de stem van Caleb Followill maar is minder chagerijnig. Zijn keyboard schuift steeds naar voren, of wij hem even opvangen als hij valt. Ontspannen humor, prima voor het tijdstip. Sunset Sons speelt rond half een in het Groninger Forum. De industriële zaal is slechts voor de helft gevuld. De feelgood muziek gaat er in als koek. 'You guys are such good clappers!' Sunset Sons is een band die geen seconde verrast (maar ook niet verveelt) met teksten vol meisjes en drank. Kortom, muziek waar je het heel gezellig bij hebt en de zon gaat direct schijnen. Dit ga je vaak horen op de radio en zien op festivals, maar is eigenlijk is een keer misschien meer dan genoeg. (Tim van der Steen)