“Overdag lijkt Maarssen wel een schattig dorpje, hè?” Lijpe lacht, gehuld in een dikke zwarte bodywarmer, haar keurig opgeschoren en een net iets te sterke geur van deodorant en mannenparfum. Het is half 2 's middags, er schijnt een waterig winterzonnetje en we staan in de winkelstraat van het dorpje, tussen de Kruidvat, Hema en een kaaswinkel. Even verderop loopt de Vecht door een pitorresk grachtje. Lang niet verkeerd, dat Maarssen, zou je zeggen. “Maar ’s avonds komen wij naar buiten. En vroeger hingen we hier ook overdag, lekker tijd spenden in de wijk. We hebben hier zoveel kattekwaad uitgehaald. Kijk, daar is een passage.” Hij wijst grinnikend naar een steeg aan de andere kant van de parkeerplaats. “Als de politie hierlangs kwam, renden wij zo via die passage en gooiden we al die kliko’s daar op de grond zodat de agenten er niet langs kunnen. Kijk, die andere hoek, daar loopt het dood, als je daar staat krijgen ze je te pakken.”
Lijpe (22), vrienden noemen ‘m Appie, is een jongen zoals er in Nederland zovelen zijn. Kind van Marokkaanse ouders, op school kwam hij niet altijd mee, dus was Appie vooral op straat te vinden. Hij ging van paar gram dealen naar tientallen bricks, rapt hij dwingend op zijn debuutalbum Levensles. Soms klinkt hij woedend, soms stoer, vaker teleurgesteld. Over de zwangere meisjes die eigenlijk te jong zijn om moeder te worden, over vrienden die vast zitten en over de negatieve spiraal waar je in kunt belanden als je te lang in Maarssen rondloopt.
Lijpe: "De vrijheid van meningsuiting is mensen naar het hoofd gestegen"
Marokaanse rapper kanaliseert onderbewuste van Maarssen op debuutalbum Levensles
Na bijdrages aan het succesvolle New Wave-album en videoclips die miljoenen views pakten, brengt de Marokkaanse rapper Lijpe deze week zijn grimmige debuutalbum Levensles uit. Waarom straatjongeren als hij zich nergens thuisvoelen en hoe ze langzaam kunnen afglijden. “Ik wilde aan de straat ontsnappen, maar hier blijft alles aan je kleven.”
Op de radio zul je zijn muziek niet zo snel horen, maar op internet is Lijpe razend populair: veel van zijn video’s klokken meer dan een miljoen plays. Afgelopen jaar werkte werkte hij mee aan het New Wave-album, waar hitsingle Drank & Drugs uit kwam rollen en hij zelf tekende voor de fantastische banger Dikke Gun. En nu is er het debuutalbum Levensles, met gastbijdrages van o.a. Hef, Ares, Mocromaniac en Fresku. Lijpe: “Ik vertegenwoordig een hele grote gemeenschap die zichzelf niet kan vertegenwoordigen. Zij kunnen alleen maar roepen, ik kan het op een plaat zetten en in een liedje brengen, zodat miljoenen mensen het horen.”
Hoe zou je die gemeenschap omschrijven?
“Dat spreekt voor zich. Dat zijn de jongens van buiten, de jongens met een struggle. Ik moest keihard rennen, en soms ook iets raars doen.”
Iets raars?
“Ja, gewoon, iets aparts. Iets geks. Dan had je weer even wat geld. Mijn ouders hadden het niet heel breed, dan stop je wel met geld vragen. Ik was op mezelf, dat heeft me hard gemaakt.”
Inmiddels lopen we over de markt van Maarssen. Aan de rand ervan staat het nette rijtjeshuis waar Lijpe woont met zijn ouders, zusjes en broertje. Zijn oudere zus (25) is inmiddels afgestudeerd in Rechtsgeleerdheid en getrouwd, vertelt Lijpe trots. Hij tuurt omhoog naar een lantaarnpaal. “Kijk, de politie heeft hier overal camera’s neergezet. Hier eentje, daar nog een en voor de deur bij ons huis nog een. Ik kan geen kant meer op. De politie ziet wanneer ik naar huis ga, wanneer ik de deur uit ga. Tenzij ik via de achterdeur ga, maar we zitten niet meer op dat punt. We kunnen gewoon via de voordeur. Niets aan de hand. Maar het is wel fokked op, vier camera’s voor je deur. Het is een stukje privacy, hè? Ze weten het direct als jíj iets hebt gedaan… En als iemand je auto raakt op het plein en je gaat naar de politie? Dan kunnen ze de camerabeelden opeens niet meer terugvinden.” Hij valt even stil. “Nou ja, daar verderop is een grote speeltuin voor de kleintjes. Dat deden wij ook, toen we nog geen zorgen hadden, geen stress.”
Op welk moment kwam die stress?
“Het moment dat ik de basisschool verliet. Ik had best een lage cito-score dus ik moest naar een… het was niet echt een probleemschool, maar wel een praktijkschool, weet je? Daar zitten kinderen die niet helemaal hun best hadden gedaan. Je komt in een andere omgeving terecht, leert andere mensen kennen en hebt opeens alle tijd: ik was vaak al om 1 uur ’s middags vrij. Zo kom je weer buiten, en daar komen problemen van. Stoerdoenerij is gevaarlijk, helemaal als het met vrijheid wordt gemixt. Dan ben je ver van huis, man.”
Leg eens uit.
“Nou ja. Dealen, dat hebben we allemaal gedaan. Bijverdienen, dat is gewoon normaal, snap je? Overval hier, inbraak daar. Op straat kom je al gauw in zulke cirkels terecht, als je teveel verkeerde jongens leert kennen. En dan kom je gerust in de bajes terecht. Veel vrienden zitten nu vast voor… het ging juist zo goed met ze, maar het zijn oude zaken die toch worden opgelost. Dan ben je wel een paar jaar weg voor een overval. Voor een inbraak wat korter, voor dealen soms ook twee jaar. Is dat het waard? Beter kijk je goed achter je, verander je iedere week van telefoon, anders word je gepakt. Dat is de straat, man. Op een gegeven moment wil je weg van daar. Ik wel, in ieder geval.”
Het lukte hem om aan die negatieve spiralen te ontsnappen door – cliché hè? – te gaan rappen. Eerst in de studio van een vriend, daarna “op de block” spitten en freestylen. “Mensen namen soms een cameraatje mee. Niet eens om te delen, maar om onszelf terug te zien. En die filmpjes werden dus steeds beter bekeken. Muziek is een redmiddel, voor bijna elke artiest uit mijn milieu.” Waar ze zoal hingen? Nou ja, hier dus, wijst Lijpe. We lopen langs de rand van een woonwijk, bij een grijze betonnen bejaardenflat. “Maar ja, we mogen hier niet meer staan, dat werd afgeschaft door de politie. Er wonen hier allemaal oude mensen, stonden wij tot drie uur ’s nachts lawaai te maken. Je staat er als jongere jongeren toch niet bij stil. Later besef je je pas: ‘Deze mensen zijn oud, die hebben hun rust nodig.’”
Tegelijkertijd is het natuurlijk ook niet leuk om ergens niet te mogen staan, je niet welkom te voelen, zegt hij. “We konden de buurt niet uit, er waren momenten dat je zelfs geen geld hebt voor de bus. Ga je hiernaartoe, word je weggestuurd. Ga je daar staan, word je wéér weggestuurd. Waar ga je dan heen? Ja, dan is het toch moeilijk om je plek te vinden. We hadden bijna een samenscholingsverbod gekregen. Dat is toch verrot in je jeugd. De politie had z’n handen vol aan ons, alleen al om ons overal weg te sturen. Zo hebben we langzaamaan een kleine haat voor ze ontwikkeld.”
Maar waarom ga je dan niet lekker thuis zitten?
“Ja, dat zeiden zij ook: ga maar bij je moeder voor de deur zitten! Maar nee, wij wilden juist weg van huis, en probeerden een uitweg te vinden. Zo ben ik op straat terecht gekomen. Ik houd van de buitenlucht ben geen huismuis of een kluizenaar, en op die leeftijd van zestien al helemaal niet. Dan ga je niet bij je ouders op de bank zitten”
Zijn ouders, vertelt hij, zijn op Marokkaanse grond geboren en verhuisden beiden naar Nederland op zoek naar een beter bestaan. Vooral zijn moeder komt veel naar voren in zijn tracks, vaak maakt hij excusen en soms zet hij haar op een voetstuk. “Veel mensen vragen me: waarom rap je zoveel over je moeder? Waarom niet? Ze heeft me negen maanden gedragen, ze heeft me tweeëntwintig jaar gemaakt tot wie ik ben en wat ik nu doe. Waarom zou je niet over je moeder rappen, en wel over je chickie? Ik bedoel: wie staat er hoger, dan? Je moeder of je chickie? Als ik muziek maak, denk ik ook aan mijn moeder. Want je weet het niet, deze plaat kan ook goud of platina gaan. Oeeee, dat zou ze leuk vinden. Mijn ouders zouden me nooit in de regen laten staan. Als ik nu vast kom te zitten, of er gebeurt iets geks? Mijn moeder zou me nóóit in de steek laten. En mijn vader? Die heeft me wel eens van het bureau moeten halen.”
Ondertussen stopt een grijze Volkswagen-personenauto naast Lijpe. Een meisje begint tegen hem te schreeuwen, met een knipoog: “Hee Appie, je woont in een fucking dorp, man!” Hij: “Alles goed?” Zij: “Jaaaaa!” Tegen mij, verontschuldigend: “Ja, eh, iedereen hier kent me. Kinderen zijn soms zelfs brutaal genoeg om bij mijn moeder aan te bellen om een handtekening en een foto te vragen.”
Even terug: wat doen je ouders eigenlijk?
“Mijn moeder is huisvrouw, mijn vader is een keihard werkende en zorgzame man. Hij is schoonmaker, al 23 jaar. Ze zijn hartstikke gelukkig, man. Mijn moeder spreekt beter Nederlands als ik, mijn vader is van de Marokkaanse taal, hij heeft zich nooit echt verdiept in het Nederlands.”
Is Marokko belangrijk voor je? Je rapt ‘In Marokko wil ik een huis bouwen, want in dit land kan ik het niet langer uithouden’.
“Zeker. Ik kom er niet eens vandaan, en ik wil er terug naartoe. Doei Nederland! Hup daarheen. Ik bedoel, kijk eens om je heen. Er is hier toch niets?” Hij kijkt naar de, toegegeven, nogal troosteloze wijk waar we doorheen wandelen. “Wanneer ik in Marokko ben, heb ik nergens last van. Ik heb geen pijn, geen stress of hoofdpijn, ik krijg geen gekke briefjes binnen. Je voelt daar een bepaalde leegte en rust. Hier in Nederland blijft alles kleven, ook dingen die je los probeert te laten lijken achter je aan te komen rennen. In Marokko kan ik als het ware een nieuwe start maken. Maar daar heb je wel geld voor nodig.”
Heeft dat ook met het politieke klimaat te maken? Hoe kijk jij tegen een man als Geert Wilders aan?
“Nou ja.. We laten ons sowieso niet kennen, we trekken ons niets aan van Wilders, we maken ons geld hier en dan heeft Wilders sowieso op een gegeven moment geen last meer van ons. Wij gaan toch wel terug. We zijn hier niet om de boel vies te maken, we zijn hier om doekoe te verdienen. Er wordt in Marokko ook niet raar naar me gekeken. En nee, ik heb niet één keer raar naar een van jullie gekeken. Ik ben hier geboren en opgegroeid tussen de verschillende rassen. Ik heb op een best blanke school gezeten, en je ziet dat zo’n persoon anders naar je kijkt. Maar dan hoef je mij toch nog niet vies te maken, of kapot te willen krijgen?”
Dat lijkt me een bizarre gewaarwording.
“Ik vind het ook apart. We halen allemaal dezelfde boter en brood bij de Albert Heijn, we drinken hetzelfde water uit de kraan. Ze zeggen hier in Nederland: ‘We zijn allemaal gelijk’, maar daar klopt helemaal niets van. Een groot gedeelte van Nederland wil zich nóóit gelijk stellen aan ons. Maar wij laten ons niet kennen, hoor. Ik wil er niets meer van zien en horen, ik ben doof en blind geworden voor de mensheid. Overdag ben ik weg, ’s avonds laat kom ik naar huis, en hopelijk ligt er dan nog wat lekkers in de oven. Ja, die lieve moeder van me! Dan eet ik nog wat en ga ik slapen. Wie wat heeft gezegd of wat gedaan, dat moet ie lekker zelf weten. Met vooroordelen hebben ze alleen zichzelf. Maar ze drijven er wel de mensheid uit elkaar.”
Heb je het gevoel dat het erger wordt?
“Ja, eigenlijk wel.”
Hoe merk je dat?
“Weet je wat het is? Vroeger had je misschien wel racisme, maar dat was verborgen racisme. Mensen dáchten het wel, maar hielden het in hun hoofd verborgen. Nu heb je mensen die denken: ‘Ik zeg lekker wat ik wil.’ Die vrijheid van meningsuiting? Die is echt bij mensen naar het hoofd gestegen, ze denken maar dat ze álles kunnen zeggen. En wij? Wij mogen niets zeggen. Maar daar heb ik ook helemaal geen zin in. We zijn aan het grinden, we zijn aan het rennen, we willen geld zien. Praatjes? Daar hebben we niets aan. Natuurlijk hoop ik dat het beter wordt. Maar zie je deze blik?” Hij laat een lange, veelbetekenende stilte vallen en tuurt behoorlijk emotieloos voor zich uit. “Deze blik zal ik altijd houden, met of zonder racisme en tegenslagen.”