"De plek is niet zo heel mooi, maar dat maakt niet uit, hè? Je kunt het allermooiste poppodium ter wereld hebben, maar als daar geen goede cultuur heerst, dan heb je er niets aan." Dat zegt Niek Nellen, zanger van Afterpartees, zittend aan de toog in OJC Niks te Horst, Limburg. Het ruikt hier naar verschaald bier, het systeemplafond is vergeeld en het aquarium achter de bar kan wel weer een schoonmaakbeurt gebruiken. Het is zondagavond, een activiteit is er vandaag niet gepland en toch hangt er een stuk of tien vrijwilligers rond, jointjes draaiend, biertjes drinkend en pingelend op een basgitaar. "Je kunt je thuis vervelen, of je kunt je hier vervelen, met je vrienden aan de bar", lacht een van hen, "en een beetje onzin uithalen. We hebben wel eens een compleet skatepark gebouwd in het jongerencentrum. En een zwembad van bierkratjes en een stuk zeil. Als je de materialen maar hebt, dan gebeuren er hier wel domme dingen."
The Bigger Picture: de magie van het jeugdhonk
Hoe lamlendige tieners als Afterpartees en Eric van Eerdenburg (Lowlands) hun ambitie vonden
In elk dorp staat er wel eentje: een piepklein hufterproof jeugdhonk waar de jongeren samenkomen om zich collectief te vervelen. Je kijkt er snel overheen, maar er gebeurt hier iets magisch: hier veranderen lamlendige stonede jongeren in… nou ja.. ambitieuze stonede jongeren. Van de directeuren van Lowlands, Roadburn en Le Guess Who tot John Coffey, Sjaak en Afterpartees: de eerste kiem van hun ambitie ontstond niet in Paradiso, niet in de Heineken Music Hall en ook niet op Pinkpop, maar in enkele van de vele jongerencentra die Nederland rijk is. Eric van Eerdenburg (Lowlands): "Het zijn poelen van verderf, dat wel."
OJC Niks is een keet waar er honderden van staan in Nederland, aldus Niek. En zo is het: van Walhalla tot Nirwana, van de Stédsj tot de Sjor en van Niks tot Number One, het land is bezaaid met jeugdhonken. Rappers Sjaak en Appa namen hun eerste tracks op in het Amsterdamse jongerencentrum JACO en verspreidden ze via Bluetooth. The Flexican hing daar ook rond. Drie leden van John Coffey begonnen hun crowdsurfcarrière in de jeugdsozen in Barneveld. Johan Gijsen (programmeur TivoliVredenburg/Le Guess Who) en Bob van Heur (programmeur Le Guess Who/Belmont Bookings) groeiden op in de Sjor in Roggel. Walter Hoeijmakers organiseerde zijn eerste evenementen in de sozen in Venray. Frank Kimenai, manager van traumahelikopter en Afterpartees, kan nog wel een boekje opendoen over JC de Poort in Dongen. Dít zijn de plekken waar jongeren voor het eerst in aanraking komen met muziek, met een bandjescultuur. Waar ze voor het eerst een gitaar ter hand pakken of een show geven.
“Dik tien jaar geleden kwamen we hier al met kindercarnaval”, vertelt Niek in OJC Niks, Horst. “Als je hier links uit het raam kijkt zie je een flatgebouw, daar zat onze basisschool. Met carnaval gingen we hier een zakje chips eten en cola drinken.” Zijn broertje en Afterpartees-gitarist Bas vult aan: “Er hing hier al een sfeer van: ‘Oh, de Niks! Daar hangen de blowers! De drugsgebruikers!’ Ik vond het heel interessant dus ging er eens kijken.” Hij kwam er voor het eerst met ‘Space Night’, toen Niek helemaal naar Nijmegen was gereden om voor 100 euro aan graszoden en waterpijpen te kopen. “Ja, dat was heel anders dan de après ski-tent in het centrum. Hier komen de mensen die het niet zo nauw nemen, de alternatievelingen. En daar wilde ik wel bij horen.”
"Poelen van verderf"
Zoals de alternatievelingen nu naar OJC Niks in Horst trekken, zo trekken ze al decennia naar de jongerencentra in Nederland. Eric van Eerdenburg, nu directeur van Lowlands, Down The Rabbit Hole en Pitch, groeide op in het Drentse ‘lamlendige forensendorpje’ Roden. Daar ging hij op zijn veertiende al gauw naar Pentastoma, vertelt Van Eerdenburg. “Dat was een uit grijze betonblokken opgetrokken hufterproof gebouwtje, op een braakgelegen terreintje in het dorp, waar de jeugd samenkwam om zich te vervelen en te ontsporen. Alle clichés dat het poelen van verderf zijn, dat sfeertje hing er wel. De scene was ontzettend destructief in die tijd. Alles was er: speed, heroïne, hasj, lsd, en dat was ook het gevaarlijke eraan.”
Van Eerdenburg zat zelf niet aan de harddrugs, zegt hij, maar hij dreigde wel degelijk af te glijden. De jongerenwerkers hebben hem toen gezegd: “Wil je niet wat doen?” “En dat wilde ik wel. Toen ben ik bij het posterdrukclubje gegaan en ben ik bands gaan programmeren. De een moest een kratje bier brengen, een ander de aardappels schillen, een derde plakte de posters in de stad. Dat was amper organiseren te noemen, maar je voelde je wel een radertje in het geheel. Door die activiteiten daar voelde ik me beter. We organiseerden een simpel festival op een platte kar, er waren filmavonden, concerten van Herman Brood en Alquin, we gingen zelfs met z’n allen in een bus naar Pinkpop.”
Aan het werk gezet
Terug naar Horst. Ook Niek en Bas Nellen van Afterpartees begonnen al gauw zelf activiteiten te organiseren in OJC Niks. Niek: “Het fijne is hier: zodra je hier binnenkomt, mag je meteen wat gaan doen. De programmering is heel open. ‘Hier heb je wat budget, ga het maar regelen.’ Dat werkt heel motiverend.” Zelfs Kensington speelde twee keer in OJC Niks, vertelt Niek. Beide keren stond er slechts een man of tien. Verder gaan de activiteiten alle kanten op: van gabberavonden tot metal en van disco tot techno. Bas begint te grinniken: “Ieder jaar organiseren we een love night. Vorig jaar hebben we varkensingewanden gehaald bij de slager, en daar een liefdestunnel van gemaakt. Dat gaat véél te ver, maar het is hilarisch.”
Zo vond ook het eerste optreden van Afterpartees plaats in het café van OJC Niks. “Dat gaat heel simpel: gewoon je apparatuur neergooien en spelen maar”, lacht Niek. Bas: “Het was kut-slecht, natuurlijk. Ik was zo zenuwachtig dat ik de hele tijd mijn gitaarpartijen vergat, en we hadden nog maar vier liedjes. Aan het einde van de show stonden de meeste van onze vrienden buiten te roken. Maar als je de hele tijd in je oefenhok blijft? Dan kom je ook niet verder, dan heb je geen referentiekader.”
Zo kun je in een jaar gemakkelijk dertig shows doen, alleen al in de sozen in de regio van Horst. “En dat is de enige manier dat je beter wordt, het is zó belangrijk voor beginnende bands. Waarom denk je dat Kensington nu de HMH en Ziggo Dome weet te vullen? Omdat ze dit circuit ook hebben doorlopen. Stond ik met mijn metalcorebandje in Lottum, als eerste bandje om acht uur. Er staan dan maar zes man. Het was heel erg cool, dat meen ik serieus.”
Door een van die shows mag Bas niet meer in de soos in Lottum komen, lacht Niek. “Bas maakte de klassieke fout zich tegen het publiek te keren en te zeggen: ‘Hee, bedankt voor het klappen!’ Toen was hij echt afgeschreven: ze vonden hem een arrogante zak, een vieze Horstenaar.” Bas grijnst: “Maar ja: daardoor ben ik wel over mijn podiumangst heen gekomen.”
Er zijn op het moment een paar vrijwilligers in de zaal van OJC Niks aan het oefenen, vertelt Bas. Inderdaad, de overstuurde basklanken zijn ook in het café te horen. “Misschien kan de helft van hen een beetje spelen. Maar dat maakt niet uit: al kun je geen kut, door de bandjescultuur hier krijg je zin om zelf ook muziek te gaan maken.”
Kortom: maar al te vaak ontstaat in jongerencentra de eerste aanzet voor ambitie in muziek. Dat erkent ook Eric van Eerdenburg. Vijfentwintig jaar nadat hij voor het laatst voet zette in dat kleine hufterproof jeugdhonk in Roden, ging Van Eerdenburg nog eens bij zichzelf te raden: “Wie zijn nu echt belangrijk voor me geweest in dit leven?” De jeugdwerker Jelle hoorde daar zeker bij. “Via een oude lerares Frans ben ik hem gaan opzoeken. Hij bleek een cateringbedrijf te hebben, sindsdien werkt hij ook op Lowlands en Down The Rabbit Hole. Hij had zich echt over me ontfermd en heeft me voor het eerst aan het werk gezet. Achteraf gezien is het voor mij echt daarmee begonnen, en vanaf mijn veertiende is dat organiseren steeds doorgegaan, van heel klein tot steeds groter. Het eerste kiempje is dáár in Pentastoma opengegaan.”